Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De pastorale gemeente

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De pastorale gemeente

PASTORAAT (3)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het eerste artikel schreef ik dat het pastoraat niet alleen de opdracht is van predikanten en ouderlingen maar ook van de gemeente. Daarbij haalde ik artikel IV van de kerkorde aan. Dat zegt: 'De gemeente, daartoe begenadigd door de Geest, is geroepen tot dienst aan het Woord van God, onder andere door de herderlijke zorg'. Nu zou men kunnen denken dat de kerkenraad als vertegenwoordiger van de gemeente die opdracht vervult. Maar dat betekent niet dat de gemeente het pastoraat als aan de ambtsdragers uitbesteed mag beschouwen, zodat zij er zelf van vrijgesteld is. Terecht spreekt ordinantie 8 van de kerkorde over de roeping tot herderlijke zorg ten opzichte van elkaar, zodat gemeenteleden omzien naar elkaar en anderen die op hun weg komen.
Zoals we het hebben over de diaconale gemeente als het gaat over het dienstbetoon, zo spreken we ook van de pastorale gemeente als het gaat over de herderlijke zorg voor elkaar.

Bijbelse fundering
Het behoeft geen vraag te zijn of wat de kerkorde hierover zegt in overeenstemming is met de Heilige Schrift. Dat is zeker het geval. De gemeente van Christus is niet de optelsom van de gemeenteleden die behalve wanneer zij samenkomen in de eredienst op en voor zichzelf leven. De gemeente is de gemeenschap van hen die in verbondenheid met elkaar Christus als hun Verlosser belijden, en zich verheugen in het heil dat Hij schenkt. De geloofsverbondenheid met Christus houdt als vanzelf in de gemeenschap met elkaar. Dat heeft zich meteen gemanifesteerd, zodra de Heilige Geest was uitgestort en de eerste gemeente ontstond. Van de drieduizend mensen die op de Pinksterdag tot geloof zijn gekomen, wordt gezegd dat zij volhardden in de leer van de apostelen, en in de gemeenschap.
Zij gingen niet elk hun eigen weg, maar waren telkens bijeen. Zij deelden het leven en de dingen met elkaar, zodat niemand eenzaam was of gebrek leed (Hand. 2:42, 43). Zij zochten elkaar op, gebruikten samen de maaltijd, en in dankbaarheid en blijdschap prezen zij God. Zij waren één van hart en ziel (Hand.4:32). Mooier kan het niet gezegd worden. Vanaf het begin af is dus de onderlinge gemeenschap in de gemeente van Christus een belangrijk gegeven. Wij lezen dat ook in de brieven van de apostelen. Alleen al het feit dat de gemeenteleden herhaaldelijk worden aangesproken en genoemd als broeders (en zusters), is veelzeggend. Lees er de concordantie maar eens op na. We lezen het zowel in de brieven van Paulus als in die van Jakobus, Petrus en Johannes.

Onderlinge Liefde
De gemeente behoort dus een gemeenschap van broeders en zusters te zijn, die levend uit de genade van Christus in liefde met elkaar optrekken. Uit de vermaningen in de brieven blijkt dat er ook in de beginperiode van de kerk wel eens wat aan ontbrak. Vandaar de opwekking in bijvoorbeeld 1 Petrus 2:17 om de broederschap lief te hebben. Gemeenschap, broederschap, ze zijn niet denkbaar zonder onderlinge liefde. Om die in praktijk te brengen, is het nodig ter harte te nemen wat Paulus in 1 Korinthe 13 heeft geschreven over de liefde. Hij deed dat in het kader van zijn onderricht over de bron, het doel en het gebruik van de charismata, de geestelijke gaven. Die zijn geschonken om de gemeente op te bouwen en elkaar daarmee te dienen. Het zijn verschillende gaven die de Geest uitdeelt aan wie Hij wil. We lezen het in
1 Korinthe 12 t/m 14.
In dit verband noemt Paulus de gemeente het lichaam van Christus, waarvan Hij het Hoofd is en de gelovigen de leden zijn. Door deze beeldspraak benadrukt de apostel de eenheid, de onderlinge verbondenheid en solidariteit van de gelovigen. Zij zijn het lichaam van Christus. Zie ook Romeinen 12:4, 5. De klemtoon ligt op 'van Christus'. Het is de gemeenschap met Hem die de gelovigen in onderlinge gemeenschap doet leven, als broeders en zusters, verantwoordelijk voor elkaars (geestelijk) welzijn.
Het avondmaalsformulier zegt het heel mooi: Als wij door het waarachtige geloof Christus ingelijfd zijn, zullen wij door broederlijke liefde, terwille van onze lieve Zaligmaker, Die ons tevoren zo uitnemend heeft liefgehad, één lichaam zijn, en dat niet alleen met woorden, maar ook met de daad jegens elkander bewijzen. Deelhebbend aan Christus en al zijn schatten en gaven, zijn wij schuldig onze gaven tot nut en zaligheid van de andere gemeenteleden aan te wenden. Zo spreekt de Heidelberger  Catechismus in antwoord 55 over de gemeenschap der heiligen. Het moge duidelijk zijn: Deze bijbelse visie op de gemeente van Christus houdt in dat zij een pastorale gemeente is, waarin de leden oog en hart hebben voor elkaar en aan elkaar de geestelijke bijstand geven die nodig is.

