Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wie investeert in kinderen...

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wie investeert in kinderen...

BLIJVENDE ZORG VOOR CHRISTELIJKE SCHOOL

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het was een opvallende constatering, begin deze maand. De voorzitter van de Gereformeerde Bond en ondergetekende brachten een bezoek aan drie jonge predikanten, om van hen te horen hoe zij het werk in de gemeente ervaren, om daarin met hen mee te leven. Twee van hen uitten in die ontmoeting spontaan hun bezorgdheid over de identiteit van het christelijk onderwijs ter plaatse, over de betrokkenheid van leerkrachten bij de Bijbel, over de relatie tussen de school en de kerk. 'Onze zoon heeft in anderhalfjaar zelfs niet een christelijk versje geleerd.'

Dat laatste mag een aangrijpende onderstreping zijn van de zorgelijke situatie op diverse christelijke scholen. Waar juist kinderharten ontvankelijk zijn voor het zaad van het evangelie, blijft deze periode onbenut. Dat is zonde, waar ouders en andere opvoeders immers de roeping hebben kinderen tot Jezus te leiden? Hoe kunnen geschiedenissen uit de Bijbel, door juf of meester verteld, niet heel het leven meegaan. En wat is het zingen van psalmen en christelijke liederen van enorme waarde om de woorden van God ingang te doen vinden. Daarbij komt dat een bijbelse levenssfeer in hoge mate bepaald wordt door de muziek die we horen. Thuis en op school. En dan deze stem: 'Onze zoon heeft in anderhalfjaar zelfs niet één christelijk versje geleerd.' (Ik ga hier voorbij aan de overwegingen rondom de schoolkeuze, een keuze die (ook voor een predikant) lastig kan zijn, als een dorp slechts één vanouds christelijke school kent).

We zijn gedoopt
Dit is een stem uit de praktijk, waarmee we ondertussen niet moeten generaliseren. Alsof er dagelijks niet vele duizenden leerkrachten hun roeping binnen het christelijk onderwijs vorm geven, ook op moeilijke posten. Daar mag dankbaarheid voor verwoord worden, ook aan het einde van het schoolseizoen. Die dank mag in de zondagse eredienst evenzeer geuit worden als de voorbede die in augustus plaatsheeft, als de scholen weer beginnen. Want ook dit schooljaar zijn er dingen gebeurd om voor te danken, als het onderwijs vanuit Gods Woord weerklank vindt onder de leerlingen, als een leerkracht als antwoord op haar vraag of kinderen weten dat God hun vergeving wil schenken, te horen krijgt: 'Ja juf, want we zijn gedoopt!' Het is niet te veel gezegd als we stellen dat het bijzonder onderwijs in Nederland op een kruispunt staat, waarop wegen voor de toekomst ingeslagen worden. Hoe zal het onderwijs aan de kinderen van de gemeente er over vijf, tien, vijftien jaar uit zien? Daarin speelt de overheid een voorname rol, maar daarin ligt evenzeer een sleutel bij degenen die dit onderwijs van harte dienen te dragen. Overheidsbeleid en draagvlak van ouders hangen overigens ook samen.

