Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de pers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de pers

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Öe laatste bazuin

Zo luidt de titel van een reeks boeken geschreven door Tim LaHaye en Jerry B. Jenkins. In ons blad zijn de verschillende delen kritisch en afwijzend besproken door ds. H. Veldhuizen. Toch blijken ze als warme broodjes over de toonbank van vele boekhandels te vliegen. De belangstelling voor de aanvechtbare visie op de eindtijd is op zich begrijpelijk. De tijden die we in de wereld de laatste decennia beleven roepen veel vragen op. De schrijvers van 'De laatste bazuin' kennen geen enkele aarzeling in hun beantwoording op die vragen. Ze lijken daarbij de Bijbel aan hun kant te hebben: zo en zo staat het allemaal in het laatste bijbelboek. Onlangs verscheen van de hand van dr Jan Hoek een nieuwe studie: Hoop op God. Daarin geeft hij aandacht aan 'eschatologische verwachting', dus ook aan de vragen en antwoorden die Tim LaHaye en Jerry B. Jenkins in hun boeken geven. Bij de verschijning van zijn boek had Theo Klein in het Centraal Weekblad van 27 februari een kort interview met hem over de genoemde boeken.

Wat is er mis met dit genre theologische thrillers?

'Niet ueel. Ik zeg ook niet dat mensen die boeken niet mogen lezen. Maar ik merk dat ze onder christenen tot onrust leiden. Dat is de reden dat ik er in mijn boek ouer eindtijdverwachting op inga. In dit genré theologische thrillers luordt aan de hand uan bijbelboeken als Openbaring en Ezechiël een scenario geschetst uan het eind uan de wereld. Een rode lijn in die boeken is dat de gelovigen, uoor de grote rampen zich op aarde uoltrekken, zullen worden opgenomen. Dat is misschien uoor ueel gelouigen een rustgeuende gedachte, maar je kunt dat niet zo maar uit de Bijbel afleiden. Toch merk ik dat ueel lezers die boeken niet als fictie zien maar als een soort aanhangsel uan de Bijbel, waarin net als uroeger bij Hal Lindsey, de eindtijd uit de doeken wordt gedaan. Zo wordt het eigenlijk gepresenteerd. Leerlingen hierop school uerwijzen er naar met een "hierin staat toch duidelijk...". En als ik op zondagmorgen uoorga, hoor ik bij gesprekken in de consistorie ook met regelmaat uerwijzingen naar deze boeken. Wat ik vooral wil zeggen is: "lees die boeken niet als een soort hardleiding uoor de eindtijd".'

De schrijuers zuigen het allemaal uit de duim? 'Dat niet. Maar deze 'reportage-eschatologie' komt op uelen ouer als bijbelgetrouw maar rammelt op ueel punten. De romans zijn gebaseerd op een zeer eenzijdige theologie waarbij allerlei bijbelse genres door elkaar worden gebruikt, teksten uit verschillende tijden met uerschillende achtergronden op e'en hoop worden geveegd en in een model worden gestopt. Deze eindtijdtheologie is uooral populair op een aantal Amerikaanse theologische faculteiten die erg met oogkleppen op werken. Er is bijuoorbeeld geen dialoog metgelouige theologen die op een andere manier met de eindtijdteksten omgaan.'

Dan klop thet theologisch misschien niet helemaal, maar is dat een ramp? Mensen kunnen toch slechtere boeken lezen? 'Ik ben heel blij als mensen door deze boeken gaan nadenken ouer de eindtijd. Maar er zitten ookgeuaarlijke kanten aan. De inuloed uan dit soort theologie gaat uerder dan je in eerste instantie denkt. Leuen met de gedachte datje als gelovige wordt opgenomen voor de ellende uan de eindtijd begint, doet je anders in de wereld staan. Het legt de inzet uoor deze wereld in het hier en nu lam. "Deze wereld is er toch om naar de bliksem te gaan, " is de gedachte. Je moet nooit iets beoordelen naar zijn extremen, maar zo'n denkkader kan bijuoorbeeld een keiharde po-litiek bevorderen, die geen rekening houdt met het milieu. Aan het feit dat de bijbel anders spreekt ouer de bedoeling met deze schepping wordt dan uoorbijgegaan.'

Dus toch maar niet meer lezen? 'Wel lezen, maar bespreek ze vervolgens in de gemeente in het kader uan een gesprekskring of iets dergelijks. Onderzoek met je medegelouigen wat de theologische achtergronden uan die boeken zijn, of er andere bijbelse visies op de eindtijd zijn.'

