Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de pers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de pers

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Noodklok en valkuil                                                                                                                                   Wie de kerkelijke pers trouw volgt, kan weten dat er vorig jaar een pittig debat is ontstaan over de toekomst van het protestantisme. De Engelse theoloog Alister McGrath gooide de knuppel in het hoenderhok door te stellen dat hij voor het protestantisme eigenlijk geen toekomst zag, maar wel voor de evangelicalen en de katholieken. Prof. dr. A. van de Beek reageerde in het blad Wapenveld met de stelling dat hij voor de evangelicalen nu juist geen toekomst zag omdat ze teveel meedeinen op de golven van de tijdgeest. Welnu, de discussie tussen beide heren heeft een herhaald gevolg gekregen in de pers, tot zelfs een studiedag van de Vereniging Ph.J. Hoedemaker toe. Eind 2004 echode de discussie nog na in twee interviews: in het Nederlands Dagblad (24 december) en in Soteria (kwartaalblad voor evangelische theologische bezinning, 21e jaargang nr. 4).
Het ND bracht beide theologen samen in een boeiend gesprek, gevoerd door de journalisten Aldwin Geluk en Wim Houtman, die boven hun verhaal zetten: De toerist in de kerk.
En in Soteria voerden Koos van Noppen en Nelly van Kampen-Boot het gesprek met prof. Van de Beek en citeerden in het opschrift laatstgenoemde: Het farizeïsme is helemaal terug.  In de twee gesprekken borduurt Van de Beek min of meer op hetzelfde thema: de kerk is er voor Christus. Een zorgwekkende valkuil vandaag is dat wij te veel zelf willen doen om de boel te redden. Ons te veel willen bewijzen naar de wereld toe. Ik citeer uit Soteria het volgende fragment van prof. Van de Beek:

Eigenlijk ligt mijn front niet bij de evangelischen, zegt Van de Beek, gevraagd om een toelichting. Mijn pijlen zijn vooral gericht op de gereformeerde gezindte. Ik signaleer een tendens van arminianisme, de gedachte dat wij zélf kiezen voor het geloof. 'Ik geef mijn hart aan de Heer. Ik kies voor Hem.' Wat dat betreft, ben ik 'Dordts': wij wórden gekozen, we wórden aangesproken. In de moderniteit ben je altijd óf subject ('ik doe iets') óf object ('iemand manipuleert mij'). Maar het meest wezenlijke van ons menszijn is dat wij het 'onderwerp (subject) van een passieve zin' zijn: ik wórd geboren, ik wórd gevoed, ik wórd opgeleid. 'Wat hebt jij dat gij niet hebt ontvangen?'

Ik constateer in de kerken een sterke nadruk op onze eigen activiteit. Dat komt ook tot uiting in de manier waarop de kerk krampachtig probeert aantrekkelijk te zijn voor de wereld, terwijl het erom gaat aantrekkelijk te zijn voor haar Heer. Het geheimenis van het geloof komt weinig aan de orde. Als ik het concept-beleidsplan van mijn gereformeerde-bondsgemeente zie, had dat evengoed een beleidsplan van een gezelligheidssoos kunnen zijn. Het draait om vragen als: Hoe houden we de mensen bij elkaar? Hoe maken we het aantrekkelijk voor de jeugd?'
Van de Beek zou het voldoende vinden als de gemeente in haar beleidsplan dit accent zou leggen: 'wij prediken Jezus Christus en Dien gekruisigd'. Of een uitwerking van het begin van Psalm 78: de verhalen over de daden van God in het voorgeslacht doorvertellen aan de komende generatie opdat ze niet in dezelfde zonden zouden belanden als hun voorouders. Maar, zo wordt hem dan gevraagd: er is toch een verstaanskloof ? Van de Beek reageert met:
Die is er wel, maar die los je niet op door allerlei zogenaamde hermeneutische bruggen te slaan. Als dat nodig is sta je ofwel met je geloof niet meer in de cultuur waarin je leeft en moet je jezelf steeds 'vertalen', of je geloof is voor jezelf al een buitenplaats geworden. Ik denk dat velen in de kerk bij zichzelf niet onderkennen hoe hun geloof aangevochten is. Dan krijg je een soort twee-werelden-model, dat ze geïnternaliseerd hebben. Maar als je zelf midden in de wereld staat, en weet wat er te koop is, dan is dat deel van jezelf geworden. In die cultuur leef je en denk je. Ook je reflecties op het christelijk geloof hebben daarin dan al gestalte gekregen. Als gelovige ben je dan geen lid van een subcultuurtje, een gemeenschap met een boodschap, die je vervolgens moet 'vertalen' naar anderen. Je bent toch mens in die wereld? Het probleem is daarom niet de 'communicatie van het evangelie' en de 'cultuur'. Het probleem is dat mensen een eigen cultuurtje hebben gesticht waarin ze zichzelf veilig voelen om de wereld buiten te houden.
Op dit moment zie je, zowel binnen als buiten de kerk, dat mensen zó in hun eigen wereldje opgesloten zitten, dat ze niet zien wat er buiten hun kring gaande is. D66'ers verschillen daarin niet van veel kerkmensen. Ze hebben hun eigen wereldje gecreëerd, waarin ze volstrekt niet meer in de gaten hebben wat er in de cultuur gaande is. Kijk maar naar de paniek rond moslims.

