Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de pers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de pers

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Herder en leraar
Een vandaag wat ouderwets aandoende woordverbinding voor de dominee. Er zit een combinatie van taken in opgesloten die de man in kwestie vandaag de dag steeds strakker in het pak doet zitten. De tijd lijkt voorbij dat gemeenteleden er bijna hun klok op gelijk konden zetten: daar fietst of loopt de dominee weer om op bezoek te gaan bij zijn gemeenteleden die ziek of bejaard, weduwe of weduwnaar zijn of om een andere reden pastorale hulp nodig hebben. We zullen ze misschien nog wel kennen, de voorgangers die in grote ijver en met voorbeeldige trouw hun pastorale werk verrichten. En dan in een tijd dat ze ook nog elke zondag tot tweemaal toe in de dienst van het Woord in eigen gemeente voorgingen. Ik heb het idee dat dit type herder en leraar nauwelijks meer voorkomt. Als het anders is, dan hoor ik het graag.
In Ambtelijk contact (Maandblad ten dienste van ouderlingen en diakenen van de Christelijke Gereformeerde Kerken in Nederland – januari 2006) schrijft mevr.drs. C. Romkes, lid van de redactieraad, een column die klinkt als een cri de coeur onder de titel:
Crisispastoraat of pastoraat in de crisis?
Laatst hoorde ik het weer een dominee zeggen: 'Ik doe alleen aan crisispastoraat'. Ik weet niet hoe het u vergaat bij zo’n uitspraak, maar bij mij gaan de haren recht overeind staan. Toch lijkt het zo logisch. Een predikant heeft immers al aan zoveel verwachtingen te voldoen: één à twee keer per week een doorwrochte preek leveren, catechisaties goed voorbereiden en op een aansprekende manier geven, vergaderingen. Wil je je voor deze werkzaamheden inzetten, dan blijft er misschien alleen maar tijd over om de zieken in het ziekenhuis te bezoeken, de stervenden te begeleiden en gemeenteleden in crisis te steunen. Een veel gehoord argument daarbij is dat de ouderlingen er zijn voor het 'gewone' pastoraat in de gemeente. Zij zijn er dus voor de huisbezoeken, kennismakingsbezoeken en verjaardagsbezoeken. Vreemd genoeg wil de dominee weer wel de kraambezoeken en huwelijksfeesten voor zichzelf houden, maar de andere bezoeken… die zijn toch echt voor de ouderlingen. Per slot van rekening is een ouderling in bijbels licht gezien toch niet minder dan een predikant? Zo lijkt alles prima geregeld, maar hoe werkt dit uit in de praktijk? De meeste ouderlingen zijn al blij als ze naast hun drukke werkzaamheden en de beslommeringen van hun gezin de adressen in hun wijk één keer per jaar kunnen bezoeken. Bij de krappe kerkenraadsbezetting van tegenwoordig lukt zelfs dat soms niet. Daarbij komt dat een predikant zich – als het goed is – beroepshalve bekwaamd heeft in de omgang met mensen, terwijl de ouderling misschien wel van goede wil is maar soms toch echt geen ster in het vormgeven van een ontmoeting. Ook voor de gemeenteleden zelf blijft er onderscheid tussen een gesprek met hun dominee of met hun wijkouderling. De status van zo’n gesprek is anders en dat wordt ook herhaaldelijk aangegeven. En nu kan men wel zeggen: onzin!, feit blijft dat deze gevoelens een rol spelen.
Maar er is meer: de consequentie van de stellingname dat de predikant zijn gemeenteleden alleen bij een crisis bezoekt, is dat gemeenteleden waar jaar in jaar uit niets aan de hand is nóóit hun dominee thuis ontvangen en dat er zodoende nooit een gedachtenuitwisseling plaatsvindt, nooit een doorspreken van de prediking of een informeren naar elkaars standpunten. Zo kan het gebeuren – en ik overdrijf niet – dat iemand die niet getrouw is en geen ingrijpende gebeurtenissen heeft meegemaakt vijftig jaar wordt zonder ooit de eigen predikant in de thuissituatie ontmoet te hebben.
Bovendien: is het nu écht goed als een predikant alleen aan crisispastoraat doet? Hoe kan een predikant op een goede manier pastoraat verlenen aan bijvoorbeeld een gezin in een crisis, als hij dat gezin uitsluitend van gezicht kent en gauw de wijkouderling moet opbellen voor wat achtergrondinformatie – om van een vertrouwensband nog maar niet te spreken?

Een van onze hoogleraren heeft weleens gezegd dat onze predikanten zich slechts met preken moesten bezighouden. Maar hoe kan iemand goed preken als hij de gemeenteleden niet persoonlijk kent? De Bijbel spreekt niet voor niets over “herder en leraar”. Een goede dominee is een echte herder. Een herder die zijn schapen bij name ként. En dat betekent méér dan alleen de naam bij het gezicht weten.

