Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geoordeeld naar hun werken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geoordeeld naar hun werken

ALS IK STERF, WAT DAN...? [4]

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ontstaan

De hel is er gekomen, doordat de zonde er gekomen is. Waar de zonde begon, begon ook de hel. Met de val van de engelen, die in opstand kwamen tegen hun Schepper. Daarom is er ergens die plaats van straf ontstaan in ons heelal, al kunnen we haar, net als de hemel, niet aanwijzen. Het is de laats waar 'de worm niet sterft en het uur niet uitgeblust wordt' (Mark. 9, 8), 'de buitenste duisternis' (Matt. 2, 13); 'het eeuwige vuur' (Matt. 18, 8); een niet-gekend zijn door de Heere (Matt. 7, 23); een plaats waar het geeen zal zijn en het tandengeknars (Matt. 13, 42).

In Openbaringen wordt het een aantal keer 'de tweede dood' genoemd (Openb. 2, ii; 20, 6 en 14 en 21, 8). Het gaat in deze uitdrukkingen uiteraard om symbolen. Deze beelden van de hel dienen niet letterlijk genomen te worden. De werkelijkheid waarnaar zij verwijzen, echter wel. De hel is een plaats die echt bestaat.

'De hel is een vreselijke plaats vol wanhoop en wroeging, van machteloosheid en woede, omdat er een besef is van de hemelse heerlijkheid, waar men geen deel aan heeft', schreef iemand.

Definitief?

Nu wordt de vraag wel eens gesteld of dit korte leven tussen wieg en graf werkelijk beslissend kan zijn voor de nimmer eindigende eeuwigheid. De tegenstelling tussen hemel en hel is zo absoluut en definitief. Is het niet onbarmhartig zo'n definitief onderscheid te baseren op het ene korte leven dat een mens hier op aarde leidt? Je kunt het nooit meer over doen. Je kunt het niet meer goed maken. Het wordt als onrechtvaardig en sadistisch ervaren, wanneer mensen op grond van dit ene leven voor eeuwig verloren zouden zijn.

Daarom geloven velen binnen de christelijke kerk dat Gods liefde uiteindelijk steker zal zijn dan het ongeloof van de mensen. Dan zal het toch nog met iedereen goed komen. De hel zal uiteindelijk een soort van louteringsweg blijken te zijn geweest. Anderen spreken wel over een hel, maar die hel zal uiteindelijk ophouden te bestaan. De ongelovigen houden uiteindelijk gewoon op te bestaan; ze verdwijnen in het niets.

Weer anderen prediken de alverzoening of het heilsuniversalisme: iedereen wordt zonder meer behouden door Christus. Je kunt niet meer verlo-ren gaan sinds Pasen. Toch is dit alles buiten de Schrift om.

De Bijbel spreekt over eeuwig leven en eeuwige straf. En Johannes 3, 36 zegt: 'Die in den Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die den Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijjt op hem.' Juist dat blijvende van de toorn van God onderstreept ook de blijvende werkelijkheid van het verloren zijn.

Liefde?

Hoe kun je nu Gods liefde rijmen met de hel?

Wij kunnen ons een hel niet voorstellen. Maar we moeten niet vergeten dat ons voorstellingsvermogen nooit criterium voor het geloof mag zijn. Want een hel die onrechtvaardig is, bestaat niet. En ook niet een hel die in strijd met Gods liefde zou zijn.

Als iemand de liefde van God afwijst, kan hij niet meer zeggen dat de hel in strijd is met Gods liefde. De hel is er juist, doordat mensen die grote liefde verwerpen. Serieuzer kan God ons in Zijn liefde niet nemen.

'Er zijn maar twee soorten mensen', schreef iemand, 'zij die tot God zeggen: Uw wil geschiede, en zij tot wie God eindelijk zegt: uw wil geschiede.' Maar is de straf op het ongeloof dan niet erg zwaar, vraagt iemand. Op die vraag moeten we antwoorden dat God kennelijk de zonde zo erg vindt dat er zo'n ontzettende straf op staat. En die straf is rechtvaardig. God is niet Ie-mand Die Zich in Zijn drift laat gaan en geen maat weet.

Iedereen ontvangt precies wat hij verdient. Zelfs zij die verloren gaan, zullen eens moeten erkennen dat Gods oordeel rechtvaardig is.

Vanuit de werkelijkheid van het verloren gaan en het bestaan van een hel mogen we onszelf afvragen: 1. Weten wij ons geborgen in het bloed van Jezus Christus? 2. Binden wij op alle terreinen de strijd aan tegen het kwaad? 3. Waarschuwen wij anderen nog? Een dominee schreef: 'Wat zijn dat dan voor mensen, die zeggen dat ze rekenen met het bestaan van een hel en vervolgens niet ijlings hun familie, vrienden en buren opzoeken en hen dringend opwekken om tot geloof te komen.'

Dat is iets om over na te denken.

