Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De opstandig geloofd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De opstandig geloofd

Opgewekt uit de doden

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zelden werd een heilsfeit zo snel en fel bestreden, als het heilsfeit van de Opstanding. Het begon al in de vroege morgen van Pasen. Christus was nog maar nauwelijks opgestaan of de ontkenning was al geboren. Het Mattheüsevangelie doet ons verslag. De wachters die het graf van Jezus moesten bewaken zijn in panische angst bij het graf vandaan gevlucht. Dodelijk geschrokken door de blinkende hemelse gestalte, die zich zetelde op de afgewentelde steen, nemen zij de wijk. Daarbij hebben zij in ieder geval één ding ontdekt: het graf is leeg! En nog voordat dit paasevangelie de vrouwen en de discipelen bereikt heeft, wordt de boodschap van het open en lege graf aan de overpriesters gedaan. Maar de boodschap van het lege graf stuit op versteende harten. Door middel van een fors betaalde leugen wordt de Opstanding van Christus ontkend en ontkracht.

Versteend ongeloof

Dit versteende ongeloof in de Opstanding heeft zich niet beperkt tot hen die buiten de gemeente stonden. Ook binnen de christelijke gemeente bleek het opstandingsgeloof een bestreden zaak. Paulus schrijft daar over in de eerste Korinthebrief. Er zijn er in de gemeente die het paasfeit niet meer letterlijk kunnen meemaken. Sommigen verbonden dat met de onmogelijkheid dat doden kunnen opstaan en concludeerden dat dit dus met Christus ook niet het geval kan zijn geweest. Bovendien zag men in bepaalde gevallen de zin van de Opstanding niet. Voor de wedergeborene was de opstanding al verleden tijd. Men was door het geloof immers al een opgestaan mens, wat deed de Opstanding er dan eigenlijk nog toe? Kort door de bocht gesproken redeneerde men: dood is dood.

Wie zijn oor vandaag te luisteren legt, merkt dat er in de moeite om de Opstanding te geloven niet veel veranderd is. Ook de moderne mens acht de Opstanding van Christus onacceptabel. Het is iets wat strijdt met het gezonde verstand. Deze twijfel grijpt ook om zich heen in de kerk. Waar van de Godsgeschiedenis 'een verhaal' wordt gemaakt 'dat gaat', daar komt men uiteindelijk tot de conclusie dat de Opstanding wel waar is, maar niet écht is gebeurd. Velen willen niet verder gaan dan te zeggen dat de Opstanding slechts symbolische waarde heeft en 'geestelijk' geduid moet worden. Sluit deze spiritualisering van het heil niet naadloos aan in een tijd waarin het geloof in wonderen als achterhaald wordt beschouwd?

Kracht van het Paaswonder

In de Korinthebrief trekt Paulus fel van leer tegen deze ontkenning van de Opstanding. Juist de lichamelijke Opstanding van Christus uit de doden is de zenuw van de christelijke hoop. Als dit wordt ontkend, dan komt alles op losse schroeven te staan! Dan blijft uiteindelijk van het christelijk geloof niet meer over dan een ruïne. Het geloof is één grote leugen, indien Christus niet uit de dood is opgestaan. Dan begint deze heidenapostel niet volgens het Griekse denkmodel alles te beredeneren. Hij wil in zijn betoog de Opstanding van Christus niet 'kloppend' maken. Daarom gaat hij de Opstanding niet bewijzen, maar belijden. Het heilsfeit van Pasen vraagt niet om begrip, maar om geloof. Daarom put Paulus zich uit in het verkondigen van dit heil. Dat moet ook de kracht van het paaswonder zijn in onze tijd. Niet dat zij bewezen wordt, maar dat zij verkondigd én geloofd wordt.