Typisch een bijdrage door eeen niet-predikant geschreven, zou je in eerste instantie geneigd zijn te zeggen. Of, zoals we dat tegenwoordig graag zeggen: geen ervaringsdeskundige. Iemand die niet uit ervaring weet wat een spanningsveld hier wordt betreden. Ze geeft er zelf al een aantal voorbeelden van. De inhoud van het pastoraat is grondig gewijzigd in, laat ik zeggen, de laatste 25 jaar. Mevr. Romkes neemt het min of meer op voor de ouderlingen en daar heeft ze voor een belangrijk deel ook gelijk in. Pastoraat, intensief pastoraat, is niet uit te besteden aan broeders die over het algemeen een drukke werkkring en dito gezinsleven moeten zien te combineren met pastorale aandacht voor ongeveer 50 tot 75 pastorale eenheden. En als gemeentelid mag je hooguit rekenen op een uurtje bezoek van de kerk in maximaal twee jaar. Toch knelt hier wel het een en ander in de pastorale zorg binnen de gemeente van Christus. Zeker waar (wijk)gemeenten nog het karakter van de volkskerk vertonen: groot en omvangrijk. Geruisloos soms en zonder dat het opgemerkt wordt verdwijnen er mensen en gezinnen in het rand- en buitenkerkelijke circuit.

Waar bent u gebleven?
In het opinieblad voor de christen vandaag CV-Koers (januari 2006) schrijft mevr. Marja Brak (adjunct-directeur van de IZB) een column waar ze boven zet: De kerk belt bij u aan. Ik neem die in het geheel over omdat in zekere zin beide verhalen op elkaar aansluiten.

Veel kerkgangers hebben de afgelopen decennia hun kerkbezoek gestaakt, niet in de laatste plaats omdat de kerkenraad hen boven de pet ging. Waarom gaan we niet bij die 'papieren' kerkleden langs om te vragen wat er bij hen leeft?
De inzet van de kerken voor missionair werk is nog nooit zo groot geweest als vandaag. Doel: iedereen bereiken die nog nooit met het evangelie in aanraking is geweest. Maar er is ook een groot schemergebied.
Daar bevinden zich de velen die nog als lid ingeschreven staan, hun bijdrage betalen, maar nooit meer een voet in de kerk zetten. In het Centraal Weekblad deed ds. Pieter Meijer, die een paar maanden als interim-dominee in een wijkgemeente meeliep, verslag van zijn ervaringen. Hij fietste met de ledenlijst in de hand een straat in en belde aan bij de mensen die op zijn lijst voorkwamen. De verbazing was groot: iemand van de kerk die ons opzoekt? Dat is wat nieuws! Zo’n vijftien tot twintig jaar niemand gezien. Het lidmaatschap van de kerk fungeert bij deze mensen zo ongeveer als dat van Natuurmonumenten. Een goede club, je betaalt je bijdrage, maar daarom hoef je toch nog niet naar de vergaderingen? Meijer kreeg nogal eens te horen dat men op zondagmorgen naar de EO kijkt of naar de Crystal Cathedral. Lekker op de bank met een kopje koffie 'naar de kerk'.
Het lijkt als vanzelfsprekend geaccepteerd – in de grote kerken is dat althans het geval – dat nogal wat ex-kerkgangers in de kerk niets meer vinden waarvoor ze op zondagmorgen hun schoenen willen aantrekken. Meijer geeft er een verklaring voor die mij niet vreemd voorkomt. Net als in de samenleving zijn ook in de kerk de intellectuelen vaak de spraakmakers. En net als in de samenleving gelooft de gewone man het allemaal wel: ik volg het niet meer. Nee, dan zeggen ds. Van der Veer en ds. Schuller het een stuk eenvoudiger.
We zijn druk in de weer met laagdrempelige diensten voor buitenkerkelijke zoekers, met evangelisatiecursussen, met acties. Maar hoe geloofwaardig is al onze missionaire activiteit als we zo slordig omgaan met wie ooit de kerkbanken vulden? Of je ze nog terugkrijgt, vanuit de zachte kussens in de huiskamer naar de harde kerkbank, is de vraag. Maar door ons oor niet te luisteren te leggen bij degenen die afhaakten, missen we kansen tot verandering.
Waarom haakten ze af? Is het niet tijd om fietsploegen te vormen die met de ledenlijsten in de hand de straten gaan doorkruisen? Je kunt veel te weten komen door te luisteren naar 'de man in de straat'. Bij de dood van Pim Fortuyn zeiden de mensen: 'Hij zei precies wat ik voel.' De politiek heeft zich dat aangetrokken. Misschien kan de kerk iets van de politiek leren.


Als de pastorale aandacht voor het geheel van de gemeente verslapt, zal het verloop alleen nog maar sneller gaan. Als mensen het gevoel krijgen niet gemist te worden, gaan ze de kerk ook steeds minder missen. Ik weet uit ervaring dat je dit probleem als predikant niet op kunt lossen. Zelfs een actieve kerkenraad komt tijd tekort. De gemeente zal zelf veel meer ingeschakeld moeten worden.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 januari 2006

De Waarheidsvriend | 13 Pagina's

Uit de pers

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 januari 2006

De Waarheidsvriend | 13 Pagina's