Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wéten van Gods beloften

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wéten van Gods beloften

REFORMATORISCHE VISIE OP JONGEREN [ 2 ]

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De gereformeerde belijdenis heeft ook voor ons jeugdwerk betekenis.

Ergens op de achtergrond van het reformatorische mensbeeld staat de klassieke psychologische drieslag: verstand, wil en gevoel. Deze drieslag, die in de belijdenisgeschriften verschillende keren terugkomt, kan vruchtbaar gemaakt worden in het jeugdwerk. De vragen ‘Wat moeten ze weten? Wat moeten ze voelen? Wat moeten ze verlangen?’ kunnen helpen bij de concrete voorbereiding van een catechisatie of clubavond. Wij mogen de jongeren informeren, motiveren en appelleren, zo hebben we vorige week gezien. De drieslag is echter ook van invloed op de gereformeerde visie op zonde en genade.

Slaven van de zonde
Door de zonde is ons verstand verduisterd, onze gevoelens en verlangens zijn op onszelf gericht, onze wil is geknecht, verslaafd aan de ‘eigen begeerlijkheden’. De mens verandert door de zonde niet ‘substantieel’, maar ‘relationeel’. Hij behoudt zijn verstand, gevoel en wil. De mens heeft ‘door de val niet opgehouden een mens te zijn, begaafd met verstand en wil’ en de zonde heeft ‘de natuur van de mens niet weggenomen, maar verdorven en op geestelijke wijze gedood.’(Dordtse Leerregels 3/4, 16) Het is alsof overal een minteken voor staat. Wat bedoeld was tot eer van God en tot liefde voor de naaste, is omgeslagen in het onteren van God en het haten van de naaste. Het verstand is verduisterd, het gevoel verontreinigd en de wil verslaafd.
In de gereformeerde belijdenisgeschriften wordt voor de erfzonde steeds verwezen naar de val van Adam en Eva in het paradijs (NGB 14, HC 7, DL 1.1). De realiteit van de zondeval is fundamenteel voor de gereformeerde geloofsleer. Toch mag de nadruk niet eenzijdig op de historiciteit van Genesis 1-3 komen te liggen. Onze individualistische jongeren denken: ‘Kan ik er wat aan doen dat Adam en Eva van die boom gegeten hebben.’ We kunnen dat natuurlijk uitleggen vanuit het werkverbond, waarin Adam ons ‘bondshoofd’ was, maar misschien helpen we hen meer als we duidelijk kunnen maken dat de geschiedenis van de zondeval óók een sjabloon is voor de listen van de satan. Zó werkt het blijkbaar. Satan zaait twijfel. ‘Is het ook dat God gezegd heeft?’. Hij wakkert ons zelfmedelijden aan: ‘Je mag zeker van geen enkele boom eten, jij mag niets van God.’ Hij probeert de ernst van het oordeel te relativeren. ‘Je zult niet sterven.’

Verbondswetticisme
We moeten proberen aan onze jongeren vanuit de concrete bijbelverhalen en de ‘dogmatische teksten’ van de belijdenisgeschriften duidelijk te maken dat de zonde slavernij is. We denken misschien dat we de jongeren helpen, als we de zonde concreter maken aan de hand van voorbeelden, maar dan lopen we wel het risico dat we de zonde ver-dingelijken, als we niet dieper afsteken naar de zonde als ongeloof, opstand tegen God en verslavende afgodendienst. Ten diepste gaat het bij de zonde altijd om het surrogaat. In plaats van de enige ware God iets anders verzinnen of hebben.
In het jeugdwerk kunnen we soms te gemakkelijk voorbijgaan aan de realiteit van de zonde. In het Engels spreekt met wel van verbondswetticisme, covenantal nomism, een term afkomstig uit de discussie over het nieuwe perspectief op de theologie van Paulus. Uitgaande van het verbond, benadrukt men dat God alleen verbondsgehoorzaamheid van ons vraagt. Maar is dat echt bevrijdend, als iemand nog verstrikt zit in het web van de zonde en zich verslaafd weet? Dat leidt tot een huichelachtige dubbelheid.
Ook ter rechterzijde wordt echter soms voorbijgegaan aan het gewicht van de zonde. ‘Bid er maar veel om!’ wordt er dan gezegd. Maar waar moeten onze jongeren eigenlijk om bidden? Bovendien: waar staat dat in de Bijbel? Natuurlijk ontbreekt de oproep om te bidden in de Schrift niet, maar dan gaat het om het gelovig gebed. Elke boodschap die jongeren terugwerpt op zichzelf, onderschat de zonde en miskent de genade. Psychologisch gezegd gaat het hier om een direct appèl op de wil, zonder verlichting van het verstand, reiniging van het hart (gevoelens) en bevrijding van de slavernij van de zonde. Dat kan zowel ‘evangelische’ vormen als ‘reformatorische’ vormen aannemen.