Soms is het daarbij nodig om de keerzijde daarvan te laten zien. Om te schilderen wat de gevolgen zijn van de ontkenning van dit geloof. Deed de Heere Jezus dat ook niet op deze wijze bij zijn discipelen, toen Hij hen zei: Wilt gijlieden ook niet weggaan? Daarbij confronteerde Hij hen met de gevolgen van het niet-volgen en niet-geloven. Paulus doet dat in de Korinthebrief ook. Hij laat zijn lezers en ons voelen wat het betekent als Christus niet is Opgestaan. Als niet Hij de dood, maar de dood Hem heeft overwonnen... Dan zijn de prediking en uw geloof ijdel. Paulus bedient zich hier van ferme taal. Want ijdel betekent leeg. Dat wil zeggen leeg in de zin van vruchteloos, nutteloos en onbetekenend. Het lijkt wel wat, maar het is niks. Omdat het leven er uit is, omdat de inhoud ontbreekt. Zonder het paaswonder stroomt er geen bloed meer door de aderen van prediking en geloof. Als deze levensader ontbreekt, rest niets meer dan de dood. Dan blijft de wanhoop over.

Want wat heb ik aan een dode Jezus? Dan kan ik met verwondering bij het kruis staan, dan kan ik diep onder de indruk raken van het lijden van Christus, maar blijf ik steken bij Zijn graf. Dan kom ik niet verder dan liet slotkoor van de Mattthaus Passion: wir setzen uns mit Tranen nieder. En de zegeroep van Christus aan het kruis 'het is volbracht', wordt versmoord in het ondoordringbare duister van de dood. Want als Hij in het graf blijft, dan heerst de dood nog over Hem en kan Hij de verworven gerechtigheid niet uitdelen. Wie blijft steken bij het graf moet zeggen dat de dood nog leeft en daarom de levende in zijn dood is en voor altijd blijft. Als dat de werkelijkheid is, dan zijn we de ellendigste van alle mensen. Dan is er in dit leven wellicht hoop op Christus, maar is het voor eeuwig verloren als ik sterf. Want zonder Opstanding heerst de zonde nog in ons. Paulus schrijft: zo zijt gij nog in uw zonden. Het gevolg van een gesloten graf is dat we blijvend onder de schuld en het oordeel der zonden liggen. Want hoe kan Christus verlossen van de dood, als Hij zelf nog onder de macht van de dood is?

Christus is opgewekt

Een boodschap die daarom niet getuigt van een levende Christus, laat een mens in zijn zonde en daarmee in zijn verdoemenis en dood. Een prediking die Christus niet uitstalt in Zijn overwinning op de dood, laat de hoorders liggen in hun zondegraf. Het gaat er dus niet alleen om dat we van de Opstanding zeggen dat het een historisch feit is. Maar het opstandingsevangelie moet ook geproclameerd worden. Waar dat niet gebeurt, daar begraven we Christus opnieuw. Dan vullen we de prediking misschien met gewichtige woorden, maar rollen we tegelijkertijd zware stenen voor het graf. Dan prediken we misschien wel met heel veel ernst de val van de eerste Adam, maar verzuimen we de Opstanding van de tweede Adam met kracht aan Adamieten te verkondigen. Als de verkondiging niet uitdraait op paasprediking, dan blijf ik achter met een dode Jezus en blijf ik in mijn zonden. Want dan is er geen levende Christus Die mij van deze zonden vrijmaakt. En als Christus mij niet van mijn zonden vrijmaakt, dan sta ik er in het gericht van God alleen voor. Als de Verlosser nog in Zijn graf ligt en de vraag komt:

wat zal een mens geven, tot lossing van zijn ziel? , dan moet ik voor eeuwig het antwoord schuldig blijven.

