Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van verleden naar heden 1951-2003

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van verleden naar heden 1951-2003

INLEIDING JAARVERGADERING GEREF. BOND 2003

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

De 97e jaarvergadering van de Gereformeerde Bond beleven we vandaag in een bijzonder jaar in de geschiedenis van de Nederlandse Hervormde Kerk. Daar zijn we ons allen terdege van bewust. Op 12 december 2003 staat het fiisiebesluit op de agenda van de triosynode. En hoewel er weinigen in de kerk zullen zijn die er vreugde aan zouden beleven als dit moeizame kerkordelijke traject nog weer met jaren verlengd zou worden - want niet alleen in de kerk, maar ook in de hervormd-gereformeerde beweging slijten we aan elkaar - , voor alles zijn we bevreesd vanwege de feiten zelf.

Donkere wolken pakken zich samen boven de kerk. Omdat we nog steeds niet kunnen inzien dat Samen op Weg op deze wijze tot zegen voor de kerk van Christus in ons land is. Waar begonnen werd met het elan van achttien predikanten die 'bewogen door de verwachting van het Rijk Gods en de opdracht der kerk in de wereld, er gezamenlijk van overtuigd waren dat naar eenwording gestreefd moet worden', is van die bewogenheid en verwachting in onze dagen weinig meer te lezen. We zijn vastgelopen in het stadium waarin we allen trachten nieuwe breuken en scheuren te voorkomen, vanwege het beheer of vanwege de belijdenis, vanwege de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeente of vanwege onbijbelse elementen in de nieuwe kerkorde. We zijn allemaal vastgelopen, laten we dat maar eerlijk erkennen. Het geldt beleidsmakers in de kerk, het geldt bezwaarden in de kerk. Donkere wolken pakken zich samen boven de kerk, zei ik. Zijn het de wolken van het oordeel over een kerk die ongehoorzaam was, over gereformeerde belijders die niet gebeden en getuigd hebben zoals zij moesten doen? Als we beseffen dat de zonde in de maatschappij in de kerk haar oorsprong heeft - naar een woord van ds. W. L. Tukker - , is ook te verklaren dat het oordeel in het huis van God begint. Het mag de doodsteek betekenen voor ons gelijk hebben, onze ongehoorzaamheid, onze ontrouw en verdeeldheid. Het mag een begin zijn van een roepen tot God. Op Wie anders is onze verwachting voor dit jaar en voor de toekomst, dan van Hem die het Hoofd van Zijn gemeente is? Bij Hem schuilen we, juist als de kerk door de crisis gaat.

En: naar Zijn Woord horen we. Die beleidslijn heeft het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond het afgelopen seizoen gekozen. In de veelheid van artikelen die rond het Samen op Wegproces verschenen zijn, was het de intentie de Heilige Schrift aan het woord te laten. Dat is een kwetsbare keus, ook naar jezelf toe. Want we mogen Gods Woord niet voor onze mening claimen, maar dienen eerlijk de stem van de Bijbel te horen. Een andere weg mogen we niet gaan. En juist dan ervaren we de gebrokenheid als die intentie niet verstaan wordt en de kerkelijke positie niet begrepen wordt: deze kerkorde is ongereformeerd en dienen we af te wijzen. Horigheid aan de tijdgeest brengt de kerk niet tot leven. Dit is niet de basis waarop we heil voor de kerk verwachten. Maar tegelijk zeggen we - en dat is geen SoW-massage, geen reductie op de kritische positie van de koers van de kerk - mogen we haar niet loslaten, waar ook de nieuwe kerkorde belijdt dat in gehoorzaamheid aan de Heilige Schrift als enige bron en norm van de kerkelijke verkondiging en dienst de drie-enige God beleden wordt.

Die roeping in de nieuwe kerk funderen we in de Schrift, in de notie uit onze belijdenis dat Hij Zijn kerk vergadert in de enigheid van het ware geloof. Maar daarmee staan we ook op de schouders van ons voorgeslacht, van generaties hervormd-gereformeerden voor ons. Dat is de spits van mijn bijdrage vanmorgen.

