Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Chaos en licht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Chaos en licht

KERNWOORDEN IN KERSTGEDICHTEN VAN ANDRÉ TROOST

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nietzsche en Johannes

'Het alles overheersende kenmerk van de wereld is van alle eeuwigheid chaos.' Het is een citaat van de vermaarde filosoof Nietzsche, waarin een complete levens- en wereldbeschouwing is uitgedrukt. Ik trof het citaat aan in een boekje met meditatieve gedachten, getiteld In liefde geloven, van de predikant-dichter André Troost. Hij had ook de bekende naoorlogse romanschrijver Willem Frederik Hermans kunnen citeren, die in zijn werk dezelfde visie gestalte geeft: de werkelijkheid waarin wij mensen leven is chaotisch en absurd. Het toeval of noodlot heerst. Een. roman als Nooit meer slapen is van die gedachte helemaal doortrokken.

Tegenover de uitspraak van Nietzsche plaatst Troost een heel ander citaat. In de eerste Johannesbrief leest hij iets totaal anders: God is 'licht' en in Hem is 'gans geen duisternis'. En hij voegt eraan toe: wie alleen maar chaos ziet, heeft de verkeerde bril opgezet. In de taal van het geloof zeggen we, aldus Troost: 'Het alles overheersende kenmerk van de wereld is van alle eeuwigheid: licht!' Achter de chaos van geweld en terrorisme toch het Licht. Chaos tegenover licht. Als vanzelf moet ik hierbij denken aan de titel van een lang gedicht van Isaac da Costa, de bekeerde jood, die rond het midden van de negentiende eeuw de tijdzang schreef: De Chaos en het Licht. Als motto gaf hij aan zijn tijdzang mee de tekst uit het begin van Jesaja 60: 'Maak u op, word verlicht, want uw licht komt, en de heerlijkheid des - HEREN gaat over u op.'

De dichter André Troost

André Troost - geboren in 1948 - is zowel predikant als dichter. Zo staat hij in de lange rij predikant-dichters die begon na de Reformatie en die grote dichters als Jacob Revius heeft opgeleverd. Dichters die de eeuwen door, in de taal van hun tijd, gedichten en liederen hebben geschreven voor de christelijke gemeente.

Troost begon als predikant voor de HGJB in de classis Heusden (1972-1974). Daarna was hij predikant van de hervormde gemeenten te Asperen en Ermelo. In 1994 volgde hij de bekende predikant-dichter Jaap Zijlstra op als predikant voor bijzondere werkzaamheden ten behoeve van de Stichting 'Diensten met Belangstellenden', in en rond de Engelse Kerk aan het Begijnhof te Amsterdam. Thans is hij hervormd predikant in Heusden.

Troost heeft veel publicaties op zijn naam staan: dagboeken, meditaties, dichtbundels en liedbundels. Hij promoveerde in 1998 op de predikantdichter Willem Barnard/Guillaume van der Graft, een keuze die karakteristiek is voor Troost. De titel van zijn proefschrift - Dichter bij het geheim - is fraai gekozen: 'Dichter' heeft twee betekenissen tegelijk. Het spel met de taal verbindt André Troost met Guillaume van der Graft.

Zijn bekendste liedbundel is wel Zingende gezegend uit 1995, waarin ook veel gedichten uit vorige bundels zijn opgenomen. Daaruit kies ik enkele gedichten of liederen die gericht zijn op Kerst.

Het licht

In de kerstgedichten van André Troost keert een aantal woorden steeds terug. Het zijn blijkbaar kernwoorden voor de dichter. Drie ervan zet ik hier apart: het licht, het zaad en het lam. Het kernwoord 'licht' sluit naadloos aan bij wat hij schreef over chaos en licht in het reeds genoemde boekje over de eerste Johannesbrief. Een van zijn eerste dichtbundels heet dan ook treffend: Bedelen om licht. Licht is ook het centrale woord in het volgende gedicht:

DE WERELD IS OPNIEUW BEGONNEN De wereld is opnieuw begonnen: God heeft in eigen vlees en bloed de oude oerzee overwonnen, de woeste oeverloze vloed.

Licht! spreekt de Heer - en zie: op aarde te middernacht een hemels licht, - en in het oog van haar die baarde weerkaatst de glans van zijn gezicht.

God kan zijn schepping niet vergeten, Hij geeft zijn sieraad nimmer prijs; wil niemand van zijn wetten weten, Hijzelf bewaart het paradijs.

Geen slang, hoe listig, kan verleiden de Zoon die wandelt in de wind; ziehier de Mens voor alle tijden, welsprekend God - zijn eigen kind!

God dank! Hij is ons trouw gebleven, de kerk, die is en blijft zijn bruid! Haar naam staat in zijn hand geschreven, geen watervloed wist die nog uit. De liefde die Hij haar verklaarde houdt stand in voor- en tegenspoed - zo wordt de wereld nieuwe aarde, volkomen en voor altijd goed!