Paulus draait er bij de Korinthiërs niet omheen als het om de consequenties gaat van het niet-geloven in de Opstanding van Christus. Juist deze insteek gebruikt hij om des te overtuigender te laten uitkomen dat Christus wel degelijk is opgestaan. Juist voor mensen die te horen krijgen dat ze zondaar zijn en midden in de dood liggen en daar in eigen kracht niets aan kunnen veranderen, is dat een lied van verlossing en bevrijding. Maar nu Christus is opgewekt uit de doden! En het verrassende is dat Paulus niet uitlegt hoe dat precies zit. Dat wel-geloven in de Opstanding zet hij niet uiteen in een rationeel betoog, door allerlei bewijzen aan te dragen. Maar hij poneert de boodschap als een feit. In deze duistere wereld, waar de dood het voor het zeggen lijkt te hebben, moeten de mensen het horen: Hij leeft! En daarbij heeft de apostel niet voor niets voor de Korinthiërs eerst een donkere achtergrond geschilderd. Hij liet ze hun verloren leven zien, indien de dood het laatste woord zou hebben. Ellende en verdoemenis zouden het gevolg zijn. Tegen die inktzwarte achtergrond tekent hij met kracht het blinkende licht van de paasmorgen. Als een woord van hoop klinkt het te midden van een met schuldbeladen wereld: maar nu, Christus is opgewekt!

Paasjubel

Dat woord en die boodschap krijgen haar kracht, omdat het de verkondiging is van het heil in Christus. Hij heeft die vreselijke dood, in wiens verschrikkelijke kaken wij allen dreigen om te komen, verslagen. Hij droeg de oorzaak van deze dood, namelijk onze zonde en schuld met zich mee aan het kruis. Hij liet zich berichten in het gericht van God en daalde daardoor af in onze dood. Wie dan hoort en gelooft: 'maar nu, Christus is opgewekt', gaat de taal van de Opstanding verstaan. Die mag horen en meezingen: nu jaagt de dood geen angst meer aan, want alles, alles is voldaan! Die heeft genoeg aan de proclamatie van Pasen: Jezus leeft en wij met Hem, dood waar is uw schrik gebleven? Want Hij heeft gezegd: Ik leef en gij zult leven. Bij die boodschap gaat het schuldverslagen hart van vreugde sneller kloppen. Dwars tegen alles in wat tegen mij getuigt en wat bij mij onmogelijk is, opent de Heere Zelf een weg ten leven. Ik kom mijn dood niet te boven, ik kom niet onder het gericht van God uit, ik heb niet verdiend dat de dood aan mij voorbij zou gaan. Want de bezoldiging der zonde is de dood. Maar door Gods genade is op deze wereld een graf ontsloten en een weg ten leven geopend.

Daarom klinkt het 'maar nu' van Paulus, als het 'nochtans des geloofs'. Omdat de Heere Zelf levende hoop schenkt door de verdienste en het werk van Zijn Zoon. Het paasevangelie mag daarom de blijde jubel zijn, midden in de nacht van het lijden, de zonde en de dood. Zij hebben namelijk niet meer het laatste woord, want Christus is opgestaan. Mijn Heere en mijn Heiland leeft en daarom zal Ik Zijn lof zelfs in de nacht zingen, daar ik Hem verwacht. Paulus schilderde de Korinthiërs de radeloosheid van de nacht, indien Christus niet is opgestaan. Maar als de paasjubel gaat klinken in onze harten, dan komt er midden in de donkerste nacht hoop en verwachting. Dan laat de Heere ons in het paaswonder zien, dat in de Opstanding van Christus Zijn Kerk geborgen is. In de Opstanding van Christus ligt de waarborg en de gararr- 1 tie voor de Zijnen, dat zij voorgoed buiten het bereik van zonde, dood en verderf zijn.

Jezus zeide: Ik ben de Opstanding en het Leven; die in Mij gelooft zal leven, al ware hij ook gestorven; En een iegelijk, die leeft, en in Mij gelooft, zal niet sterven in der eeuwigheid. Gelooft gij dat?

M. Messemaker, Oud-Beijerland

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 april 2004

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

De opstandig geloofd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 april 2004

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's