Geschiedenis

'Wij als gereformeerd-hervormden staan nu voor de keuze. Zullen wij uit vermoeidheid de strijd voor de gereformeerde kerk opgeven en ons beperken tot de bundeling van geestverwanten of zullen wij van binnenuit de kracht kunnen opbrengen om niet onszelf te zoeken maar ons geheel in dienst te stellen van de gereformeerde prediking en het gereformeerde belijden in de Nederlandse Hervormde Kerk? ' Deze vragen - hier geciteerd uit een geschrift van drs. W. Balke e.a. over de afkomst en toekomst der gereformeerd-hervormden - hebben in onze geschiedenis altijd geklonken. En naar die geschiedenis moeten we luisteren en van haar kunnen we leren, opdat we haar niet over hoeven te doen. Tegelijkertijd herhaalt die geschiedenis zich nooit op dezelfde wijze, zodat we op basis van het verleden in een nieuw tijdsgewricht de antwoorden weer moeten formuleren. De geschiedenis van de kerk is daarbij principieel nooit herhaling van eerdere posities. Ze is op een doel gericht, op de volledige doorbraak van het Koninkrijk Gods, dat in Christus onder ons gekomen is. Hij, de onuitsprekelijke gave van God, is het fundament van de gemeente en tegelijk de Voleinder van de historie. Zijn verzoening vormt het middelpunt van de heilsgeschiedenis, en mag daarom in de kerk beleden en geloofd worden. En wie door dat geloof Christus is ingeplant, behoort tot de kerk van vreemdelingen op aarde, leeft uit de belofte, is verbonden aan de toekomst des Heeren. Dat principieel toekomstgerichte van de kerk kan niet zonder verworteling in de historie. Kenmerkend voor de Nederlandse Hervormde Kerk mag genoemd worden dat ze haar kerkbegrip onder de leidende gedachte van het verbond gesteld heeft (Hervormd Pleidooi, pag. 12). In het spoor van Calvijn werd de kerk ook verstaan als historische factor van betekenis.

Maar met name is de kerk verworteld in de heilsgeschiedenis, in kruis en opstanding. De heilsdaden van God in Christus worden werkelijkheid in-de zondige situatie en omstandighedeh van de gelovige en van de gemeente'. Dan dienen we ook weet te hebben van de geschiedenis van de kerk zelf, van de wijze waarop in het verleden dë dwaalleer is weerstaan en de gemeente is gebouwd. Maar ook om te zien hoe God ondanks onze weerbarstigheid en afval het heil door Zijn Heilige Geest doet voortgaan, waar het Woord verkondigd wordt. 'De kerk mag met het uiterlijke geen genoegen nemen, maar zij weet dat niet de geschiedenis de uitzuivering van alle verkeerde elementen zal brengen doch eerst de wederkomst van Christus' (W. van 't Spijker). Die les dient ook heden onze • koers te bepalen!

Geestelijke vernieuwing

Op kruispunten in de geschiedenis- '• van onze Hervormde Kerk heeft dfe-belijdenis van onze gezamenlijke zdüdeti geklonken. En het gevaar is niet denkbeeldig dat wij allen dit er ook zekér 1 bij vermelden, als we de situatie in de gemeente van Christus nu in ogenschouw nemen. Het hoort er onder ons bij, als we over de kerk spreken. Maar als het niet werkelijk bij ons leeft, hebben we geen boodschap voor het geheel van de kerk. Schuld tegenover God, ontrouw inzake onze ge- M - hoorzaamheid aan Hem: welke ambtsdrager die met God leeft, weet er niet van. Dienen we ons nietsamen te ver-' ootmoedigen, als we de kerk bezien, als we onze gertieenten bezien? ' ' En dreigt niet het grote gevaar dat alle discussie over de toekomstige vereniging, over de voorliggende kerkorde, ons afleidt van zoveel reële geestelijke problemen die zich onder ons manifesteren? Of sluipende processen, waarvan je de voltrekking opeens gewaar wordt? Ik schrik als ik zomaar ineens hoor hoe respectloos ambtsdragers met de dienaar van het Woord kunnen omgaan. Ik schrik als je geconfronteerd wordt met een gemëente waarin men elkaar niet vast kan houden; van bespreking van thema's waarbij onze mening prevaleert boven wat God van ons vraagt. Ik schrik als je in aanraking komt met kleiner wordende gemeenten in verschillende regio's en een verschillende context, wier voortbestaan in menselijke zin zorgelijk is en waardoor de voortgaan-