De praktijk
Wij moeten er van uitgaan dat de ideale gemeente er nooit is geweest. Ook in de jonge gemeente te Jeruzalem waren er al spoedig tekenen die er op wijzen dat de eenheid en solidariteit onder spanning stonden. Denk aan Ananias en Safira (Hand. 5). Denk aan de verwaarlozing van de weduwen van het Griekssprekende deel van de gemeente (Hand. 6). We lezen in de eerste brief aan de Korinthiërs van verdeeldheid en partijschap in de gemeente. Het is helaas zo dat het er in de loop der tijden niet beter op geworden is. Het lichaam van Christus is door verdeeldheid en scheuring danig geschonden. De christengemeenschap vertoont pijnlijk allerlei scheuren en barsten. Elke kerk is maar een deel van de christenheid en elke gemeente is een deelgemeente. Ook in elke afzonderlijke gemeente is het lang niet altijd ideaal. De broederschap staat nogal eens onder spanning door onenigheid, door gebrek aan liefde, zorg en aandacht voor elkaar. In elke gemeente zullen zeker hartverwarmende voorbeelden zijn van onderlinge pastorale bewogenheid en hulp. Maar er zijn ook klachten die erop wijzen dat niet alle gemeenteleden omzien naar elkaar. Soms is er sprake van 'lichtelijk en onverhoord oordelen' van elkaar in plaats van zorgvuldig naar elkaar luisteren. Soms leeft men onverschillig langs elkaar heen of worden opzettelijk contacten vermeden. Het gebeurt ook dat men wel weet wat er bij de ander aan moeite en zorg is, maar men onderneemt geen actie om te helpen, om bemoediging en ondersteuning te geven. Ik moet wel eens aannemen dat men er zich niet bekwaam toe acht of niet weet wat men zeggen moet. Dat kan de reden zijn dat men bijvoorbeeld met een boog heenloopt om een gemeentelid in rouw. Dat wordt door het betreffende gemeentelid als heel pijnlijk ervaren. Iemand zei me eens: 'Het lijkt wel of ik melaats ben: en dan maar preken over en opwekken tot onderling meeleven'; er klonk verbittering in de stem. We moeten beseffen dat bij gebrek aan woorden een handdruk veelzeggend kan zijn.

Gezin van predikant
Een ander voorbeeld van tekortschieten in pastorale bewogenheid hebben we onlangs kunnen lezen in dit blad. Ds. W. Meijer uit Yerseke moest het van 't hart dat toen zijn vrouw ernstig ziek was, hij hoorde dat collega's in vergelijkbare omstandigheden geen pastorale zorg ontvingen. Nu weet ik uit ervaring dat men vaak denkt dat men in zo'n geval geen actie hoeft te ondernemen. Het gezin van de predikant heeft immers een eigen pastor! Zelfs predikanten menen met het oog op hun collega's daarvan uit te kunnen gaan. Ten onrechte. De pastor en de zijnen zijn gemeenteleden, met ook hun moeiten en zorgen, problemen en frustraties, met hun geestelijke strijd en aanvechtingen. Als ieder gemeentelid hebben ook zij pastorale zorg nodig en hebben daar recht op. Gelukkig wordt dat vaak ook wel geweten en wordt er ook naar gehandeld. Dikwijls wordt in de voorbede, zowel in de kerkdiensten als thuis, met zieken, chronische en psychische patiënten, met eenzamen en rouwenden meegeleefd, terwijl ook de blijde gebeurtenissen niet worden vergeten. Zieken ontvangen dikwijls kaarten, met bemoedigende teksten. Dat wordt veelal op prijs gesteld. Maar het mag niet het bezoek vervangen dat de ander stellig juist van u verwacht! Een teleurgestelde liet zich eens ontvallen: 'Die mooie kaarten met bijbelteksten hoeven we ook niet meer!' Er is door middel van prediking en onderricht voor ambtsdragers nog veel opvoedend werk te doen. Ik verwijs nog eens naar artikel 8 van de Kerkorde. Dat spreekt van de toerusting van de gemeente tot onderling pastoraat door kerkdiensten (prediking), door onderricht en vorming (catechese en kringwerk), en door publicaties (bv. kerkbladartikelen).

Aanbeveling
Niet alleen de dominee en de ouderling zijn pastor. In het ambt der gelovigen is iedere christen geroepen om de ander, waar nodig, herderlijke zorg te bieden. Daarom besluit ik met de aanbeveling om in de gemeente onder leiding van de kerkenraad na te denken over de roeping pastorale gemeente te zijn. Wat ik schreef over de bijbelse fundering, moge er toe aansporen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 juni 2005

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

De pastorale gemeente

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 juni 2005

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's