Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een nieuwe sleutel voor Berkouwer

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een nieuwe sleutel voor Berkouwer

KUYPER, BAVINCK EN BERKOUWER [2]

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Na een uitvoerige maar in het licht van het tweede deel uan Van Keulens dissertatie toch nog beknopte weergave van de Schriftbeschouwing van Kuyper en Bavinck, ' volgt een veel uitgebreidere en diepgaander beschrijving van de Schnjtleer van 1 dr. G. C. Berkouiuer. Berkouwer is niet de directe opvolger geweest van Kuyper •en Bavinck aan de Vrije Universiteit. In 1940 werd hij daar bijzonder hoogleraar, " en in 1945 gewoon hoogleraar.

Het is duidelijk dat Van Keulen vooral Berkouwer voor het voetlicht wil brengen. Berkouwer is zijn grote liefde, dat merkje aan alles. Hij heeft letterlijk alles van hem gelezen. Daarom was hij ook de man die een bibliografie van Berkouwer heeft gepubliceerd. Alles wat hij geschreven heeft, is door hem geregistreerd.

Het'Werd een boek van ruim 700 bladzijden! Kunt u nagaan, hoeveel Berkouwer geschreven heeft. Ongelofelijk. Maar het is ook een beetje ongelofelijk wat Van Keulen van en over hem gelezen heeft. Want niet alleen BerkouWer zelf maar ook werkelijk alles wat er bver en rondom Berkouwer is geschreven, krijgt in zijn boek een plaats.

En alfe we dan nog daarbij bedenken dat'hij'zijn proefschrift van eveneens rüi«f7oo bladzijden in vier jaar heeft geschreven, dan neem ik wel mijn pet voor'hem af.

Maar al verscheen Berkouwer meer dan '25 jaar later op het veld van de théotógie, hij gaat wel duidelijk in het spoof van Kuyper en Bavinck. In die zin waren zij wel zijn directe voorgangers.

Temeer omdat wat tussen hen in aan de Vrije Universiteit was geleerd, geen diepfe sporen had nagelaten.

Isolement

Van Keulen laat zien dat die aansluiting bij zijn voorgangers vooral op te merken is in de eerste periode van Berkouwers theologiebeoefening. Na zijn proefschrft in 1932, dat ging over Geloof en openbaring in de nieuwere Duitse theologie, schreef hij in 1938 het ook voor velen van ons nog bekende boek over Het probleem der Schriftkritiek. In dat boek verdedigt Berkouwer de Schriftleer zoals deze door Kuyper en Bavinck was ontwikkeld. Opvallend is daarbij overigens dat hij toen meer in de lijn van Kuyper dacht dan van Bavinck. Dat wil zeggen dat hij de aarzelingen die Bavinck toen al liet merken, niet overneemt, maar meer zich beweegt in het massievere denken van Kuyper.

Dat kwam vooral naar voren in twee aspecten. Enerzijds in een sterke afwijzing van de moderne Schriftkritiek. Berkouwer liet in dit opzicht geen ruimte voor enige aarzeling, zoals dit bij Bavinck wel het geval was, zij het dan onofficieel. Aan de andere kant liet Berkouwer in dit boek geen enkele twijfel erover bestaan dat de Bijbel het onfeilbare en betrouwbare Woord van God is, dat voor ons absoluut gezag heeft.

Berkouwer besefte wel dat hij op deze manier in een isolementspositie verkeerde ten opzichte van de gangbare theologie. Maar dat had hij ervoor over. Hij wilde voluit gereformeerd theoloog zijn, ook als het om de Schrift ging.