de secularisatie haar gezicht Iaat zien. Ik weet het: er is veel meer over te zeggen -; en dat moet maar op een ander moment. Maar de kwestie is wel dat de momenteel allesbeheersende vraag wat u en ik doen als SoW onverhoopt doorgaat, velen blind maakt voor de werkelijke nood in kerk en gemeenten. Houden we elkaar vast in de vreze des Heeren? Waar we meegevoerd worden door de stroom van de tijdgeest en het leven met Hem teloor gaat, dienen al ónze eindeloze en oeverloze meningen zich aan. En daarom ? al de invoering van een nieuwe kerkorde en een samengaan van drie kerken, zonder geestelijke vernieuwing een schijnvertoning zijn. Maar ons verzet tegen die kerkorde en ons ijveren voor het gereformeerde karakter van de kerk - let wel: een zaak waartoe we geroepen zijn! - zal zonder geestelijke vernieuwing evenzeer een schijnvertoning zijn. Ik varieer hier op een uitspraak van de zendingsman Hendrik Kraemer, die deze woorden toepasje op de kerkorde van 1951.

1816

Als we 1951 noemen, noemen we direct ook 1816. Kerkordelijke kruispunten in de kerkelijke historie. In het jaar 1816 trad op 1 april een nieuw Algemeen Reglement in werking, waarvan men verwachtte dat het verlichte godsdienstbegrip van de paternalistische opperkerkvoogd koning Willem I en zijn adviseurs in de kerk zou doorwerken. Bij dat godsdienstbegrip hoorde het vermijden van leergeschillen. 'Elk kénde den anderen de vrijheid van denken toe, welke hij voor zichzelven verlangen mogt en zelf zich niet gaarne betwist zag', zo verwoordden de leidinggevenden A. Ypeij en J. J. Dermout (Geschiedenis der Nederlandsche Hervormde Kerk, deel 4, p. 670) dit negentiende-eeuwse plurale denken. De handhaving van de leer stond in het Reglement op gelijke hoogte met doelen als het bewaren van orde en eendracht en de aankweking van liefde voor koning en vaderland. Inzake de handhaving van die leer werd niets omschreven, noch inhoudelijk, noch procedureel. Kortom, geen kerkordelijke voorzieningen voor het functioneren van de belijdenis.

De oudste generatie predikanten onder ons heeft ten tijde van de handhaving van dit Reglement haar intrede in de kerk gedaan. Dat betekende een spanningsvolle afweging inzake het zoeken van een eigen plaats in de kerk. Dat heeft pijn betekend over het zo weinig belijdende karakter van de kerk, over het gedogen van allerlei wind van leer.

We mogen deze vergelijking met het verleden niet maken om de huidige kerkelijke nood te relativeren of onszelf te verlammen in onze blijvende roeping op te komen voor de waarheid Gods. Dat laatste gebeurt ook, als ons de vraag gesteld wordt wat tientallen jaren opkomen voor het leven naar de belijdenis de Gereformeerde Bond heeft opgeleverd en de suggestie klinkt dat we na al die jaren met lege handen staan. Wel, Gód weet wat het voor Zijn kerk en koninkrijk heeft opgeleverd. En in die wetenschap van het geloof mogen we in dankbaarheid terugkijken op al het werk dat door vorige generaties verricht is en mogen we staande op hun schouders, vervuld van dezelfde liefde tot de kerk, in deze tijd dienen.

Maar we lezen in de kerkgeschiedenis wél, opdat we eruit Ieren hoe ons voorgeslacht haar houvast niet zocht in de concrete kerkelijke situatie. Waar de leiding van de kerk geen oog had voor de worsteling om de inhoud van het Evangelie recht te verstaan, schikte men zich in classes en kerkenraden niettemin en hielden kerkelijke organen op 31 maart 1816 op te bestaan. De kerk kreeg als naam Nederlandsche Hervormde Kerk.

