Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BOEKBESPREKING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BOEKBESPREKING

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dr. Jakob van Bruggen:
Romeinen. Christenen tussen stad en synagoge.
Uitg. Kok, Kampen; 286 blz.; € 29,90.

In het jongste deel van de serie Commentaar op het Nieuwe Testament presenteert prof. J. van Bruggen het resultaat van jarenlange bestudering van de Romeinenbrief. De nieuwtestamenticus benadrukt dat hij de brief niet beschouwt als tijdloze samenvatting van de christelijke leer. Voortdurend wil hij de aandacht richten op de concrete situatie waarin de gemeente van de eerste christenen te Rome zich bevindt.
Bij de uitleg van de Romeinenbrief gaan vele exegeten er vanuit dat de gemeente met name gevormd zou zijn uit Joodse christenen. Men veronderstelt dat de gemeente te Rome lijdt aan interne spanningen tussen christenen uit de Joden en uit de heidenen. Daartegenin beargumenteert prof. Van Bruggen dat de gemeente in Rome min of meer los van de synagoge is ontstaan, en dat de geadresseerden overwegend christenen uit de heidenen zijn. Dat dit uitgangspunt van wezenlijk belang is voor de uitleg, wordt bij het lezen van de commentaar steeds meer duidelijk.
De jonge gemeente moet leren staande te blijven temidden van haar heidense leefomgeving in de hoofdstad van het Romeinse Rijk. Tegelijkertijd moet zij haar houding bepalen ten opzichte van de oude joodse gemeenschap in de stad, die op haar neerziet, omdat haar leden veelal onbesneden zijn en buiten de voorrechten van het Joodse volk staan.
Paulus laat zien dat Gods wet niet alleen de heidenen, maar ook de Joden schuldig stelt. Des te meer betuigt hij het evangelie dat Joden en heidenen in Christus vrije toegang hebben tot God. Om kritiek vanuit de synagoge te weerleggen, laat Paulus zien dat de rechtvaardiging door het geloof in Christus oudtestamentische papieren heeft. Betekent dit evangelie dat Israël als volk voor God heeft afgedaan? In een gemeente van gelovigen uit de heidenen is het gevaar van dergelijk denken groot. Het is veelzeggend dat de apostel uitvoerig schrijft over de houding die de lezers tegenover het Joodse volk zullen innemen. Al bestaat de gemeente los van de synagoge, zij mag Israël niet uit het oog verliezen. Zelfs als zij merkt dat het Joodse volk zich verhardt, heeft zij geen enkele reden om zich erboven te verheffen. Paulus geeft zelf het voorbeeld, wanneer hij zijn hartstochtelijke liefde voor zijn volk verwoordt. Deze liefde lijdt aan de ongehoorzaamheid waarmee het ongelovige deel van Israël zich afsluit van de zaligheid. Deze liefde verlangt intens naar het behoud van het Joodse volk.
Het is natuurlijk interessant om te lezen hoe een kerntekst als Romeinen 11:26 wordt uitgelegd. De commentator betrekt de woorden ‘geheel Israël’ mijns inziens ten onrechte niet op het Joodse volk, al laat hij in zijn commentaar meer ruimte voor deze uitleg dan in eerdere publicaties. Tot mijn verrassing vindt hij in andere woorden van hetzelfde tekstvers wel hoopvolle verwachting voor Israël. Het gaat dan over de belofte dat de Verlosser uit Sion zal komen, en de goddeloosheden zal afwenden van Jakob. Op grond van de context waarin deze woorden van Jesaja staan, stelt de auteur dat het hier niet gaat over de komst van Gods Zoon in het vlees, maar over een toekomstige bekering van het Joodse volk.
Prof. Van Bruggen zoekt voortdurend naar de onderlinge verbanden tussen de verschillende onderdelen van de brief. Hij wijst er bijvoorbeeld op dat de hoofdstukken 9-11 de blikrichting voor de hoofdstukken 12-16 bepalen. De aansporing tot de nieuwe ‘eredienst’ van de nieuwe levenswandel met Christus (vanaf 12:1) zet de christenen uit de heidenen op het spoor van Gods geschiedenis met Israël. Bovendien is de wijze waarop zij leven van belang voor de toekomst van dit volk. Het is hun roeping om door hun levenswandel de Joden die de Messias nog verwerpen, tot jaloersheid te verwekken.
Een van de voorbeelden waaruit blijkt hoe de visie op de achtergrond van de brief doorwerkt in de interpretatie, is de uitleg van het vlees eten en het houden van bepaalde dagen in Romeinen 14. Volgens prof. Van Bruggen is hier geen sprake van polemiek tegen judaïsten, zoals in andere nieuwtestamentische brieven. Hij is van mening dat het hier niet gaat over joodse spijswetten en feestdagen, maar over religieuze gewoonten van de heidenen in Rome. Een exegese die hij goed weet te onderbouwen.
Deze commentaar biedt soms een summier overzicht van de geschiedenis van de exegese bij een bepaalde perikoop. Nog meer gaat de auteur in gesprek met eigentijdse exegeten. Daarbij schaamt hij zich niet om, waar nodig, tegen het tegenwoordige tij in te gaan, zoals bij de uitleg van Romeinen 7. Vermeldenswaard is ook de verwerking van de NBV, zij het meestal in kritische zin richting de interpreterende vrijheid die de vertalers zich hebben veroorloofd.
Enigszins vergezocht vind ik de uitvoerige behandeling van Romeinen 5:12. De hoogleraar wil blijkbaar aantonen dat hier geen scholastieke uiteenzetting van de leer van de erfzonde te vinden is. Maar als hij in zijn excurs hierover concludeert dat hier niets te vinden zou zijn over erfschuld, gaat hij mijns inziens te kort door de bocht. De apostel betoogt hier immers wel degelijk dat de sterfelijkheid van alle mensen laat zien dat alle nakomelingen van Adam sinds Genesis 3 schuldig staan ten opzichte van hun Schepper.
Bij de uitleg van Romeinen 8:3 lees ik dat de menswording van Gods Zoon als zodanig geen vernedering voor Hem zou zijn geweest. Dat lijkt mij moeilijk vol te houden, al begrijp ik wel dat de auteur hier de menselijke natuur wil onderscheiden van de zondige natuur.
Ten slotte: Dit nieuwste deel van de serie Commentaar op het Nieuwe Testament geeft blijk van grote wetenschappelijke bekwaamheid. Daarbij weet de nieuwtestamenticus in betrekkelijk weinig woorden begrijpelijk en leesbaar te verwoorden wat hij wil zeggen. Daarom een hartelijke aanbeveling van dit waardevolle boek.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 september 2006

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

BOEKBESPREKING

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 september 2006

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's