Overheid
Wat de overheid betreft weten we hoe de vlag er bij hangt. Mr. Hein van Oorschot, D66-lid en collegevoorzitter van de Tilburgse universiteit, zei dezer dagen in het Nederlands Dagblad dat hij zich zorgen maakt over het feit dat zijn partijgenoten het bijzonder onderwijs ter discussie willen stellen. 'Dat is niet verstandig.' Waar men de scheiding tussen kerk en staat zover wil doortrekken dat er in het openbare leven geen ruimte voor religie meer lijkt, wordt aan de ordening van onze samenleving gesjord op een manier die geen winst betekent. En een kamerlid van deze partij liet afgelopen zaterdag weten dat onderwijs over de schepping wat hem betreft niet bij de eindtermen voor biologie thuis hoort, want in tegenstelling tot de evolutieleer niet wetenschappelijk is.
Het zal meer en meer nodig zijn dit overheersende liberale klimaat in Nederland te onderkennen en er pro-actief op in te spelen.
De Leeuwarder burgemeester Geert Dales merkte naar aanleiding van het Liberale Manifest van de WD in het Reformatorisch Dagblad op dat een reformatorische leraar tegen een homoseksuele jongen moet zeggen: 'Ga hier gewoon mee verder, want in de Nederlandse samenleving is dit geen probleem. Dan handelt hij naar de uitgangspunten van onze rechtsorde.' Hier spreken we niet meer over subsidiëring, over respect, over tolerantie, maar over de vrijheid om binnen de maatschappij naar de geboden van God, onze Schepper, te leven. Het is een dreigende en donkere wolk boven onze natie, als de overheid deze levensovertuiging meer en meer insnoert. En het is een bijbelse opdracht de tekenen van de tijd te verstaan.

Medezeggenschap
Dat overheidsbeleid en innerlijke betrokkenheid van ouders samenhangen, blijkt ook uit het plan van CDA onderwijsminister Van der Hoeven, die orthodoxe scholen hun uitzonderingsbepaling inzake medezeggenschapsraden wil afnemen. Ze motiveert dat onder meer vanwege afnemend verzet tegen medezeggenschap in orthodoxe kring. Hoe genuanceerd hierover ook gedacht kan worden, feit is dat schoolbesturen een instrumentarium nodig hebben om de identiteit van de school te handhaven en door de leerkrachten te laten vertalen. Bij dat instrumentarium hoort geen medezeggenschap door leerlingen of door ouders die slechts de grondslag respecteren. Wordt met deze maatregel ook niet geknabbeld aan de randen van de onderwijsvrijheid?
Christenen die zich een minderheid in de samenleving weten, hebben in het beleid van de regering geen beslissende stem. Maar christenen kunnen wel pal staan voor de inrichting van het bijzonder onderwijs, ja hebben daartoe zelfs een roeping. Met name inzake de uitholling van binnenuit dienen we alert te zijn. In dat kader noem ik het strategisch onverstandig - maar vooral inhoudelijk schokkend - dat EO-directeur drs. A.G. Knevel bekendmaakte niet meer uit te gaan van de betrouwbaarheid van het scheppingsverhaal in Genesis 1. Hij dateert de leeftijd van de aarde op vier miljard jaren, juist als er discussie is over de vraag of biologiedocenten in hun lessen nog wel mogen uitgaan van de schepping. Zo lijkt hij een knieval te doen voor de wetenschap met haar veronderstellingen, ten koste van het eenvoudige bijbelverhaal. We kunnen nu een kwalificatie van eerlijkheid aan deze publieke biecht geven, maar stellen vooral de kritische vraag of deze uitlatingen de zaak van het Koninkrijk van God dienen. Née, op geen enkele wijze. Omdat - in het kader van dit artikel volsta ik met dit argument - biologiedocenten die in verbondenheid met het getuigenis van de Bijbel hun lessen geven, geen steun ontvangen van een leidinggevende persoon in christelijk Nederland en de overheid op deze wijze ziet dat aan de boodschap van de Bijbel niet per definitie dient te worden vastgehbuden.