Waar gaan de wegen dan uiteen tussen wat prof. Van de Beek bepleit en anderen om hem heen, zo wordt hem gevraagd en hij antwoordt als volgt:
Het probleem ontstaat denk ik daar waar het nieuwe leven, de opstanding, wordt gezien als óns nieuwe leven. Dan beschouwen mensen zich als 'een goed christen', zonder dat er ook maar sprake is van een groeiend besef van 'Hij moet wassen, ik moet minder worden'. Opstanding wordt dan gezien als vooruitgang. Ik citeer vaak een gezegde van mijn vader: 'Een christen groeit wel, maar als een koeienstaart'.

Aan tafel lazen we onlangs Lukas.13, waar staat: 'Van het ogenblik af, dat de heer des huizes is opgestaan en de deur gesloten heeft, dan zullen jullie beginnen buiten te staan en aan de deur te kloppen, zeggend: Here, doe ons open, en Hij zal zeggen: Ik weet niet vanwaar jullie zijn.' Een rare volgorde: De heer zal opstaan en de deur dichtdoen. Je verwacht het omgekeerde, namelijk dat hij opstaat om de deur te openen. In het Grieks staat het er nog krasser, in de trant van: 'Vóórdat die lui binnenkomen, moet ik de deur op slot doen.' Het gedeelte begint met de vraag: 'Zijn het weinigen die behouden worden?' Waarop Jezus antwoordt: 'Strijdt om in te gaan door de enge poort, want velen zullen ...', en dan komt dat verhaal. De deur staat dus niet op een kier; hij zit dicht. De 'buitenstaanders' zijn mensen die zeggen: 'Heer, hoe kan dat nu? Wij hebben met u gegeten en gedronken en u hebt in onze straten geleerd.' Gewone kerkmensen. Hij zegt: Ik heb niets met jullie, jullie horen niet bij mijn wereld. Dan zou je denken: niemand komt erin. Maar, nu volgt het gedeelte: 'Ik zeg u: velen zullen komen van oost en west en noord en zuid en zullen aanliggen in het Koninkrijk Gods'. Wie zijn daar bedoeld, in de context van Lucas? De moordenaar aan het kruis, de tollenaar, hopelozen, die niet meer voor- of achteruit kunnen. Ze wórden gered. Het is helemaal geen kwestie van kiezen.
Toen ik hier onlangs over preekte, waren mensen daar ondersteboven van. Ik ontving heftige reacties, e-mails.  'We weten heus wel', was de teneur, 'dat we geen perfecte christenen zijn, maar we doen toch ons best, we bouwen toch aan het Koninkrijk van God?' Daar zit precies het punt waar het om gaat: we worden niet gered omdat we als christen al een aantal stapjes in de goede richting hebben gezet. Alsof ons christen-zijn een garantie is om het Koninkrijk binnen te gaan. Alsof opstanding een terzijdestelling van het kruis is! Opstanding is alleen maar de bevestiging dat de Gekruisigde verheerlijkt is.
In veel orthodox-protestantse gemeenten - of ze nu van de Gereformeerde Bond, de Christelijke Gereformeerden of andere denominaties zijn - hebben mensen het gevoel dat ze best aardige christenen zijn. Daaronder zit ondertussen een enorme leegte. Het is wachten op de volgende generatie, dan vergaat het hun net als in de Gereformeerde Kerken in Nederland. Op het moment dat je met een been in het Koninkrijk van God meent te staan, een fijne gemeente te vormen, me fijne preken ... .
Het zijn volkomen kritiekloze, aardige, best bedoelende christenen, die niet meer weten wat de diepte van het geloof eigenlijk is. Vrijzinnigen zijn wat dat betreft op dit moment veel kritischer.'