1951

Een vergelijking tussen de huidige kerkelijke situatie en die aan de vooravond van de invoering van de kerkorde van 19 51 mist op dit moment elke vrijblijvendheid. Hier wordt het spannend onder ons. Want binnen hervormd-gereformeerde kring klinkt de oproep om als de fusie onverhoopt doorgaat, te blijven staan op de hervormde kerkorde. Los van de vraag of dit in kerkordelijke zin mogelijk is, gaat het ons nu om de waardering van die kerkorde van 1951. Ook nu moeten we ons oogmerk voor deze vergelijking aan het licht brengen. Nee, het benoemen van schaduwzijden van 1951 is niet om de bezwaren tegen de huidige kerkorde - door het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond de jaren door als ondeugdelijk als grondslag voor een gereformeerde kerk benoemd - te relativeren. Dat zou niet minder zijn dan zagen aan de poten van het beleid van jaren. Aan die bezwaren doen we niets af. Het bestaansrecht en de bestaansplicht voor onze vereniging is ermee gemoeid, nu en in de toekomst. Maar we mogen wel kijken welke positie ons voorgeslacht een halve eeuw geleden in gehoorzaamheid aan de Heilige Schrift en in verbondenheid met de belijdenis van de kerk heeft ingenomen.

De kerkorde van '51 betekende een erkenning van het christocentrische karakter van de belijdenis, nieuw zicht op de betekenis van Israël, een poging de richtingstegenstellingen te overwinnen door het apostolaire te benadrukken, oecumenisch besef en oog voor het ontkerstende volk van Nederland. Het toen verwoorde oecumenische besef heeft ons nu gebracht bij SoW.

Maar de waarheidsvraag stond wel op de agenda van hen die 1951 voorbereidden. Daarom werd een van de kenmerken van deze belijdende kerkorde dat Gods Woord en de belijdenis in hun normatieve kracht erkend werden en de kerk zich zou bewegen in de weg van het belijden van de kerk. De ambtelijke vergaderingen worden in hun regering der kerk erkend, wat binnen onze beweging tot vandaag toe gehonoreerd is, ook waar pijn aan besluiten geleden werd. Het oecumenisch karakter van de kerk werd in verschillende artikelen benoemd. De kerk wilde belijdenis doen van de zelfopenbaring van de drie-enige God in gehoorzaamheid aan de Heilige Schrift en gemeenschap met de belijdenis der vaderen.

Een vergelijking met de periode die aan de aanvaarding van de kerkorde voorafging, wordt bemoeilijkt door het feit dat we nu niet alleen van doen hebben met de aanvaarding van een nieuwe kerkorde, maar dat deze in het kader staat van samengaan met twee andere kerken en de toevoeging van een luthers belijdenisgeschrift. We zeiden het eerder: de geschiedenis herhaalt zich nimmer op dezelfde wijze. We zien wel dat juist rond deze kruispunten mensen zich meer dan gemiddeld begaan weten met het belijdend karakter van de kerk. Dat gebeurt overigens ook onder niet-ortho-

doxe hervormden. Werd in 1948 de Zuringli-bond opgericht, omdat vrijzinnigen wilden blijven zeggen dat de Bijbel een feilbaar mensenwoord over God is en men de eis van gehoorzaamheid aan de Heilige Schrift verwierp, wij hebben te maken met Op Goed Gerucht, een platform van predikanten die sinds twee jaar 'voor iedereen het recht opeisen om het geloof te beleven op een manier die bij hem past'.

Reactie hervormd-gereformeerden Kerkorde-Commissie

Leerzamer voor ons is kennisneming van de wijze waarop binnen de kring van de Gereformeerde Bond gereageerd is op de belijdende kerkorde van 1951. Daartoe lezen we eerst in de 'Verzamelde Rapporten', opgemaakt door de Kerkorde-Commissie van de Gereformeerde Bond onder voorzitterschap van ds. Jac. Vermaas. In talrijke vergaderingen was deze commissie bijeengeweest, waarbij dr. J. Severijn een grote inbreng had. In mei 1948 komt men eenparig (een kleine vijftig predikanten) tot de conclusie dat 'het ontwerp-Kerkorde in de aangeboden vorm volstrekt onaanvaardbaar was'. Deze radicale uitspraak is slechts dan genomen, nadat 'het ontwerp ernstig bestudeerd en getoetst aan de Heilige Schrift en de belijdenis' is. In een 35 pagina's tellende brochure wordt dit oordeel nader onderbouwd.