Gradaties Overigens, zoals er gradaties in heerlijkheid zijn, zijn die er ook in verlorenheid. God houdt rekening met de mate waarin mensen in de gelegenheid waren kennis te nemen van Zijn Woord. Hoewel de hel een eeuwige straf is, is er beslist geen sprake van één grijze massa in het grauwe duister, waar alle zondaren op één hoop

worden gegooid. Er zijn gradaties in het lijden. Jezus zegt in Matthéüs 11, 21-22: 'Wee u, Chorasin, wee u, Betsaïda! Want indien in Tyrus en Sidon die krachten

zijn, reeds lang zouden zij zich in zak en as bekeerd hebben. Doch ik zeg u, het zal voor Tyrus en Sidon dragelijker zijn in de dag des oordeels dan voor u.' Een lichtere straf dus voor Tyrus en Sidon, omdat zij minder mogelijkheden hebben gehad dan de andere stedeh. De mens wordt niet alleen geoordeeld naar zijn werken, maar ook naar wat hij gedaan zou kunnen hebben.

Een ander woord van Jezus over verschil in straf vinden we in Mattheüs 23, 14: 'Wee u schriftgeleerden en Farizeeën, gij huichelaars, want gij eet de huizen der weduwen op, terwijl gij voor de schijn lange gebeden uitspreekt. Daarom zult gij zwaarder oordeel ontvangen.' Een zwaardere straf dus voor hen die willens en wetens verkeerd gehandeld hebben.

Hetzelfde zegt Jezus ook in Lukas 12, 47-48: 'Die slaaf nu die de wil van zijn heer kende en geen toebereidselen getroffen heeft, of niet gedaan heeft naar de wil van zijn heer, zal vele slagen ontvangen. Wie echter die wil niet heeft gekend en dingen heeft gedaan, die slagen verdienen, zal er weinige ontvangen.'

We zien hier dat er een relatie bestaat tussen de kennis die men heeft van Gods openbaring en de zwaarte van de straf die men ontvangt.

Samenvattend moeten we zeggen dat zij die verloren gaan, geoordeeld zullen worden naar hun werken (Rom. 2, 6; 2 Kor.n, 15; 2 Tim. 4, 14; Openb. 20, 12, 13; 22 > I2 ) en dat dit betekent dat een ieder een verschillende straf ontvangt, gebaseerd op de mogelijkheden en onmogelijkheden die hij in dit leven heeft gehad.

Overgeven

De gedachte aan het voor eeuwig verloren gaan, kan ons dol maken. Ook de gedachte aan het verloren-zijn van familieleden en vrienden kan ons enorm benauwen. Wat dat laatste betreft: ik geloof niet dat dat Gods bedoeling is. Wij weten niet altijd hoe iemand heengegaan is. Maar we kunnen er ook niets meer aan toe of af doen. Het oordeel over een mensenleven moeten we geheel overlaten aan God.

Dat kan ons best eens onrustig maken. Maar met al die vragen mogen we vluchten naar de troon der genade. Om ze aan God te leren overgeven. Waar we wel druk mee mogen zijn, is onze geliefden en vrienden en bekenden die nog in leven zijn, de goede weg te wijzen zolang het nog kan. Ook zelf moeten we ons bezinnen of we op de goede weg zijn.

Op het moment dat wij sterven, zal het glashelder zijn hoe wij hadden moeten leven. Het zal u in een moment duidelijk zijn wat u had moeten doen en wat u hebt nagelaten.

Misschien mag ik u daarom een persoonlijke vraag stellen. Hebt u wel eens een traan gelaten om uw eigen verlorenheid buiten Jezus? Hebt u vrede gevonden in het bloed van het Lam? En: hebt u wel eens een traan gelaten om mensen die de Heere Jezus niet kennen in uw familie- of vriendenkring? Hebt u wel eens een nacht wakker gelegen of gebeden voor iemand die dreigt naar de hel te gaan?

Weet u wat Paulus schrijft in Romeinen 9? 'Ik zeg de waarheid in Christus ik lieg niet, dat het mij een grote droefheid, en mijn hart een gedurige smart is. Want ik zou zelf wel wensen verbannen te zijn van Christus, voor mijn broederen, die mijn maagschap zijn naar het vlees.'

Met andere woorden, er is één ding dat Paulus veel verdriet doet. Het is een onophoudelijke pijn in zijn hart. Dat is de toestand van zijn eigen Joodse volk. Echt, ik zou zelf van Christus afgesneden willen zijn, als ik daarmee mijn broeders van de ondergang zou kunnen redden, zegt hij.

Misschien zouden wij ook eens iets meer tot onszelf moeten inkeren. En wat meer tot anderen moeten uitgaan. Wat meer bewogenheid moeten kennen. Wat ernstiger overtuigd raken var de realiteit van hemel en hel en wat meer gerichtheid moeten hebben op mensen die Jezus niet kennen. Opdat wij en zij niet komen op die plek van angst en spijt.

J. FLIKWEERT, RlJSSEN

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 november 2004

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Geoordeeld naar hun werken

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 november 2004

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's