Een aantrekkelijke kerk?                                                                                                   
In beide interviews komt de vraag op tafel hoe de kerk zich in onze cultuur het beste naar buiten kan presenteren. In Soteria wordt Van de Beek daar ook een vraag over gesteld. Wil je mensen buiten de kerk de blijde boodschap doorgeven dan zul je ze toch eerst moeten bereiken? 
Zeker. Maar de mensen zijn in zichzelf verdeeld, ze leven in talloze werelden. Als je niet gegrepen bent door de Heer die ons uit genade redt, en het christen-zijn een van de facetten van je leven wordt, dan duikt vroeg of laat de vraag op: hoe moet ik dat evangelie 'verkopen'? Terwijl als het authentiek bij je hoort, dan zie je wel hoe dat loopt. Je kunt het niet organiseren.'

Stel nu eens dat u gemeentepredikant bent in Veenendaal en er zijn mensen in uw gemeente die een brandend verlangen hebben om mensen tot Christus te brengen - niet tot de gemeente, maar tot Christus. Wat zegt u dan tegen hen?

Gezien het vele activisme van vandaag ben ik geneigd te reageren net als Gunning tegen Abraham Kuyper: je moet niets doen. Als er een authentiek verlangen is, dan uit zich dat. Maar het moet volstrekt duidelijk zijn dat het niet gaat om mensen bij de kerk te halen, maar om ze te bereiken met het evangelie. 'Hoort wat mij God deed ondervinden.' Als iemand mij vakantiedia's van Australië Iaat zien en daarbij zo tegen me praat dat ik het idee krijg dat ik met een agent van een reisbureau van doen heb, dan gaan bij mij alle stekels overeind staan. Maar als iemand gewoon enthousiast vertelt hoe leuk het was, denk ik: 'Misschien is het best interessant om er ook eens naar toe te gaan. Juist de vrijheid die gelaten wordt is van belang.'

De 'evangelicalisering', waar u zich tegen keert, is niet zomaar een smal stroompje in de gereformeerde gezindte. Ze verslaat haar tienduizenden.         

Ik maak me dus ook veel zorgen om wat er gaande is.

En in het Nederlands Dagblad reageren McGrath en Van de Beek op dit punt als volgt: Van de Beek:
Als de boodschap aantrekkelijk is voor mensen in de kerk, is ze dat ook voor mensen buiten de kerk. Zoveel verschillen die twee niet van elkaar.

McGrath: We worden het misschien wel meer eens dan we dachten. Ik ben mordicus tegen elke poging het Nieuwe Testament aantrekkelijker te maken met nieuwe ideeën of technieken. Ik denk dat het christendom in zichzelf aantrekkelijk is. Ik herken dat in Matteüs 13, de gelijkenis van de kostbare parel. De vraag is: hoe zorgen wij dat het mooie dat wij hebben, ook gezien wordt? Ik maak me zorgen dat we het evangelie door onze woorden en muziek zo presenteren dat het wel aantrekkelijk is voor de generaties die achter ons liggen, maar niet voor de volgende.                                                                     

Van de Beek: 'Traditioneel' is inderdaad niet hetzelfde als 'ouderwets'. Ouderwetsheid is ook een poging de kerk aantrekkelijk te maken, alleen voor andere mensen. Als je per se vasthoudt aan de psalmen van 1773, doe je precies hetzelfde als mensen die alleen maar evangelische liederen willen zingen.

