Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Doleantie-draaiboek lag klaar

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Doleantie-draaiboek lag klaar

Biografie over Abraham Kuyper

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De biografie van de Utrechtse historicus Jeroen Koch over Abraham Kuyper wordt verguisd en geroemd. De hoogleraar A.Th. van Deursen sprak over een libertijns pamflet, dat hij met tegenzin las. Ik las het met rode oren. Nochtans deel ik goeddeels de kritiek van Van Deursen.

De auteur, van rooms-katholieke huize, had vanuit zijn bakermat niets met Kuyper. Al lezende moet men constateren dat Kuyper hem ook niet nader is gekomen. Soms verholen, vaak ook onbekommerd geeft hij uiting aan zijn anti-gevoelens jegens de persoon van Kuyper en diens ideeën. In hoge mate komen die gevoelens tot uitdrukking in de talloze bijvoeglijke naamwoorden, die hij bezigt wanneer hij uitlatingen of ideeën van Abraham de Geweldige beschrijft, zoals: venijnig, arrogant, aangedikt, op effect berekend, manipulerend. En dát terwijl Kuypers (liberale en vrijzinnige) tegenstrevers soms positieve kwalificaties als 'snedig' krijgen toebedeeld. Daarentegen is de Heidelbergse Catechismus 'somberend', met 'zware begrippen van zonde en genade'. Kortom, het boek als geheel ademt bepaald geen Kuyper-freundliche geest en de schrijver vertoont ook geen affiniteit met en is niet invoelend inzake de grondnoties van de Reformatie.

Mythe
Het begint al met de 'mythe' van Kuypers wedergeboorte, waaraan het eerste hoofdstuk (Herboren) is gewijd. Onder het veelzeggende kopje autobiografische legenden verhaalt Koch dat Kuyper drie maal zijn bekering publiek heeft gemaakt en dat het dan om drie heel verschillende versies gaat. Die versies vertonen aanzienlijke verschillen, die naar het oordeel van de auteur worden bepaald door het (politieke) doel dat Kuyper met de vermelding ervan voor ogen had. Want bij Kuyper is alles politiek. In 1867 maakte hij aan Groen van Prinsterer, toen deze hem naar zijn geloofsbrieven vroeg, in een lange brief vol 'sentimenteel pathos' de 'geloofscrisis' bekend, die hij had doorgemaakt door studie van Calvijn en Joh. à Lasco en waarin ook het lezen van een Engelse roman van Charlotte Yonge (The Heir of Redclyffe) een rol speelde. Groen moest vooral van hem weten dat hij 'een herboren christen' was. Het tweede bekeringsverhaal staat in zijn Confidentie (1873), een uitgebreide verdediging van zijn kerkelijke hervormingsstreven. Hier voert hij 'de eenvoudige landlieden' uit zijn eerste gemeente Beesd op, die een beslissend aandeel hadden in zijn 'wedergeboorte'. 'Er bestond een rechtstreeks verband tussen zijn wedergeboorte en zijn verlangen naar kerkhervorming'. Zo probeerde hij voor zijn kerkelijk streven volgelingen te kweken. Hij probeerde volgens de auteur vooral in het gevlei te komen bij 'de bevindelijke gereformeerden', bij wie emotionele spiritualiteit belangrijker gevonden werd dan de kerkelijke dogmata.
Pas in het derde verhaal, geschreven in Kuypers nadagen (in 1914), werd het eenvoudige volk van Beesd teruggebracht tot slechts één persoon, te weten Pietje Baltus. Bij haar dood schreef hij dat hij, toen hij al orthodox was, pas door haar echt calvinist was geworden. En toen was 'de bekeringsmythe' compleet.
Nu kan men zeggen dat rondom deze bekering door Kuypers volgelingen in de loop van de tijd een aureool is geweven, zodat er mythevorming is ontstaan. Maar de biograaf wijt dit aan Kuyper zelf, die bij de beschrijving telkens 'op effect berekend' zou zijn geweest. De biograaf wordt niet moede te zeggen dat het hele leven van Kuyper door de(ze) wedergeboorte wordt bepaald. Daardoor wist hij zich geroepen als een Mozes het Nederlandse volk uit Egypte te leiden naar het beloofde land en Nederland te herkerstenen. Wanneer men zich realiseert dat een mythe, behalve een verhalende overlevering ook 'een als juist aanvaarde maar ongefundeerde voorstelling omtrent een persoon, zaak of toedracht' is (Van Dale), stoort men zich aan het woordgebruik van Koch als het gaat om Kuypers ommekeer van de moderne theologie, die hij in Leiden tot zich nam, tot het calvinisme en om de innerlijke wending die daarmee gepaard ging. In het boek komt regelmatig deze tendentieuze verwijzing naar de wedergeboorte (als grond voor de roeping) naar voren. Die wedergeboorte zou Kuypers gevoel van eigenwaarde 'tot in het oneindige opblazen'. Men behoeft nog geen aanhanger van Kuypers ideeën te zijn en ook zijn wedergeboorte-theologie niet te omhelzen, om het toch te laken dat Jeroen Koch zijn wantrouwen jegens het wedergeboorte-verhaal op zich telkens laat blijken. Bovendien moet het toch kunnen lijden dat eenzelfde verhaal in een andere context een andere belichting krijgt?

