Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gelijk het pas gespeende kind zich stil bij zijne moeder vindt

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gelijk het pas gespeende kind zich stil bij zijne moeder vindt

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

'Zo ik mijn ziel niet heb gezet en stilgehouden, gelijk een gespeend kind bij zijn moeder! Mijn ziel is als een gespeend kind in mij.' [Ps. 131: 2]

Boven deze psalm hebben de vertalers het woord berusting geplaatst. Dat zou echter enig misverstand kunnen wekken. Berusting heeft namelijk voor menigeen een bijklank in de trant van je maar schikken in het onvermijdelijke. Maar de Heere is wel heel wat anders dan een noodlot. Daarom is het beter er boven te zetten: Rust in God. Die rust vindt de dichter in het heiligdom. Hier wordt de rust geschonken. We mogen namelijk niet vergeten, dat ook deze psalm een lied Hamaaloth is, een lied van opgaan. Op reis gegaan vanuit het Mesech (Ps. 120) waar hij het niet uithouden kon (zeg maar rustig: de stad van het verderf), is de dichter in Ps. 122 de poort binnengegaan, in Ps. 123 buigt hij zich neer, in 124 dankt hij God voor de verkregen verlossing en zo is er in elke volgende psalm wel iets terug te vinden van wat de dichter in of bij de tempel ziet, zegt of doet. Daarbij zijn prachtige lijnen te ontdekken, die helaas de omvang van een meditatie te boven gaan. Voor deze psalm is het voldoende om te wijzen naar het verband met de voorgaande. In Ps. 130 heeft de pelgrim zijn diepe nood bij de Heere gebracht. Vooral de nood van zijn schuld. Hopende en verwachtende op Gods goedertierenheid heeft hij zo veel gevonden, dat hij aan het einde van de psalm heel zijn volk oproept om de Heere te verwachten. Er is bij de Heere toch voldoende voor iedereen.

En dan nu in Ps. 131 straalt de vrede die hij met God mag hebben ervan af. Wij dan gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede bij God, zou Paulus zeggen. Het is hier zoals in een andere psalm: Keer mijne ziel tot uwe ruste weder. De pelgrim zegt het hier met woorden van David overgenomen. Hij begint met te zeggen dat zijn hart (de motor van zijn bestaan) en zijn ogen (de spiegel van de ziel) niet hoog zijn. Dat is maar goed ook, want hoge ogen zijn een van de zeven dingen die de Heere haat, zegt Salomo. Er is een geslacht welks ogen hoog en welks oogleden verheven zijn. Ondanks al die eigenwaan is het echter van zijn drek niet gewassen. Zoiets is niet uit de Vader, maar uit de wereld, zegt Johannes in zijn eerste algemene zendbrief. De hoge ogen van de mensen zullen dan ook vernederd worden.