Ja maar, je moet de cultuur toch kennen van deze tijd om de boodschap door te kunnen geven. Vindt prof. Van de Beek dat ook, wordt hem in Soteria gevraagd?

Ik zal niet zeggen dat je de cultuur niet moet kennen. De cultuur is de gemeenschap waarin je het verhaal vertelt. Origenes ging, toen hij (op zijn 16e!) rector werd aan de catechetenschool, in de leer bij de neoplatonisten, om te weten wat die lui te berde brachten en zodoende te weten in welke wereld zijn studenten leefden. Je zegt namelijk alleen wat, als je het zegt in de taal van de cultuur. Om deze cultuur te verstaan moet je Nietzsche kennen met zijn nihilisme, maar ook de geweldige oppervlakkigheid van de moderniteit in de vorm van het postmodernisme. Maar dat leer je niet op de universiteit, maar door gewoon in deze maatschappij te leven. In een geschiktheidscommissie vroeg men een Katwijkse student theologie eens: 'Wat is de laatste film die je hebt gezien?' Hij keek geen films. 'Hoe weet je dan wat er in de wereld te koop is?', vroegen ze. Toen zei hij: 'Zijn jullie wel eens mee geweest op een viskotter?'  Dat waren ze dus niet. 'Hoe weet je dan wat er in de wereld te koop is?'

Ten slotte, de discussies begonnen in 2003 en 2004 met interviews waarin de toekomst van het protestantisme aan de orde werd gesteld. McGrath en Van de Beek deden daar beiden hun zegje over. In het Nederlands Dagblad herhalen ze in andere, meer toegespitste woorden hun visie:

McGrath: Als het protestantisme zichzelf trouw blijft, zal het overleven. Maar alleen als we de spreuk ecclesia reformata semper reformanda heel erg serieus nemen: de kerk moet zich steeds opnieuw hervormen. We moeten ons telkens weer afvragen of wij het evangelie wel volledig verkondigen, naar ons beste kunnen. Dan zouden we er wel eens achter kunnen komen dat een groot deel van ons protestantisme is gevormd door culturen die al lang achter ons liggen. Dat is nu al niet goed, maar ronduit schadelijk voor de toekomstige generaties. De evangelicalen hebben toekomst, al zijn er risico's. Wat vandaag vanwege zijn dynamiek succesvol is, kan morgen zijn beweging verliezen en tot stilstand komen. Veel Amerikaanse evangelicalen zijn versteend en blijven steken in de jaren tachtig.

Van de Beek: 'Ook voor gereformeerde kerken dreigt het gevaar dat ze verstenen. Traditionele vrije groepen denken dat we nog steeds in de jaren twintig van de vorige eeuw leven. De meeste protestanten leven nog in de jaren zestig. Zij denken dat de kerk de samenleving kan veranderen. Alsof je daartoe in de positie bent! De evangelicalen zijn nu up-to-date, maar lopen het gevaar dat zij over een paar generaties net zo versteend zijn als de rest.

Voor dit keer weer genoeg om over na te denken, zeker bij het begin van een nieuwe jaarkring. We moeten een levende gemeente niet verwarren met een activistische gemeente.
Daar ziet Van de Beek een valkuil: dat we te veel denken dat wij de gemeente van Christus overeind moeten houden. 'Gij zult Mijn getuigen zijn' dat is de hoofdopdracht. Maar McGrath is buiten het christelijk geloof opgegroeid in Noord-Ierland. Hij vond de kerk heel traditioneel en onaantrekkelijk. Maar toen hij begon te geloven, ging hij zich verdiepen in de vraag: hoe dat toch komt dat de kerk zo'n negatieve uitstraling heeft op buitenstaanders.
Daarom, zo vertelt hij in het ND, is het één van zijn drijfveren geworden: hoe bereiken we mensen in een samenleving die haar christelijke wortels aan het verliezen is? Een verschillende visie op kerk en samenleving heeft dus ook alles te maken met je geestelijke achtergrond en met je karakter.
Beiden echter bedoelen de glorie van Christus en het behoud van mensen en daar dient het ons om te blijven gaan, ook in 2005.

J. MAASLAND

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 januari 2005

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Uit de pers

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 januari 2005

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's