• De kerkorde doet tekort aan de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeente en het synodale overheerst het presbyteriale;

• Raden en commissies hebben te veel bevoegdheid, wat niet alleen ondraaglijke financiële lasten zal betekenen maar ook grote kerkelijke bureaucra-

tie; • Er is fors bezwaar tegen de wijze waarop het vraagstuk van bestuur en beheer opgelost wordt.

• Uitvoerig wordt met name ingegaan op het artikel over het belijden van de kerk. 'In gemeenschap met de belijdenis der vaderen' behoeft geen kerkelijke binding aan de belijdenis in te houden. Het gaat niet alleen om de belijdenis der vaderen, maar om haar eigen belijdenis. De kerk dient ook te bestrijden en te weren wat haar belijdenis weerspreekt. De Hervormde Kerk heeft nog een belijdenis die naar de Heilige Schrift is en die nooit rechtens is afgeschaft. Er wordt hier verwezen naar het Algemeen Reglement van 1816, dat in artikel 11 sprak van haar leer, waarbij in 1874 nog getuigd is dat deze te vinden is in de Drie Formulieren van Enigheid, die 'rechtens nooit zijn afgeschaft'.

Na eerste lezing van de kerkorde, waarin een aantal wijzigingen vanuit het grondvlak van de kerk is overgenomen, zijn de bezwaren van de Kerkorde-Commissie van de Gereformeerde Bond niet weggenomen. Inzake het cruciale artikel X lees ik: 'Hier ligt het draagvlak van het kerkelijk leven. In dit artikel worden de Drie Formulieren van Enigheid in hun kerkelijk gezag niet erkend. Wordt dit aanvaard, dan zijn we als kerk uan karakter veranderd, (curs. door mij, PJV) In het reglement van 1816 was er nog, zij het formeel, een beroep op de leer. Thans is de Schriftopvatting vrij. Vereist is: binding aan de belijdenis, waarin de H. Schriften als heilige en goddelijke Schrifturen worden erkend, vgl. Artt. 2-7 der Nederl. Geloofsbelijdenis'. Ook spreekt de commissie uit dat terzake van de toelating der dienaren des Woord tot hun ambt, dient te worden vastgelegd dat zij verklaren dat zij de leer der Kerk - in alles overeenkomstig Gods Woord in de belijdenis der kerk neergelegd - oprecht aanhangen en zullen verdedigen.

De slotsom ten aanzien van het Ontwerp Kerkorde in Eindredactie is dezelfde als die ten aanzien van de voorlopige: deze kerkorde is voor ons onaanvaardbaar. 'Onze bezwaren die culmineren in hetgeen wij hebben aangevoerd tegen artikel X, blijven bestaan. De belijdenis mist haar kerkelijk gezag.'

Waarheidsvriend-artikelen Wie na kennisgenomen te hebben van deze brochure een middagje grasduint in enkele jaargangen van de Waarheidsvriend, leest bijna wekelijks variaties op hetzelfde thema: geen binding aan de belijdenis. D. Schouten (31 maart 1949): 'Als er één ding hier duidelijk is, is het dat deze beschouwing der belijdenis wel diametraal staat tegenover die der Vaderen.'

Prof. Severijn (28 juli 1949): 'Wij willen niet ontkennen dat artikel X, dat over het belijden handelt met een zekere mate van welwillendheid als orthodox kan worden geïnterpreteerd. Dat neemt niet weg dat de huidige redactie de binding aan de belijdenis vermijdt.' Hij concludeert dat dit ontwerp een achteruitgang en verslechtering betekent bij de organisatie van 1816.

