Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geen ketting in krantenpapier

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geen ketting in krantenpapier

Communicatie in de prediking [2]

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het vorige artikel keken wij na een inleidend gedeelte naar het subthema de prediker als hoorder en maakten vervolgens een begin met het subthema de prediker als verkondiger. In dit tweede artikel gaan wij hiermee verder en sluiten het vervolgens af met het subthema de gemeente als ontvanger.

Als verkondiger zijn wij zelf met onze eigenheid voortdurend in het geding. Dat is een bijbels gegeven. Jesaja is geen Amos. En Johannes is geen Paulus. Ieder heeft een eigen aard en insteek, intonatie en houding. Dat is niet erg. Maar juist mooi. Het komt de boodschap alleen maar ten goede. Juist onze verscheidenheid is een garantie dat de veelkleurigheid van de boodschap voldoende oplicht. Bovendien draagt het feit dat zij door ieder van ons op een eigen wijze (golflengte) wordt uitgezonden, bij aan de mogelijkheid dat zij door veel meer mensen kan worden opgevangen. Er is immers ook onder hoorders veel verschil: er zijn rationeel en emotioneel ingestelde mensen. Wie door de éne voorganger niet wordt aangesproken, kan dat soms wel door de andere. Deze eigen aard en intonatie, die hun goed recht hebben (zoals we zijn, riep God ons!) vragen er echter wel om voortdurend gesnoeid te worden. Ik kan als dienaar van het goddelijke Woord niet slechts zeggen: ik ben nu eenmaal zo. Dagelijkse en voortgaande bekering is ook op het terrein van de prediking geboden. Ook op dat punt moet ik meer en meer vernieuwd worden naar het evenbeeld van Christus. Tot in detail toe. Alle hardnekkige en eigenwijze onbekeerlijkheid op dit gebied is tot oneer van God en tot schade van de mensen. Doet afbreuk aan Zijn Zaak.
Geroepen ben ik om mijzelf in alle onvolkomenheid geregeld onder handen te nemen en mijn manier van doen zoveel mogelijk bij te schaven opdat die zo min mogelijk afstoot. Dat is geen modern gedoe, maar oefening in dienstbaarheid. Paulus was zich ook van deze zaken bewust, toen hij schreef: ‘Want hetzij wij uitzinnig zijn, wij zijn het Gode; hetzij wij gematigd van zinnen zijn wij zijn het voor u.’ (2 Kor. 5:13) Heel mooi voegt hij er dan in één adem aan toe: ‘Want de liefde van Christus dringt ons.’ (vs. 14) Schaven en snoeien aan zijn manier van communiceren was voor hem dus een geloofszaak, onlosmakelijk verbonden met zijn roeping en hartstocht om mensen in te winnen voor Christus. Als er ergernis is, moet die er zijn aan de boodschap zelf en zo min mogelijk aan mij. Het is een zegen van God als een broeder of zuster (of je eigen vrouw of kind) af en toe ergens de vinger bij legt. Wijs dit dan niet gelijk van de hand als gecamoufleerd verzet, maar denk erover na en doe er iets mee. Een kleine verbetering kan een wereld van verschil maken!
In dit verband wil ik nog twee dingen zeggen. Luister geregeld kritisch naar een preek van jezelf. Noteer waar het voor je gevoel verkeerd gaat in de communicatie, wat er anders en beter kan. En luister geregeld naar goede preken van anderen. Om van deze voorbeelden te leren voor jezelf. Uiteraard moeten we ervoor waken om te gaan imiteren, maar we mogen wel een en ander op onze eigen wijze integreren. En er zo onze winst mee doen, ten gunste van de Zaak!