Beweging

Maar de tijd ging verder. Voor Berkouwer betekende dit dat hij zich steeds meer ging bewegen op het brede veld van de theologie. Dat liet hem niet onberoerd. Karl Barth was bezig om zijn grote dogmatiek te schrijven en Berkouwer volgde hem op de voet. Ook de rooms-katholieke theologie kwam na de Tweede Wereldoorlog in een stroomversnelling en dat ontging Berkouwer evenmin. Dan waren er ook in eigen land theologen die een brede en krachtige uitstraling hadden, zoals met name K. H. Miskotte en op het gebied van de oudtestamentische bijbelwetenschap Th. C. Vriezen, met zijn invloedrijke dissertatie over het paradijsprobleem en zijn Hoofdlijnen der theologie uan het Oude Testament (1949). Er is gezegd dat Vriezen Berkouwers ogen ervoor heeft geopend dat men in een verantwoord-eigentijdse theologie aan de historische Schriftkritiek niet kan voorbijgaan.

Maar om dat inzicht te verwerven hoefde Berkouwer al niet meer buiten de Vrije Universiteit rond te kijken. Ook aan zijn eigen universiteit kwam het historisch-kritisch onderzoek van de grond. In de theologische faculteit gebeurde dit met name door N. H. Ridderbos met zijn beschouwingen over Genesis 1 en 2 en in de natuurkundige faculteit door prof. J. Lever met zijn geruchtmakende dissertatie over Creatie en evolutie (1956), waarin hij een evolutionistische invulling gaf aan het scheppingsverhaal.

In de ontmoeting en confrontatie met al deze stemmen uit de wetenschap is er beweging gekomen in Berkouwers theologie. Zo kreeg hij steeds meer waardering voor Barth. Eerder had hij een heel kritisch boek over hem geschreven. Na de oorlog volgde zijn De triomjder genade..., waarin zijn toenemende positieve waardering duidelijk naar voren kwam.

Hetzelfde gebeurde in Berkouwers visie op de rooms-katholieke theologie. Eerst een sterk kritisch boek hierover in zijn De strijd om het Rooms-Katholieke dogma en ook nog in zijn Conflict met Rome, later een veel positievere benadering in zijn twee boeken over het Vaticaans Concilie. Opmerkelijk is dat wat het Schriftgeloof betreft Berkouwer vooral onder de indruk is gekomen van wat rooms-katholieke theologen schreven over de menselijkheid van de Schrift. De Bijbel is Woord van God én woord van mensen. Dat werd voor Berkouwer de nieuwe sleutel voor het verstaan van de Schrift.

Stilteperioden

Het duurde wel even voordat Berkouwer zich daarover ging uitspreken. Treffend vond ik het gegeven dat Van Keulen aanreikt dat als het bij Berkouwer een poosje stil was, er een nieuwe ontwikkeling bij hem bezig was zich te voltrekken. Pas als hij daar genoeg helderheid voor zichzelf over had gekregen, ging hij erover schrijven. Zo zijn er meerdere van die stilteperioden geweest.

Wel is het Van Keulen daarbij opgevallen dat Berkouwer zelf het nieuwe in zijn denken nooit uitdrukkelijk heeft geaccentueerd. Integendeel, hij probeerde altijd zoveel mogelijk de verbinding te leggen met de vertrouwde, vroegere gereformeerde theologen, met name met Bavinck. Toch was het moeilijk voor hem om dit te blijven volhouden.

Van Keulen heeft in dit verband een opmerkelijke ontdekking gedaan. Het blijkt zo te zijn dat Berkouwer voortdurend Bavinck citeert, als hij in zijn lijn verder denkt. Maar als hij op een gegeven ogenlik op nogal fundamentele punten van hem afwijkt, dan zegt Berkouwer dit niet, maar dan noemt hij Bavinck gewoon niet meer. Maar dat gebeurt dan zo ongemerkt dat de goedgelovige gereformeerde lezer nog steeds in de waan verkeert dat Berkou-wer ook nu in de lijn van Bavinck is gebleven. Ik kom hier nog op terug, als het gaat om de vraag wat daar achter heeft gezeten. Van Keulen geeft daar namelijk een veelzeggend antwoord op.