Consequent beleid
Ik kan me goed voorstellen dat een niet-christelijke ambtenaar op het Ministerie van onderwijs het soms ook niet meer in kaart kan brengen. Waar staat het christelijk onderwijs voor? Wat is onopgeefbaar en waarin zijn verschuivingen denkbaar? Schoolbesturen zullen moeten beseffen dat hun school, en daarmee hun leerlingen, wél varen bij een consistent beleid, waarin de naam op de gevel van betekenis is voor de inhoud van alle vakken en voor de omgang met elkaar. Het toelatingsbeleid van scholen hoort hier ook bij. Gemeenten en scholen zullen op lokaal niveau overleg moeten gaan voeren over de integratie van leerlingen, waarbij afspraken gemaakt moeten worden over de spreiding van leerlingen met een achterstand. Scholen hebben de plicht hierin constructief en creatief mee te denken. Maar dat neemt niet weg dat het toelatingsbeleid van bijzondere scholen op basis van richtingsvrijheid bij wet (zelfs bij de grondwet!) is beschermd. Willen schoolbesturen hun vrijheid in het toelaten van leerlingen behouden, dan is een doorzichtig en consequent beleid nodig, dat op een natuurlijke wijze opkomt uit de grondslag. Dit geldt evenzeer voor 'gewone' christelijke scholen in tal van dorpen als van specifiek reformatorische scholen. Laten kerkenraden in dorpen waar een ruim toelatingsbeleid altijd gepaard ging met een belijnde identiteit hierin met de schoolbesturen meedenken!

Discriminatie
Ook met het oog op de eigentijdse 'zonde van de discriminatie' is een consequent beleid hard nodig. Waar schoolbesturen in tijden van krapte op de arbeidsmarkt wat makkelijker (moesten? ) zijn, verliezen ze hun recht van spreken in andere tijden. De Commissie Gelijke Behandeling, deze maand tien jaar in functie, stelde de protestants-christelijke school De Goudse Waarden in het ongelijk, omdat het bestuur weigerde een moslim als roostermaker aan te stellen. Waar een eerder benoemde conciërge ook een volgeling van Allah was, verloor de school hierbij haar recht van spreken.
Duidelijk is dat critici van christelijk onderwijs de kleinste inconsequentie in het gehele beleid opzoeken, om zo hun eigen rechten te laten gelden. Wat in de opvoeding van kinderen geldt, kunnen we doortrekken naar het beleid van  christelijke instellingen.

Diaconie
Het zou goed zijn dat allen die bij het christelijk onderwijs betrokken zijn, op een nieuwe, frisse manier naar de identiteit kijken. We denken dan aan bijbelgetrouw onderwijs dat overeenstemt met de gereformeerde belijdenis, en waarbij een band met de kerk gezocht wordt. Ieder kan met het oog op de praktijk op een eigen manier dit begrip invullen. Daarom:
Waar willen we in onze tijd voor staan?
Wat is de grondslag van het onderwijs?
Welk beeld van God begeren we over te dragen op kinderen?
En hoe spreken we over het verlossingswerk van Christus?
Hoe kunnen we elkaar inspireren om in de praktijk aan die grondslag uitdrukking te geven?
Hoe vinden we personeel die de grondslag van harte dragen?
Hoe motiveren we jonge mensen om het onderwijs te gaan dienen?
Waar zijn de bestuurders die in een reeks van jaren met wijsheid aan het beleid gestalte geven?
Een veld van vragen, waarbij de gemeenschap van de school een beroep mag doen op de kerk. Aandacht voor het onderwijs mag immers gevraagd worden van degenen die de gemeente van Christus voorgaan. Ik doe maar een concreet voorstel: Laat elke diaconie tijdens haar vergadering in augustus of september nadenken over wat ze het komende seizoen kan doen voor het christelijk onderwijs ter plaatse, waarbij ze haar bezinning in kan brengen in het geheel van de kerkenraad. En laat de vergadering niet beëindigd worden voor er concrete afspraken gemaakt zijn. (De Waarheidsvriend stelt haar kolommen graag open voor goede suggesties!) En laten deze afspraken gedragen worden door onze gebeden voor het (bijzonder) onderwijs, waarmee nog zovele jongeren te bereiken zijn.
Wie vanuit bijbels perspectief investeert in kinderen, is niet alleen met deze jongeren bezig, maar ook met hun ouders, met de kerk, met onze samenleving, met het komende Koninkrijk van God.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 juni 2005

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Wie investeert in kinderen...

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 juni 2005

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's