Deze pelgrim is echter van genade levende klein geworden. Genade verootmoedigt. Dat straalt Gods kind de ogen uit. Je kunt het zien aan de poppetjes van zijn ogen. Het uit zich ook in zijn levensstijl: hij staat niet naar hoge dingen, maar is tevreden met het gewone. Dat kan ook als je geleerd hebt aan God genoeg te hebben. Het is daarbij goed erop te wijzen, dat deze pelgrim niet met zijn nederigheid staat te pronken voor de mensen. Er is ook zoveel nederige hoogmoed. Hoe meer REDACTIEIP.J. er over VERGUNST, ootmoed wordt KLEINE FLUITERSWEG gepraat, hoe minder er daadwerkelijk van is terug te vinden, denk ik wel eens. Ik wijs er echter op, dat deze pelgrim haar niet uitbazuint voor de mensen, maar dat het hier gaat over een stille spraak van zijn ziel tot God. Hij zegt het tot de Heere, die hem kent en doorgrondt. Hij zegt het misschien zelfs wel als verdediging tegen de beschuldiging van mensen, die hem maar hoogmoedig lijken te vinden. Heere, zo luidt het getuigenis van zijn eigen geweten, U weet dat het anders is. Zulke ootmoed is een zeldzaam gewas, dat op de natuurak' uitgestorven is, maar dat op de akker van de genade gedijt en dus ook wordt gevonden. Vlak naast dit plantje treffen wij op dezelfde akker het bloempje van de stilte in God aan. Prachtig is het beeld van het gespeende kind dat hier wordt gebruikt. Zoals je in Ps. 121 het mooie beeld vindt van het kleine kind dat aan de hand van zijn vader voortwandelt in zijn schaduw (De Heere is mijn schaduw aan mijn rechterhand), zo zien wij hier een kleine dreumes bij zijn moeder. Een kind van een jaar of drie. Tot die leeftijd bleef vroeger een kind aan de moederborst. Dan werd het gespeend, dat wil zeggen: het moest de moederborst ontwennen. Een feestelijke gebeurtenis blijkens Genesis 21, waar we lezen dat Abraham bij die gelegenheid een grote maaltijd maakte. Maar voor het kind zelf was het niet zo feestelijk. Het mist wat zo gewoon was. Het voelt zich afgestoten en denkt: is dit mijn moeder? Totdat het overgave leert. Dan vlijt het zich tegen de moeder aan en het wordt stil. Het spenen is voltooid. Het kind is een gespeend kind geworden.

Zo nu heeft al spartelend de ziel van de pelgrim rust gevonden bij God. Het ging niet vanzelf. De woorden 'gezet' J O H A N N E S 14:6 en 53, stilgehouden' 7316 MX APELDOORN, die in TEL. onze 055-5766660 psalm worden gebruikt, getuigen daarvan. Het onstuimige mensenhart is niet zomaar geëgaliseerd. Het is niet: Zee, zwijg stil en het werd stil. Hij moest er moeite voor doen. Het had in zijn binnenste gekolkt en gegonsd. Toch, hij mocht al stribbelend en worstelend de ruste vinden. Daar waar de mensenziel hopende op Gods Woord zich aan Zijn boezem neerlegt, daar verovert de stilte haar plaats. Daar wordt zij in de Heere gerust. Mijn ziel die naar de vrede haakt en het morrend ongenoegen wraakt, is in mij als een kind gespeend en heeft zich met Gods wil vereend. Daar zwijgt zij Gode stil. Levende van de vrede van Gods genade in Christus die alle verstand te boven gaat. Daar legt zij alle ongerijmde gedachten die in haar opwellen het zwijgen op. Zij snoert de onbehoorlijke oprispingen, die vooral uit haar eigen binnenste komen, de mond. En de Heere weet

ervan. Ai zeggen anderen wellicht dat jij maar een grote mond hebt. God is mijn getuige zegt de psalmdichter. Dat ligt in deze psalm verwoord in de eedsformule die hier wordt gebruikt (Zo ik niet...). Laat ieder van mij zeggen wat hij wil. God en mijn eigen ziel weten dat het anders is. Beste lezer, is er in uw binnenste nog zo veel onrust? Vanwege uw schuld en de gevolgen daarvan?

Vanwege het onrecht dat mensen u aandeden? Vanwege de moeite die u hebt met de wegen die God met u gaat? Draag dan uw nood het heiligdom binnen zoals deze pelgrim deed. Roepend vanuit de diepte zal uw ontstelde ziel zich mogen neervlijen tegen Hem die toch goed is, al dacht u eventjes van niet. Hoe hebt u het toch ooit van Hem kunnen denken? Hij is zo goed dat maar beter iedereen op Hem hopen kan. Daar eindigt de psalm dan ook mee, net al de vórige. Laat heef - het volk hopen op de Heere. Om te beginnen nu. . - 1 „

J. L. SCHREUDERS, AALST

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 juli 2003

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Gelijk het pas gespeende kind zich stil bij zijne moeder vindt

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 juli 2003

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's