Reportage-eschatologie, een veelzeggend woord. Wat de schrijvers LaHaye en Jenkins bieden, lijkt op wat in de jaren tachtig uit de pen van de Amerikaan Hal Lindsey vloeide. Juist vandaag (23 maart) lees ik nog weer een bericht van deze Lindsey in het Reformatorisch Dagblad. Hij voorzegt de ondergang van de VS 'met een beroep op de Bijbel'. Ik citeer uit dit bericht: 'Deze verschuiving behoort tot de gebeurtenissen die volgens het bijbelboek Openbaring aan de wederkomst van Jezus Christus voorafgaan.' Waarom zijn juist bijbelgetrouwe christenen gevoelig voor dit genre publicaties. In Ambtelijk Contact (februari 2004) gaat dr. D. Visser, christelijk gereformeerd predikant in Broeksterwoude, in op deze vraag: waarom heeft het chiliasme juist ook op gereformeerde christenen zo'n invloed? Dr. Visser stelt dat er binnen het chiliastisch denken nogal wat verscheidenheid is. De boeken van LaHay en Jenkins zitten op de lijn van wat heet het 'pretribulationistisch perspectief. 'Daarmee wordt de overtuiging bedoeld dat de Heere Jezus elk moment kan komen om zijn gemeente op te nemen. Dat gebeurt in elk geval voor de grote verdrukking. Daarna komt Hij weer terug om zijn Koninkrijk te doen komen. Deze vorm van chiliasme • is jong, maar momenteel het meest populair', aldus dr. Visser.

'Elke uorm uan chiliasme heeft vergaande consequenties voor de wijze waarop de bijbel wordt gelezen en begrepen. Ik beperk me nu tot die stroming in het chiliasme die zegt dat de gemeente elk moment kan worden opgenomen. In deze theologie wordt er in het ene werk van God een scherpe scheiding gemaakt tussen Israël en de gemeente. Gods weg met Israël . kent een tijdelijke onderbreking, waarin Hij •. zijn weg met de gemeente uan Christus gaat. In het einde der tijden (onze tijd) pakt God. ; de draad met Israël weer op. Aanstaand hoogtepunt is de opname door Christus van zijn gemeente. Daarna keert Christus met zijn gemeente terug. Dan uindt de toespitsing uan de wereldgeschiedenis plaats in en om Israël, met name Jeruzalem.

Deze opuatting heeft consequenties uoor de wijze waarop zowel het OT als het NT worden gelezen. Veel oudtestamentische profetieën gaan uolgens deze opuatting nu in ueruulling of zullen hun letterlijke vervulling nog krijgen, onder andere de herbouw uan de tempel uit Ezechiël.

In deze opuatting kan Christus' gemeente geen uerbondsgemeente worden genoemd zoals het OT ouer het uerbond met Abraham spreekt. Als er uan een uerbond kan worden gesproken, is dat een persoonlijke zaak. Het gaat erom door wedergeboorte Christus te Ieren kennen. Wie wordt wedergeboren, moet zich uoegen bij de gemeente. Die keuze komt uit in belijdenis van geloof, waarna de gelovige (als volwassene) wordt gedoopt. Daarom is ook de kinderdoop uerwerpelijk. Die mag zeker niet uit de besnijdenis worden ajgeleid. In deze theologie heeft de gemeente uan Christus een andere plaats dan in de gereformeerde leer. Ze is niet de uerbondsgemeente, maar een uerzameling indiuiduelegelouigen.

Verder worden woorden uan oudtestamentische pro/eten, Jezus en apostelen ouer de toekomst gezien als een reportage uan de toekomstige gebeurtenissen. De bijbel wordt

niet alleen naast de krant gelezen, maar als de'Krant. Daarbij wordt vooral naarstig gespeurd naar wat er over Israël staatgeschreuen.

Alle chiliasten zijn het er over eens dat de stichting van de staat Israël in 1948 een belangrijk teken is. Toen sproten de bladeren uan de vijgenboom uit (Matt. 24:32-42). Als Jezus met de vijgenboom Israël bedoelt en de stichting van de staat in 1948 met het uitspruiten, maakt dat de conclusie onontkoombaar dat de zomer nabij is. De komst van Christus staat voor de deur. Dan zijn wij het geslacht dat niet zal voorbijgaan uoordat de Here is gekomen. De komst uan Christus is dan te berekenen. Deze interpretatie is echter in strijd met de waarschuwing die Jezus zelf geeft; uitgerekend in aansluiting op de les van de vijgenboom in Matt. 24:36 en 42. Waakt, want niemand weet de dag en het uur. LaHaye en Jenkins laten zich in hun berekening door die waarschuwing enigszins weerhouden. Ze zijn echter uast ouertuigd dat 194.8 de ueruulling uan de woorden uan Jezus is. Daarom weten ze (bijna) zeker dat Christus uoor 2025 komt en dat wij in de eindtijd leuen. Dat maakt onze tijd tot een spannende tijd, uoor wie gelouig het nieuws (ouer Israël) uolgt en de bijbel leert lezen.'

Dr. Visser stelt dan de vraag aan de orde hoe het toch komt dat steeds meer leden uit zijn kerken deze chiliastische mening zijn toegedaan. De eerste reden ligt in het feit dat chiliasten de bijbel letterlijk opvatten als het over de wederkomstgaat.