Boeiend
Waarom ik dan toch dit boek geboeid heb gelezen? Van Deursen heeft zich naar mijn oordeel wat te gemakkelijk van de totaalinhoud van het boek afgemaakt. Wie namelijk door de hier boven genoemde (dis)kwalificaties heen leest, krijgt toch een boeiend relaas onder ogen van wat zich in de negentiende eeuw rondom Kuyper heeft afgespeeld. Wijlen drs. G. Puchinger had zes delen over Kuyper in petto. Het werd slechts één deel. Na de dissertatie van de ook rooms-katholieke P. Kasteel in 1938 is er derhalve geen tweede werk verschenen, waarin de totale Kuyper zo helder is neergezet, ook al noopt de auteur telkens tot tegenspraak. Niet ten onrechte noemt Koch hem een 'unieke figuur', als predikant, kerkhistoricus, theoloog, journalist, politicus, ideoloog, kerkreformator. Dat neemt niet weg dat hij ook een grillig en eigenzinnig mens was. Ook daarin wordt hij juist getekend. Kuyper nam overigens zoveel ter hand dat hij van zenuwinzinking naar zenuwinzinking ging.
Het gaat uiteraard om bekende zaken: zijn bezig zijn in de politiek met de oprichting van de Anti-Revolutionaire Partij (1878), de stichting van de Vrije Universiteit in 1881, zijn streven naar Doleantie, zijn journalistieke arbeid in De Standaard, die door hem werd opgericht op 1 april 1872, driehonderd jaar na de inneming van Den Briel (Kuypers voorstel voor Het Geuske als naam haalde het overigens niet) en de heroprichting van de Heraut als kerkelijk orgaan.
Zijn bekering tot de democratie, gepaard gaande met een herinterpretatie van de calvinistische traditie (neo-calvinisme), komt voor het voetlicht evenals zijn relatie tot Groen, wiens politieke opvolger hij was, maar die meer en meer kritisch kwam te staan tegenover zijn uitgewerkte programma op alle levensterreinen (Ons Program). Bovendien wordt het beeld dat vaak is opgeroepen van Kuypers affiniteit tot Rome bijgesteld. In de politiek kwam hij weliswaar tot een coalitie met de rooms-katholieken ('opportune coalitiepolitiek'), in confessioneel opzicht bleef hij uitermate kritisch en op zijn hoede, in ieder geval 'ambivalent'.

De kerk
Ik haast me nog enige opmerkingen te maken over de kerk. Ook hier biedt het boek voor ingewijden geen echt nieuwe ontdekkingen. Maar het is voor de huidige generatie wel een helder, samenvattend, goed gedocumenteerd en daarom leerzaam verhaal. Bij de herdenking van de 300e sterfdag van Calvijn in mei 1864 bleek deze hem al tot lichtend voorbeeld om te mogen breken met de kerk. Wat een misvatting moet heten!
Zijn geding met de ethisch-irenischen komt voor het voetlicht. Zijn aversie tegen de 'volkskerk' en zijn strijd om een 'belijdeniskerk' komen in alle scherpte naar voren, zij het dat Kuypers gemis aan visie op het verbond als constituerend voor de kerk niet wordt belicht. Waarom overigens de auteur meent te moeten opmerken dat in die tijd de Hervormde Kerk 'allengs potsierlijker' als volkskerk werd aangeduid, en hij ook opmerkt 'wat er ook nog van over mocht zijn', ontgaat me. Kuypers aanvankelijke verwantschap maar latere geding met jhr. A.F. de Savornin Lohman doortrekt het hele boek. Het liep uiteindelijk uit op de Doleantie in 1886. 'Zijn draaiboek lag al klaar' (in 1883), zegt de auteur veelbetekenend.
Merkwaardig is het echter dat de auteur als 'belangrijkste tegenstrever' van Kuyper de Amsterdamse orthodoxe predikant J. Cramer aanmerkt. Naar mijn oordeel was dat de eveneens Amsterdamse Ph.J. Hoedemaker. Die komt weliswaar ook in het boek voor.
Hoedemaker bezocht ooit met Kuyper een opwekkingscongres in Brighton, waar Kuyper 'in extase' raakte, en hij was in de beginjaren van de VU daar ook hoogleraar. 'Te laat realiseerde hij zich dat Kuyper een dubbele agenda voerde', zegt Koch. Of toch op tijd? werp ik hem tegen. Want doordat Hoedemaker met de VU brak, kwam de controverse met Kuyper onverhuld aan het licht. De intentie van Hoedemakers strijd met Kuyper wordt vervolgens correct verwoord: 'Heel de kerk en heel het volk'; 'Uit de Kerk treden! Dat mag niet'. Maar het gebeurt te geïsoleerd, op slechts een enkele pagina. De biografie zou aan diepte hebben gewonnen, wanneer door het hele boek heen het geding Kuyper-Hoedemaker in beeld was geweest, met de theocratische gedachte als hoofdlijn. De theocratische gedachte bij Hoedemaker gold immers kerk en staat. Daarin stond hij meer in de traditie van de Reformatie dan Kuyper met (o.a.) zijn idee van soevereiniteit in eigen kring. In de literatuurlijst ontbreekt Hoedemaker geheel.

Actueel
Ten slotte: het boek van Koch is dáárom actueel, verrassend actueel zelfs, omdat het waar is wat de Prediker zegt, namelijk dat er niets nieuws onder de zon is. Kuypers organisatiestreven 'op alle terreinen des levens', met het adagium dat op het hele erf van het menselijk leven Christus zegt 'Mijn', is verbleekt. Zijn ingrijpen in en breuk met de historische kerk liet echter diepe sporen na en blijkt zich telkens te (kunnen) herhalen. Wat toen geweest is, herhaalt zich letterlijk vandaag. Kuyper is dood maar hij is nochtans nog springlevend. Wie het vatten kan, vatte het.

N.a.v. Jeroen Koch:
Abraham Kuyper. Een biografie.
Uitg. Boom, Amsterdam; 672 blz.; € 39,50.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 augustus 2006

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Doleantie-draaiboek lag klaar

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 augustus 2006

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's