Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De rustdag onder druk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De rustdag onder druk

WAARDERING VAN DE ZONDAG [1]

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Begin mei hebben we herdacht dat zestig jaar geleden de Tweede Wereldoorlog eindigde. Bevrijdingsdag viel dit jaar samen met Hemelvaartsdag. Dat paste goed bij elkaar, want de ware bevrijding bestaat immers bij gratie van het koningschap van Christus. Dat de viering van Bevrijdingsdag voor ons begon met een kerkdienst waarin Christus' troonsbestijging centraal stond, kon dus eigenlijk niet beter. Echte vrijheid moet gevuld worden met inhoud, altijd opnieuw.

In die Tweede Wereldoorlog heeft de Duitse theoloog Dietrich Bonhoeffer, die in de laatste weken ervan nog werd opgehangen, diep nagedacht over de vraag hoe het verder moest na de oorlog. Het bracht hem ertoe in zijn onvoltooid gebleven Ethik, waaraan hij begin jaren veertig werkte, ook een ontwerp voor een schuldbelijdenis van de kerk op te nemen. Hij schreef dat ontwerp in de tweede helft van 1941, toen de Duitse legers in Rusland huishielden, Hitier op het toppunt van zijn macht stond en zijn populariteit een hoogtepunt bereikt had. Bonhoeffer achtte het nodig dat de kerk in Duitsland na afloop van de oorlog een schuldbelijdenis zou uitspreken. In dat ontwerp spreekt hij ook over het vierde gebod, en zegt: 'De kerk belijdt haar schuld aan de teloorgang van de rustdag, aan het doodse van haar kerkdiensten, en aan de verachting van de zondagse rust. Ze heeft zich schuldig gemaakt aan de rusteloosheid en onrust, en ook aan de uitbuiting van de arbeidskracht boven een normale werkdag uit, omdat haar prediking van Jezus Christus zwak en haar eredienst mat was.'
Aan deze verwijzing naar het vierde gebod voegt hij meteen een verwijzing naar het vijfde gebod toe: 'De kerk belijdt schuldig te staan aan de uitholling van het ouderlijke gezag. De kerk heeft de verachting van de ouderdom en de verering van de jeugd niet tegengesproken uit vrees, de jeugd en daarmee de toekomst te verliezen - alsof haar toekomst de jeugd is! Zo is zij schuldig aan de verwoesting van ontelbare gezinnen, aan het verraad van kinderen tegenover hun vaders, aan de zelfverafgoding van de jeugd en daarmee aan de prijsgave van de jeugd aan de afval van Christus.'

Deze dingen moeten Bonhoeffer hoog gezeten hebben. Zomer 1944, als hij al meer dan een jaar in de gevangenis heeft doorgebracht, schrijft hij een uitleg van de Tien Geboden, waarin hij ook over de rustdag schrijft. Daarin noemt hij de zondagsrust het zichtbare teken dat de mens uit de genade van God leeft, en niet uit werken. Hij voegt eraan toe dat de zondagsrust de onontbeerlijke vooronderstelling van de zondagsheiliging is, en de zondags-

Op de jaarlijkse conferentie van het COGG (Contactorgaan voor de gereformeerde gezindte) sprak de Apeldoornse hoogleraar dr. G.C. den Hertog over de waardering van de zondag. Zijn bijdrage plaatsen we de komende weken in ons blad.

RED. DE WAARHEIDSVRIEND

heiliging de inhoud van de zondagsrust.

Opmerkelijk, dat een man als Bonhoeffer zo'n waarde hechtte aan de zondag! Als hij de aantasting van de rustdag en de zondagsheiliging een rol ziet spelen in de aanloop naar het nationaal-socialisme en uiteindelijk de gruwelen van de Tweede Wereldoorlog, wat kan er dan vandaag op het spel staan?