'De CGK staan ook een letterlijke opvatting van de bijbel voor, ervan ouertuigd dat het Woord van God ons betrouwbare informatie geeft. Dat was in de negentiende eeuw al zo, maar zeker in de twintigste eeuw als reactie op het historischkritisch bijbelonderzoek waarin van de betrouwbaarheid van de bijbel weinig leek ouer te blijuen. Opmerkelijk is echter dat de reactie op dit kritische onderzoek grotendeels net zo westers en rationalistisch was als dat onderzoek zelf. De een zei: zo kon en kan het letterlijk niet gaan. De ander zei: zo ging en gaat het wel.

Het is belangrijk om te zien dat in de bijbel betrouwbare informatie en letterlijke opuatting geen synoniemen zijn. De bijbel is een oosters boek, profetisch en poëtisch. Hij bevat geen reportages achteraf of vooraf, maar de geestelijke boodschap uan God. Die boodschap geldt in de eerste plaats de hoorders uan toen, maar behoudt uoor alle tijden geldigheid. Het is alleen de vraag hoe. Door onze westerse manier uan denken moeten we ons niet laten uerleiden speculatief om te gaan met de bijbel, zoals naar mijn ouertuiging in het chiliasme gebeurt. Daarin worden willekeurig uit heel de bijbel gedeelten en teksten samengevoegd tot een leer over de toekomst. Er worden uitspraken gedaan over de dag van Christus' wederkomst op grond uan de les van de uitspruitende vijgenboom, waardoor duidelijk is dat de zomer nabij is. Dat die vijgenboom Israël is, wordt ontleend aan andere teksten waarin met de uijgenboom Israël wordt aangeduid. Voor de bewering dat het in Matt. 24 ook om Israël gaat, heb ik echter tot nu toe geen exegetische onderbouwing gelezen. Volgens mij ualt het ook niet aan het gedeelte te ontlenen, maar slechts aan een chiliastisch dogma dat op de klank uan een woord afgaat.

Klankexegese blijkt ook in de uitleg ouer de zomer. Die wordt opgevat als een positief beeld, als aanduiding van Christus' komst. Zo is dat bij ons, in de lijn uan het lied: eens komt de grote zomer. In Israël is de zomer echter de tijd uan de hitte die dikwijls uerschroeiend en ondraaglijk is. Zo gebruikt Jezus hier het beeld uan de zomer, als aanduiding uan het moment waarop de hitte van Gods toorn openbaar komt. Dat gebeurt in de verwoesting van de tempel. Veel mensen uit de tijd uan Jezus hebben dat meegemaakt. Daarom kon Hij zeggen dat dit geslacht het zal meemaken.

In de gelijkenis uan de uijgenboom geeft Jezus antwoord op de vraag wanneer de tempel zal worden uerwoest en niet op de uraag naar zijn komst (zie Matt. 24 : 4). Uitzijn hele antwoord blijkt echter dat die twee uragen nauw samenhangen. De verwoesting van de tempel hangt met de wederkomst samen. Daarin staatHij voor de deur.

In onze tijd zijn de gebeurtenissen in en om Israël, vanaf de stichting uan de staat in 1948, een belangrijke reden om het chiliasme als waarheid te omhelzen. De eindtijd is echter niet in 1948 begonnen, maar in Jezus' kruis en opstanding. Heel zijn toekomstprediking gaat daarvan uit. Ze richt zich op de ueruulling bij zijn komst. Daarom roept Jezus zijn discipelen op niet over zijn komst te speculeren of zich tot berekeningen te laten verleiden. Het enige wat Hij van hen vraagt, is om waakzaam te zijn.

De kerk heeft die waakzaamheid echter dikwijls uit het oog uerloren, zoals de discipelen in Gethsemane. Die kan ook uit het oog worden verloren door chiliastische theorieën, waardoor de nadruk komt te liggen op de dingen die aan de komst uan de Here uoorajgaan, uanaf de stichting uan de staat Israël. Het kan schijnwaakzaamheid in de hand werken. Jezus zegt niet: waakt uanaf 1948. Maar op de vragen van de discipelen is zijn appèl (op hen): waakt. Dat kunnen we alleen leren als we ons niet laten afleiden, ook niet door chiliastische speculaties. Jezus verkondigde niet wanneer Hij komt, maar dat Hij komt. Lopen christenen die het chiliasme omarmen niet het gevaar zich meer te concentreren op het eindtijdschema dat ze uit de bijbel menen te kunnen aflezen dan op wat Christus zelf zegt? Het gaat om concentratie op Christus zelf.'

Hier spelen ook invloeden van evangelische christenen binnen reformatorische kerken. Het denken in het kader van het verbond raakt uitgehold door een nadrukkelijk accent op het persoonlijk geloof van de enkeling.

Terecht noemt dr. Visser ook zaken als een verkeerde letterlijke exegese plus klankexegese. Verder: een ogenschijnlijk bijbelse interpretatie van actuele, historische gebeurtenissen met name in en om Israël. Ten slotte: er is meer aandacht voor het moment en de wijze waarop Christus komt, dan voor de komst van Christus zelf en de bijbelse waakzamheid die daarbij hoort.

J. MAASLAND

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 april 2004

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Uit de pers

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 april 2004

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's