Formeel en materieel

Toegespitst op de Schriftleer zijn het vooral de volgende elementen die de ontwikkeling van Berkouwers visie op de Schrift hebben bepaald. In de eerste plaats kreeg Berkouwer steeds meer moeite met a priori ervan uit te gaan dat de Bijbel het Woord van God is. Hij noemde dit een formeel Schriftgezag, dat vooraf ging aan een inhoudelijk verstaan van de Schrift zelf. Kuyper en ook Bavinck waren nog wel van dit formele Schriftgezag uitgegaan, en ook Berkouwer had dit tot nu toe gedaan. Maar nu wordt dit voor hem een niet meer begaanbare weg. Voor hem staat nu vast dat niet de Schrift als zodanig, formeel gezien, maar de inhoud van de Schrift ons moet brengen tot het geloof, dat we hierin met het Woord van God te maken hebben. Dus geen formeel maar een materieel Schriftgeloof en Schriftgezag.

In een wat later stadium hebben Berkouwers gedachten hierover zich nog verder toegespitst. Want de inhoud van de Bijbel te laten uitmaken welke goddelijke waarde de Schrift heeft, bleek toch iets te zijn wat niet zo vanzelfsprekend was. Want er staat in de Bijbel zo ontzaglijk veel, ook zaken en feiten die niet direct overtuigend duidelijk maken dat we hier met Gods Woord van doen hebben.

Berkouwer besefte dat terdege en daarom ging het er bij hem steeds meer om niet alleen dat we de Bijbel lezen, maar ook hóe we de Bijbel lezen. Want alleen als we de Bijbel goed lezen, komen wij tot de overtuiging dat de Schrift Gods Woord is. Maar wat is dan dat 'goede' lezen? Daarop heeft Berkouwer een tweeledig antwoord gegeven.

In de eerste plaats moeten wij volgens hem de Bijbel lezen met het oog op Christus en het heil dat in Hem ons van Godswege is geschonken. Dat moet het doel zijn, of zoals Berkouwer het noemde, de scopus van ons Bijbellezen. Het ging hem dus om een christologisch verstaan van de Schrift. Dat is de boodschap die de Bijbel aan ons wil doorgeven en daarop moet hij door ons worden getaxeerd. Dus niet al het andere dat de Bijbel ook vertelt, moet normatief zijn voor ons Schriftgeloof, maar het centrale wat hij ons verkondigt, waarvan de bijbelschrijvers getuigenis afleggen: Jezus Christus. Eigenlijk dus eenzelfde getuigenis als wat Paulus laat horen, als het om zijn prediking gaat: Ik wens niets anders onder u te weten dan Jezus Christus en die gekruisigd (1 Kor. 2:2).

Geloof

Daarnaast is er nog een tweede lijn die Berkouwer trekt. Niet alleen de inhoud, en dan met name het Christusgetuigenis, geeft het goddelijk gezag aan de Schrift, maar ook het geloof, waardoor we alleen de inhoud van de Schrift op een juiste wijze verstaan. In het juiste waarderen van de Schrift gaat het dus niet alleen om openbaring maar ook om geloof. Want openbaring zonder geloof blijft krachteloos. Gods openbaring wordt alleen in het geloof ontvangen en op de juiste wijze beantwoord.

In het verlengde daarvan geldt dit dus ook van de Schrift. Eigenlijk in een dubbele zin. De Schrift zelf legt er getuigenis van af dat Gods openbaring niet zomaar uit de hemel is komen vallen, maar werkelijkheid is geworden via het geloof en het geloofsgetuigenis van mensen die daarbij bijzonder verlicht en geleid werden door de Heilige Geest. Vervolgens voltrekt zich hetzelfde als wij de Schrift lezen. Alleen als we dat in het geloof doen, dan zal deze Schrift het Woord van God blijken te zijn, dat gezagvol op ons toekomt en als Gods Woord door ons wordt ontvangen. Berkouwer noemde dat de 'correlatie' tussen openbaring en geloof, en dus ook tussen Schrift en geloof. Dit zijn in hoofdzaak de elementen in Berkouwers Schriftleer die zijn latere ontwikkeling hebben gemarkeerd. In een volgend artikel gaan wij daar nog nader op in.

C. GRAAFLAND

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 juli 2003

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Een nieuwe sleutel voor Berkouwer

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 juli 2003

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's