Er is veel veranderd
Er is in de loop van de tijd veel veranderd in onze beleving en viering van de zondag. De godsdienstsocioloog G. Dekker heeft er jaren geleden een artikel over geschreven. Daarin herinnert hij eraan hoe een kleine eeuw geleden de 'kleine luyden' op zondag in vol ornaat naar de kerk trokken. De man, door de week in werkplunje, nu strak in het zwarte pak. Op zondag was je geen werkman, dan verscheen je voor het aangezicht van God. Het was féést, en men méénde het helemaal dat je je dan diende te kleden als ging je bij de koningin op bezoek.
Dekker liet ook de ingrijpende veranderingen zien, die zich in enkele decennia hadden voltrokken. Van maandag tot en met vrijdag draagt de Yup voor het werk een donker pak, om zich thuis meteen in de spijkerbroek te hijsen. De zondag hoort bij de vrije tijd, en je gaat op zondagmorgen dan ook casual gekleed. Géén pak, en al helemaal niet stemmig.
Die verschuiving voltrekt zich aan de buitenkant, maar het zegt wel degelijk iets over de binnenkant. De emancipatie is voltooid: je voelt je geen werkman meer, maar je bent iemand die zijn eigen carrière plant. De kerkgang ervaar je ook niet meer als bij de Koning der koningen op bezoek gaan, maar je doet het voor jezelf: je wilt er wat van meenemen, en er iets aan hebben. De zondag is niet meer wat hij nog niet zo lang geleden was, en wij zijn mee veranderd. Ten goede?

Schepping en verlossing
Het gaat hier om de verhouding tussen zondagsrust en zondagsheiliging. Dan moeten we het eerst hebben over het karakter van de rustdag, de sabbat. In de Bijbel komen we de sabbat al tegen in Genesis, maar opmerkelijk genoeg zonder dat er een gebod voor de mens aan verbonden wordt. God rustte op de zevende dag, lezen we in Genesis 2:3, en Hij zegende en heiligde die. Wat dat voor de mens inhoudt, wordt niet gezegd. Dat blijft een vraag die op antwoord wacht. Het is Gods geheim, zoals ook het ritme van de week niet uit de schepping afgelezen kan worden.
De week is - zoals we allemaal weten - de enige tijdsindeling die niet met de natuur zelf gegeven is. Andere tijdsindelingen, zoals de dag, de maand en het jaar, wel; daarover hoeft niet gediscussieerd. In het ritme van de week lopen we als het ware tegen de herinnering aan de schepping op. In de Sovjet-Unie heeft men het ooit geprobeerd met een ander ritme, van tien dagen werken en dan een dag rust, maar het is niet gelukt.
De week ligt dus als Gods geheim in de schepping verankerd, maar pas na de Uittocht uit Egypte lezen we voor het eerst van de sabbat als rustdag voor de mens. In Exodus 16 is er meteen al sprake van gemopper, van ondankbaarheid dus. De HEERE straft Israël echter niet, maar geeft hun het manna. En Hij doet het op zo'n manier dat Israël met het ritme van de week in aanraking komt. De eerste zes dagen van de week kan het manna niet de nacht over bewaard worden. Het bederft. Op de zesde dag mogen ze dubbel rapen, want op de sabbat zal er geen manna op te rapen zijn. Die nacht treedt er geen bederf op.
Het karakter van de sabbat komt daar aan het licht. Zoals aan het licht komt in de manier waarop de HEERE het manna geeft, gaat het in de sabbat om Gods onverdiende goedheid, op grond waarvan Israël net als Hij mag rusten op de zevende dag. Alles staat in het teken van wat de HEERE geeft. En Hij zorgt er ook voor dat iedereen ontdekt dat het geheim van het leven niet gelegen is in het bijeenschrapen van zoveel mogelijk. Wie meer verzameld had, hield niet over; wie minder bijeengeraapt had, kwam niet tekort. De sabbat is een gebod, maar het gaat erom dat Israël Hem erkent die de dingen voor hen gereed maakt, en dat Hij deze dag al van den beginne heeft gezegend en geheiligd.