Belijnd
Wij zijn aan het evangelie van Christus verplicht een goed belijnd verhaal te leveren, qua opbouw en structuur. Hierbij is het van groot belang dat we voor onszelf heel helder hebben waar wij heen willen: wat is de scopus, het thema, de boodschap. Hoe zal de gemeente dat ontdekken als wij dat voor onszelf niet duidelijk is of wij dat niet duidelijk maken? Van Astrid Timmerman, die als communicatiedeskundige ons op de tweedaagse cursussen voor predikanten traint, hoorde ik twee mooie voorbeelden:
Voorbeeld 1:' Ik vind het,' zei ze, 'op zich best aardig om een keertje met iemand een eindje te toeren in de auto en onderweg van alles en nog wat te zien. Maar in de regel wil ik toch graag weten waar het heengaat. En ook de weg daarnaar toe een beetje kunnen volgen.'
Voorbeeld 2: 'Stel je voor dat je iemand rondleidt door je huis. Je wijst een oude stoel in de kamer aan. Een schilderij van een vrouw in de gang. Een antiek oliestel in de keuken. En een chique hoed op zolder. Snapt de ander dan waar het over gaat? Nee. Hoe mooi en aardig al die dingen op zich ook zijn, er is geen samenhang. Die komt er alleen als je duidelijk maakt dat je het nodige wilt laten zien van je oma die hier vroeger woonde. Dan wordt het duidelijk: Kijk dat is de stoel waarin zij zat; en die vrouw op dat schilderij dat was zij toen ze jong was; op dat oliestel kookte zij; en die hoed droeg ze als ze uitging.'

Duidelijke taal
Het taalgebruik moet goed en helder Nederlands zijn. Ergernis aan een slechte stijl moeten wij zoveel mogelijk proberen te voorkomen. Trouwens, zo’n slechte verpakking verdraagt zich ook niet met de oorsprong en inhoud van de boodschap. Het is net als wanneer je een gouden ketting zou inpakken in krantenpapier of een schreeuwende reclamefolder. Dat doe je toch niet!?
Van prof. C. Graafland hoorde ik ooit dat taal en stijl in principe zoveel mogelijk afgestemd moeten zijn op de leeftijd van vijftien jaar. Dan is het voor het grootste deel van de gemeente goed te volgen, zonder dat het simpel hoeft te worden. Het vraagt de nodige oefening en extra inspanning, maar de praktijk bewijst dat het de moeite waard is.

Visuele middelen
Het gebruik van goede beelden en voorwerpen gebeurt in de Bijbel veelvuldig. Zo liet Jeremia bijvoorbeeld een kruik kapot vallen voor de ogen van zijn gehoor (vgl. Jer. 19:10, 11). Er is in principe dus niks mis mee om daar in onze visueel ingestelde wereld een goed gebruik van te maken. En dat niet alleen voor de kinderen en jongeren. In de Bijbel gebeurt het juist met het oog op de ouderen! Evenmin moeten wij het doen voor het leuke, maar vanwege de zaak die in het geding is en helder moet worden.
Het is opvallend in de Bijbel dat hoe ernstiger de boodschap is en hoe hardnekkiger het volk reageert, de Heere juist dan dit soort visuele middelen inzet om hen te bereiken. Wie niet horen wil, moet voelen, zeggen wij. De Heere zegt het anders: Wie niet horen wil … zal het zien … en helpt ook dat niet, ja dan moet je voelen! God doet in een uiterste poging een beroep op oren én ogen. En verdubbelt daarmee Zijn aanspraak op ons leven. Er lijkt mij alles voor te zeggen in die lijn af en toe iets te visualiseren (zichtbaar te maken). Uiteraard liggen hier gevaren, vooral als wij er een sport van gaan maken om elke zondag weer met iets ‘anders’ te komen. Dan wordt het al gauw vervelend en verliest het zijn kracht. Dat leidt het meer af dan dat het doorwerkt.

Bevindelijk doorademd
Juist omdat de verkondiging bemiddelt in de relatie van God en mens en wij zelf – ja, dat mag ik toch aannemen! - geen buitenstaander maar een betrokkene zijn, kan het niet anders of de eigen relatie met God en de persoonlijke bevinding van het Woord doen volop mee in de communicatie. Met deze stelling sta ik in een lange en bekende traditie. Die haar wortels heeft in de Schrift zelf. Impliciet en expliciet doet de geloofsbeleving van de profeten en apostelen steeds volop mee in hun verkondiging (vgl. Rom. 8:31 ev. en Rom. 7:14 ev. voor resp. impliciet en expliciet). Vandaag de dag komen wij met deze insteek overigens ook op een natuurlijke (of moet ik zeggen: geestelijke) wijze tegemoet aan onze cultuur, die vraagt om echtheid en persoonlijke betrokkenheid. Al besef ik de gevaren van ‘spelen met beleving’ en ‘inspelen op gevoelens’, met een goed gebruik van onze eigen traditie in dezen lijkt mij niks mis.