Heel mooi is het verband dat de dichter legt tussen het Licht van de kerstnacht en dat van Genesis 1: 'En God zei: Er zij licht. En er werd licht.' God staat aan het begin van de schepping van hemel en aarde. Hij staat ook aan het begin van de nieuwe schepping, de wonderlijke geboorte van Zijn Zoon.

Het zaad

Een tweede kernwoord in Troosts kerstliederen is het 'zaad', een woord met een diepe betekenis. Het gaat om het beeld van het zaad dat sterft in de akker, dat ontkiemt en oprijst als

graan. Zo ging Christus de weg van kribbe naar kruis, van graf naar opstanding. Het beeld van het 'zaad' vinden we onder andere in het lied 'O stad van David, Bethlehem'.

O STAD VAN DAVID, BETHLEHEM O stad van David, Bethlehem, hoe klein, verhef met kracht uw stem, want hier is Hij die koning is, wiens land vol melk en honing is!

O stad van Rachel, van uw graf wentelt dit kind de grafsteen af; Maria heeft een zoon gezoogd: Gods rechterhand, die tranen droogt.

O stad van Ruth, 0 huis van brood, hier is het zaad dat in de dood ontkiemt en oprijst, hoog als graan - uw akker zal vol koren staan!

O stad van herders, zie het lam dat al uw zonden op zich nam; gij schapen, deze herdersvorst verjaagt uw honger en uw dorst.

O stad van David, Bethlehem, voorbode van Jeruzalem, al is wieg en woning klein, hier zal Gods liefde koning zijn!

Bethlehem is verbonden met Rachel, met Ruth, met David. Daar is de Heiland geboren en in de velden eromheen bevonden zich de herders. Het is de stad waar vele bijbelse lijnen samenkomen. Bethlehem is bovenal de stad van Davids grote Zoon. Bethlehem betekent letterlijk: Broodhuis. Op prachtige wijze maakt de dichter hiervan gebruik. Graan komt voort uit de stervende graankorrel. En het graan levert brood op. Zei Jezus niet van Zichzelf: 'Ik ben het Brood des Levens? '

Het lam

Een derde kernwoord in de kerstgedichten van Troost is het 'lam'. Christus is het Lam dat geslacht is. Na de kribbe volgde het kruis. Johannes de Doper gebruikte hetzelfde woord: 'Zie, het Lam Gods dat de zonde der wereld wegneemt.' Troost gebruikte deze woorden al in het hierboven geciteerde gedicht 'O stad van David, Bethlehem'. In het vierde couplet daarvan lezen we: 'zie het lam / dat al uw zonden op zich nam'. Ook inhet volgende gedicht komen we het beeld van het lam - gekoppeld aan de herder - tegen.

0 ZOON VAN GOD, 0 ZUIVER LAM 0 Zoon van God, 0 zuiver lam, ik kom met lege handen; Gij koning die ter wereld kwam, Heer ouer alle landen, hoezeer ik van U houd, geen myrre en geen goud, geen wierook breng ik U, geen hulde bied ik U - niets dan twee lege handen.

0 lam van God, ik kom met schroom, want aan mijn beide handen, al vouw ik die veelvuldig vroom, kleeft bloed en schuld en schande.

0 kind van Bethlehem, cjinds wenkt Jeruzalem, kom, lam van God en ga met mij naar Golgotha - Gij zijt mijn offerande!

Ik zie in deze kleine stal uw hulpeloze handen: zo kwetsbaar teer en toch nu al geboeid door duizend banden. De schaduw van het kruis valt dreigend in dit huis - reeds nu is levensgroot het teken van de dood geschreven aan de wanden.

O lam dat aan mijn zonden lijdt, ik kom - mijn vuile handen die wast Gij af - uw heil bevrijdt van alle schuld en schande. O lam dat voor mij bloedt, 0 herder die mij hoedt, Gij scheldt mijn schulden kwijt -met uw barmhartigheid vult Gij mijn lege handen!

Diverse draden zijn door dit lied heengeweven. Allereerst het lam: Christus is het 'zuiver lam', het lam 'van God', het lam 'dat bloedt'. De tweede draad zijn de handen van de 'ik': 'lege handen' (couplet 1), handen waaraan 'bloed en schuld en schande' kleeft (couplet 2), 'vuile handen' (couplet 4). In het vierde couplet keert in de slotregel 'lege handen' uit het eerste couplet terug. Zo sluit het eind aan bij het begin, zodat we kunnen spreken van een lied met een ronde of cyclische bouw. En hiermee stelt André Troost ons op indringende wijze deze vraag: Hoe gaan we naar Bethlehem, met volle of met lege handen?

J. DE GIER, EDE

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 december 2003

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Chaos en licht

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 december 2003

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's