Het gaat om geloof
De sabbat is dan ook een gebod, dat kenmerkend is voor het geheel van Gods geboden. Hij stelt niet maar een algemeen geldige norm, maar geeft Zichzelf te kennen als een God van genade, en vraagt van Zijn volk de erkenning dat Hij dat is: genadig. Zoals uit de aanhef van de Tien Woorden blijkt, staan alle geboden in het teken van Gods bevrijdingsdaad, en dienen ze om Israël bij die bevrijding te bewaren. Maar binnen die Tien Woorden neemt de sabbat toch een eigen plaats in, om de uitleiding uit Egypte te gedenken. Als Israël zó de sabbat viert, blijkt dat - aldus Exodus 20 - een hervinden van het ritme te zijn, dat God in de schepping heeft gelegd. Het luistert hier mijns inziens nauw, en het gaat niet maar om de sabbat alleen, maar om hoe wij al Gods geboden hebben te horen.
Dat komt vooral aan het licht in het Nieuwe Testament. Tegen deze achtergrond kon het ook niet anders of er moesten rond de sabbat tijdens Jezus' omwandeling op aarde wel conflicten ontstaan. Men had er een gebod van gemaakt, dat van Israëls kant een 'prestatie' vroeg. God heeft Zijn wet echter nooit en nergens bedoeld dat wij door doen een prestatie leveren. Hij wil dat Israël Hem liefheeft boven alles, en de naaste als zichzelf. En van meet af aan is Hij de enige die ook kan bewerken dat Israël dat gaat doen. Hij vraagt in zijn geboden dus om gelóóf. Als men zich ergert aan het goede dat Christus op de sabbat verricht, wordt duidelijk dat men van rusten een werk heeft gemaakt. Men benadert alle geboden - en zeker ook de sabbat - als appèl om iets te doen. En het gaat nu juist om rusten. Een rusten, dat niet bestaat in nietsdoen, maar vraagt dat we God door zijn Geest in ons vernieuwend laten werken.

Uitnodigend
Het vierde gebod is dus een inhoudelijk - met genade - gevuld gebod: laat je door deze dag herinneren aan de bevrijding die de HEERE heeft gegeven. Hij heeft Israël weggehaald uit de dodelijke slavernij van Egypte. En op Pasen bevrijdt de HEERE ons door de opstanding van de gekruisigde Christus uit de dodelijke slavernij van de zonde. Maar de vrijheid, waarin Hij ons stelt, kan zomaar een invalspoort voor het vlees zijn (Gal. 5:13). Daarom is er het vierde gebod, dat ons de grenzen aanwijst, en 'nee' zegt. Maar het sabbatsgebod is primair uitnodigend, om te leven in de rust van de vrijheid die de HEERE schenkt. Dat is dus het eigen karakter van de sabbat: vanuit de verlossing krijgen we er weer zicht op hoe de HEERE Zijn schepping bedoeld heeft. Het gebod is nooit gegeven om er iets van een eigen gerechtigheid mee op te bouwen; het was altijd bedoeld om ons tot Hem te brengen en bij de genade te bewaren. In de woorden van de Heidelbergse Catechismus: te rusten van onze boze werken en God door zijn Geest in ons laten werken. De geboden zijn niet grenzen in de zin van 'als je binnen de lijnen blijft zit je goed en hebben we het nergens over', maar zoals de Heidelbergse Catechismus het formuleert: 'als de HEERE dit verbiedt, dan gebiedt Hij ...' De grenzen die de HEERE in Zijn geboden trekt, mogen van ons geen 'minimumlijders' maken, maar ze roepen ons op onze toevlucht te nemen tot Christus die in zijn 'maar Ik zeg u' (MattH. 5) ons hart zoekt.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 juni 2005

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

De rustdag onder druk

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 juni 2005

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's