Ds. J. J. Timmer (9 febr. 1950): 'Onze voorzitter, prof. Severijn, laat in de Waarheidsvriend zijn stem voortdurend horen tegen deze kerkorde en de gang van zaken. En toch zal misschien die nieuwe kerkorde wet worden in onze Herv. Kerk, ondanks het protest van de Gereformeerde Bond en anderen. Laten degenen die ons in gebreke stellen dan maar eens zeggen, waarin wij in gebreke zijn

.' Ds. Timmer, een week later: 'Van binding aan de belijdenisgeschriften is geen sprake. We komen weer in dezelfde mist te zitten, waarin de kerk de vorige eeuw heeft gezeten. (...) Als de kerk het zelf niet doet, moeten verenigingen van leden het doen: terug roepen tot Schrift en belijdenis'.

D. Schouten (2 maart 1950) voorziet dat 'vele hervormden voor en na de gelederen van Geref. Gemeenten en Chr. Geref. Kerk versterken. Om misverstand te voorkomen: ik zeg niet dat ik dit goedkeur, integendeel: maar ik schrijf slechts neer wat ik voorzie. In velerlei opzicht is de kerkorde beter dan de reglementenbundel, maar de reglementen bonden althans nog formeel van de belijdenisgeschriften; thans wordt dit twijfelachtig gesteld.' Deze feitelijke situatie in onze Hervormde Kerk is door de oud-secretaris-generaal dr. K. Blei benoemd in het boek De kerk op adem (p. 39): 'Het is de moeite waard, er aandacht aan te schenken hoezeer de pluraliteit in de kerk juist ook in het centrale kerkordeartikel over het belijden van de kerk (X) is verondersteld. (...) Het woord 'gemeenschap' drukt uit dat het in het belijden vandaag niet kan gaan om de eenvormigheid van het eenvoudigweg repeteren van de belijdenissen van de zestiende en zeventiende eeuw. (...) Het heden stelt ons nieuwe vragen, confronteert ons met nieuwe uitdagingen. Daarvan hebben wij ons rekenschap te geven. Zo kan het komen tot een niet tijdloos maar levend belijden van Jezus Christus vandaag. En in dat levend belijden komen wijzelf helemaal mee; wij in onze verscheidenheid.' Het belijden wordt hier ook getypeerd als het gaan van een weg, een 'zich bewegen in de weg van het belijden der Kerk. Belijden is niet statisch, maar dynamisch; er zit als het goed is be-weg-ing in. Ik onderstreep: in de Hervormde Kerk kent men de situatie van pluraliteit reeds lang.'

En nu?

Zijn we in lijn met ons voorgeslacht als we de voorliggende kerkorde voor de Protestantse Kerk in Nederland niet principieel maar gradueel anders zien als de hervormde kerkorde? Dan blijft het een vraag waarom de eenparigheid van de Kerkorde-Commissie - waarin predikanten uit Heusden en Garderen, uit Genemuiden en Gorinchem participeerden - ruim een halve eeuw geleden wel gerealiseerd kon worden en er nu zoveel spanningen onder ons zijn. Is het onderscheid tussen afwijzing van de kerkorde en het afwijzen van de kerk dan onvoldoende duidelijk gemaakt, ook door degenen die leiding geven aan de gemeenten? Ds. M. A. Kuyt heeft hier terecht aandacht voor gevraagd in een lezing over SoW, die op vele plaatsen in het land circuleert. Kunnen we de geestelijke en kerkelijke lijn volhouden die in onze sector van de kerk vanaf 1951 bewandeld is? Daar zal het wel om gaan. Die houding is uiterst diep en vol zeggingskracht verwoord in een lezing die ds. G. Boer in 1958 hield voor de jaarvergadering van de Hervormde Mannenbond: 'Onze plaats in de Hervormde Kerk... nu'.

Ds. Boer tekent - dan al! - de aangrijpende teruggang in de kerk, waar verschillende gemeenten niet meer in staat zijn de geregelde voortgang van de dienst des Woords en de sacramenten te onderhouden, dat er plaatsen zijn waar de gemeente weg is. Staat dat in onze tijd ook niet te gebeuren op plaatsen waar de hervormd-gereformeerde prediking klonk?