Evangelie
De vraag rijst dan terecht hoe het wél moet. Ook daarin geeft het gereformeerde belijden een helder antwoord. Wat wij niet kunnen doen, dat heeft God gedaan! De Dordtse Leerregels verwijzen naar het offer van Christus. ‘God heeft uit oneindige barmhartigheid zijn eniggeboren Zoon ons tot een Borg gegeven (…) Voorts is de belofte van het Evangelie, dat een ieder die in de gekruisigde Christus gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe; welke belofte alle volken en mensen, totwelke God naar zijn welbehagen zijn Evangelie zendt, zonder onderscheid moet verkondigd en voorgesteld worden, met bevel van bekering en geloof.’ (DL 2.2, 3, 5 )
Het evangelie confronteert ons met het offer van Christus. We worden niet opgeroepen om te geloven dat we christenen zijn of om te bidden om ‘het wonder’, maar in het evangelie komt er een bevel van bekering en geloof tot ons! Wie zijn wij dat we Christus zouden weerstaan. Daarom is kennis zo belangrijk. Kennis van de Bijbel, kennis van het evangelie. Geen feitenkennis, maar wéten van de beloften van God. De catechisatie en het jeugdwerk moeten daarop gericht zijn.

Erfgenaam van Gods koninkrijk
Onze kinderen zijn gedoopt en kinderen en erfgenamen van Gods verbond. Dat betekent niet dat we iets moeten veronderstellen wat er niet is, maar wel dat God Zijn hand genadig op hen legt. ‘Ik ben de Heere uw God, jouw God.’ Daar zit alles in: het kindschap van God de Vader, de verlossing door God de Zoon en de inwoning van God de Heilige Geest.’ Wat een erfenis! Dat moeten ze wéten! Ze moeten ook gaan voelen wat dat betekent, verwondering over Gods genade. Dat kan alleen, als wij zelf verwonderd zijn! Zijn we er dan?
Ook verbondskinderen moeten wederom geboren worden. Hun wil is en blijft vijandig, zonder Gods overwinnende genade. De Dordtse Leerregels spreken ook over die wedergeboorte. God laat ons het evangelie verkondigen, maar daar laat Hij het gelukkig niet bij. Hij verlicht ook ons verstand krachtig door de Heilige Geest, opdat wij verstaan en onderscheiden die dingen, die van de Geest van God zijn. Sterker nog, Hij ‘dringt ook in tot de binnenste delen van de mens met de krachtige werking van die wederbarende Geest.’ Daar vinden we dezelfde drieslag: Het verstand wordt verlicht, het hart wordt geopend. ‘In de wil stort Hij nieuwe hoedanigheden, en maakt dat die wil, die dood was, levend wordt; die boos was, goed wordt; die niet wilde, nu metterdaad wil; die wederspannig was, gehoorzaam wordt; Hij beweegt en sterkt dien wil alzo, dat hij als een goede boom vruchten van goede werken kan voortbrengen.’ (DL 3/4.11)
De gebruikte termen kunnen vragen oproepen. Het lijkt alsof de genade van God hier in plaats van relationeel, substantieel wordt; de term ‘instorten’ kan tot misverstanden leiden. De nadruk op de wedergeboorte kan afleiden van de oproep tot geloof en bekering en misleiden tot lijdelijk afwachten tot er iets gebeurt. Toch is dat niet de intentie van Dordt. De boodschap is hier juist dat wij het zelf gelukkig niet in de vingers hebben.
Het enige wat wij kunnen doen, is het evangelie verkondigen. God heeft beloofd de rest te doen. Hoe gaat dat dan? Het verstand wordt verlicht, het hart wordt geopend en de wil wordt vernieuwd.
Wat moeten ze weten? – Ze moeten weten wie Jezus is, een volkomen Zaligmaker voor verloren zondaren.
Wat moeten ze voelen? – Ze moeten de liefde van Christus voelen en de ernst waarmee Hij hen roept.
Wat moeten ze doen? – Ze moeten leren niets te doen, maar te geloven in dat wat God gedaan heeft en nog doet.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 oktober 2006

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Wéten van Gods beloften

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 oktober 2006

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's