De gemeente als ontvanger

Echt zien

Wij verkondigen de boodschap niet in de ruimte, maar aan mensen van vlees en bloed. Van Jezus lezen wij dat Hij de mens of de schare ‘zag’, in de zin dat Hij doorzag wat er in hen omging. Daarop stemde Hij de boodschap af (vgl. Joh. 4:16 en Joh. 6:26, 27). Daardoor kon Hij heel direct en raak zijn. Wat overigens niet altijd leidde tot overgave maar ook tot verzet. Juist toen de mensen de boodschap begrepen als nooit te voren, hadden velen het gehad en haakten zij af (Joh. 6:60 ev.).
Goede communicatie garandeert dus geen bekering! Nee, juist dan en daar voltrekt zich de scheiding en is de boodschap tot een val of tot een opstanding. Intussen zijn wij er wel toe geroepen om onze boodschap zoveel als in ons vermogen ligt af te stemmen op de hoorder. Want al is zij niet naar de mens, zij is wel voor de mens. Het gaat derhalve om dat ‘zien’ van mensen: wat Jezus echter in één keer doorzag, moet ik gaandeweg ontdekken en me met de nodige moeite proberen in te denken.

Dialogisch
Een goede communicatie tussen twee mensen impliceert een dialoog. Nu is verkondiging principieel geen dialoog, maar boodschap van Hogerhand. Dit betekent echter niet dat de verkondiging naast onderwijzende en verkondigende elementen geen dialogische momenten zou mogen hebben. Het komt de communicatie ten goede als wij in de vorm van vraag en antwoord in gesprek gaan met onze hoorders.
Als het de goede vragen zijn (meer dan alleen: kent u dat? ) worden de hoorders als het ware ‘opgehaald’ en veel directer bij de boodschap betrokken en uitgedaagd om mee te denken. Zij voelen zich gehoord in hun vragen en twijfels en worden directer verder geholpen met antwoorden. Bij de profeten komen we geregeld deze ‘monologische dialogen’ tegen en juist dan wordt het vaak heel spannend tussen God en het volk (vgl. Jes. 49:14-16 en Mal. 1:6-14). Uiteraard blijft dit lastig: want je hebt een Nicodemus en een Zacheüs onder je gehoor, een Maria en een vrouw uit Samaria. Het is belangrijk daar rekening mee te houden en in onze dialogen goed te nuanceren. Niet: U zegt nu … Maar: Het zou kunnen dat die of gene nu zegt …

Gevoelsmatig op goede golflengte
Wil de communicatie slagen, dan is het heel belangrijk om ook gevoelsmatig op de goede golflengte te komen. Zowel bij jezelf als bij de hoorder. Gevoelsmatig moet ik één zien te worden met de boodschap. Dat beïnvloedt mijn intonatie. En die goede toon versterkt weer het contact met de hoorder. Die intonatie kan overigens sterk wisselen: de ene keer vertolk je een ernstige boodschap heel rustig, een andere keer juist heftig. Soms jubel je de genade uit, dan weer val je bijna stil. Alle structurele eentonigheid moet worden vermeden. Wij hebben de vele mogelijkheden niet voor niets in ons, maar om te benutten, zeker in de dienst van God.
Het is ook van belang je steeds af te vragen welke emoties en gevoelens er bij de hoorder worden opgeroepen door wat je zegt. Door daar bewust mee te rekenen en op in te haken zowel verbaal als non-verbaal – dat mee te voelen zeg maar – kan worden voorkomen dat mensen emotioneel afhaken en daardoor óf niks meer horen óf alles verkeerd horen.

Ten slotte
Er wordt veel van ons gevraagd. Maar in het licht van Hem die alles gaf tot herstel van de relatie met God, is datgene wat er van ons verlangd wordt niet gauw te veel. Zeker niet als wij blijvend leven uit de verwondering zoals Paulus die verwoordde aan Timotheüs: ‘Ik dank Hem, die mij bekrachtigd heeft, namelijk Christus, onze Heere, dat Hij mij getrouw geacht heeft en mij in de bediening heeft gesteld.’

P.J. Visser

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 november 2006

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Geen ketting in krantenpapier

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 november 2006

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's