Nu na 1951 gebleken is dat de kerk tot in haar hoogste vergaderingen toe getoond heeft uit een ander geloof te leven dan het geloof dat aan het woörd is in de Geloofsbelijdenis, waar de volle autoriteit van het Woord Gods onvoorwaardelijk wordt beleden, is het dan geen tijd om de kerk te verlaten? Hij geeft aan dat die vraag hem beroert, maar ook het voorgeslacht heeft beroerd. En als die vraag in 2003 opnieuw klinkt, hebben we dan niet te luisteren naar hen die in een even vervallen situatie in de kerk op de belijdenis zijn blijven staan? 'Zij die bleven hebben de synodale stolp, die wederrechtelijk was opgedrongen, zuchtend en biddend als een oordeel Gods ver-dragen in de hoop dat de tijd komen zou, waarin als door een wonder Gods, de Kerk zou worden uitgeleid.' Daarbij is altijd weer zelfonderzoek nodig: betekent het blijven in de kerk niet een zich immer neerleggen bij verdere verzwakking van het reformatorisch belijden? Dat is ook voor ons nu een legitieme vraag! Ds. Kamphuis zal er nader op ingaan.

Ds. Boer benoemt dat 1951 gebracht heeft de zo al niet wettige dan toch wel feitelijke wettiging van veel ingestroomde dwalingen. Als ultiem voorbeeld daarvan geldt in 1958 de toelating van de vrouw tot de ambten, een beslissing in strijd met de Heilige Schrift, zoals die beslissingen er ook in onze jaren zijn. Moeten we het hem niet nazeggen als hij opmerkt dat de synode zichzelf onder censuur zet door in strijd met de Schrift te handelen?

En welke weg wijst onze oud-voorzitter dan? Niet het benoemen van de grondslag in de kerkorde, hoe daarvoor ook gestreden is. 'Maar zoals in een ruïne overblijfselen zijn van een huis, zo zijn ook in haar overgebleven tussen veel puin de grondslagen van de reformatorische leer. Binnen haar is het Woord, het Sacrament, het Verbond, de prediking, de Heilige Geest, ja, de levende God. Wanneer houdt een kerk op kerk te zijn? Wanneer zij in haar prediking verbastert, de sacramenten onzuiver bedient en haar kerkelijke tucht gebruikt om hen uit te drijven, die haar zouden bestraffen'. Ik kan het niet laten nog eenmaal zo'n sprekend citaat uit deze rede door te geven. Ds. Boer: 'Want het dilemma is niet: heengaan of blijven, maar de nek buigen voor God of voor mensen. Geloven wij bijvoorbeeld dat de beslissing de vrouwen toe te laten tot de ambten in strijd is met de Heilige Schrift - en ik geloof dat - dan is er geen andere keus dan God meer en eer te gehoorzamen dan de mensen. Dit is geen chantage of sabotage of revolutie, nog minder een solliciteren naar een nieuwe doleantie, maar eenvoudig het abc van het ware geloof, dat niet praat, niet discussieert, niet onder alle kerkpolitieke motieven zich laat muil-banden, niet rekent met ambt, brood, gezin, verloren of gewonnen invloed, maar alleen ziet op het gebod Gods en blind is voor de uitkomst.' Zo roept hij en roepen wij nu alle ambtsdragers terug tot de grondslag van de kerk: Jezus Christus en Die gekruisigd. Dienen wij niet te leren van de geschiedenis van onze kerk, waarin we steeds weer kruispunten naderen, van kerkordelijke en ecclesiologische aard? Maar waar de vragen niet strikt kerkordelijk beantwoord kunnen worden, maar theologisch en geestelijk. En dient die houding van verootmoediging en vastberadenheid ons en onze gemeenten niet te stempelen? Meer dan ooit hebben we ifodig een leven met God, een leven bij Zijn Woord, in eerbied voor Zijn majesteit en heiligheid, in een pleiten op Zijn ontferming en trouw.

En we bidden: 'Leer ons Heere, Uw weg; wij zullen in Uw waarheid wandelen; verenig ons hart tot de vreze van Uw Naam.'

P. J. VERGUNST

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 juni 2003

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Van verleden naar heden 1951-2003

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 juni 2003

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's