Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gij die geestelijk zijt

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gij die geestelijk zijt

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

We bevinden ons als kerk deze weken midden in een soms heftige discussie over de professionaliteit van de predikant. Hoe dient de opleiding te zijn, hoe grondig en hoe breed? Kan het met hbo eigenlijk ook, zij het dan wel met een aanvullende cursus of blijft een academische vorming noodzakelijk? Kortom, predikant zijn is een vak, een ambacht. Dat blijft het, ook al weet je je ertoe van Hogerhand geroepen. Voor dit voorname werk is het beste nog niet goed genoeg, zou ik zeggen.
Ik meng me hier verder niet in deze discussie. Het gaat me om nog een ander aspect dat te maken heeft met geestelijk leiderschap. In het kwartaalblad voor evangelische theologische bezinning Soteria (23e jaargang, 3 - 2006) geeft drs. Yme Horjus, baptistenpredikant te Ede, aan hoe hij geboeid is geraakt door het werk van de bekende Henri Nouwen (1932-1996). Hadden we het zojuist over de professionele kant van het predikantschap, Nouwen heeft altijd heel sterk ook het geestelijk leven van de voorganger onderstreept. Horjus begint zijn artikel met een breed citaat uit Een levende heenwijzing, later uitgebracht onder de titel Een levende herinnering: Dienst en gebed als verwijzing naar Jezus (1996).

Ik neem het citaat hier over:
Uit welke bronnen put een pastor voor zijn geestelijk leven? Wat kan hem ervoor behoeden een saaie, lauwe bureaucraat te worden? Wel een man met veel ambities, plannen en een volle agenda, maar iemand die ergens midden in zijn activiteit zijn hart heeft verloren? Hoe blijft een voorganger vitaal, intens levend, energiek en met hart voor de zaak? Wat stelt hem in staat te preken, les te geven, mensen te begeleiden en kerkdiensten te leiden met constante gevoelens van verwondering, vreugde, dank en lofprijzing?
Nouwen, aldus Horjus, heeft veel geschreven over het leven en wandelen in de nabijheid van God. Toen zijn eigen leven was vastgeraakt in een louter ambachtelijke vorm van beroepsuitoefening, hebben Nouwens boeken hem weer op het spoor gezet van een nieuwe gevoeligheid voor het spreken van God tot zijn eigen hart.
Te zeer – zegt hij in ‘Een levende heenwijzing’ – zijn wij bezweken voor de verleiding om de evangeliebediening te scheiden van de spiritualiteit, en het dienen van het bidden. Onze demon zegt: we hebben het te druk om te bidden; er is zoveel nood te lenigen, er zijn teveel mensen die iets van ons verwachten, teveel wonden om te genezen.
Bidden is een luxe, dat doe je in een vrij uurtje, als je er een dagje tussenuit bent, of op een retraite. Vooral voorgangers die over een indrukwekkend spreektalent beschikken, die organisatorisch het één en ander in hun mars hebben en daardoor heel sterk en markant functioneren, lopen het risico dat hun geestelijk leven zich maar heel minimaal kan ontwikkelen. Vóór alles moeten voorgangers met hun leven heenwijzen naar de grond van alle zijn, naar de God die in Jezus Christus alle mensen nabij wil komen. Dit heenwijzen vindt niet zozeer plaats door wat voorgangers zeggen of doen, maar veeleer door de mate waarin hun eigen leven ten diepste met God in Jezus Christus verbonden is. Als ons voorgangerschap ‘geprofessionaliseerd’ is, kan dat betekenen dat wij ons werk louter doen vanuit een beroepsdeskundigheid en vanuit het hanteren van technische vaardigheden. Het is belangrijk een uitstekend prediker te zijn, een deskundige counseler of een goede manager. Dat belang mag niet onderschat worden.
Maar evenzeer is het noodzakelijk dat wij ons competent voelen om geestelijk leiding te geven aan mensen die Gods aanwezigheid in hun leven zoeken.

Nouwen, aldus Horjus, benadrukt steeds dat ‘ons voorgangerschap geen kwestie is van ‘doen’, maar van ‘zijn’ (…) Vóór er van enige beroepsdeskundigheid sprake kan zijn, hebben we een spiritualiteit nodig, een manier van leven in de geest, waardoor al wat we zijn en al wat we doen anderen aan de levende God herinnert’. Bij mensen als Bonhoeffer en Merton ontdekt Nouwen het geheim van een steeds groter wordende intimiteit met Christus als de bron van al hun daden, merkt Horjus bij lezing van diens boeken op.
Hij wijst verder op een manco in de ontwikkeling van de pastorale theologie. In de jaren zestig, zeventig en tachtig werd een sterke nadruk gelegd op de psycho-dynamische aspecten van het menselijk gedrag. In het pastoraat werd de vraag steeds belangrijker: hoe zit een mens psychologisch in elkaar? Als je bepaalde processen daarin op het spoor komt, kun je die mens helpen. Volgens Nouwen werd daarmee een situatie geschapen waarin pastores méér belangstelling begonnen te krijgen voor de ontvanger van de boodschap dan voor de boodschap zelf. Dat brengt hem tot de klemmende vragen: ‘Zijn we langzamerhand niet méér doordrenkt van de taal van de gedragswetenschappen dan van de taal van de Bijbel? Praten we tegenwoordig niet méér over mensen dan over God, in wiens naam we tot de mensen gaan? Voelen we ons niet méér verwant aan de psycholoog en psychiater dan aan de priester?’
Met deze woorden zet hij zich niet af tegen pastorale trainingen. Hij wil deze noodzakelijke toerusting voor de bediening van voorgangers niet gering achten of kritiseren. Hij gaat er welbewust van uit dat dit soort trainingen veel meer vrucht zullen dragen, als deze binnen de context van een doorleefde spiritualiteit plaatsvinden. Wij kunnen door onze opleiding en training de gedachte hebben gekregen dat onze belangrijkste roeping is bij de mensen te zijn in al hun nood en pijn. Maar de Bijbel – zegt hij – lijkt dit niet te bevestigen. De primaire zorg van Jezus was: gehoorzaam te zijn aan zijn Vader, voortdurend in Zijn tegenwoordigheid te leven. Alleen zo werd het Hem duidelijk wat Zijn opdracht was in Zijn relatie met de mensen. Nouwen vraagt zich af of het eerste gebod, God lief te hebben met geheel ons hart, geheel onze ziel en geheel ons verstand, wel werkelijk voor ons het eerste gebod is. Geloven we dit echt?
Nouwen geeft een drietal richtlijnen aan, aldus Horjus, op basis van wat hij heeft ontdekt in het leven van mensen voor wie bidden werkelijk ‘het enige nodige’ is: contemplatief lezen van het Woord van God, stil luisteren naar de stem van God en vol vertrouwen gehoorzamen aan een geestelijke gids. Wat dat laatste betreft ten slotte nog dit citaat:

Nouwen spreekt in dit verband over de rijkdom van spirituele diepte die verborgen is in verschillende tradities van het christendom. In elk van die tradities zijn wel historische persoonlijkheden te vinden die als gids kunnen fungeren bij het zoeken van onze eigen weg. Hij noemt mensen als Benedictus, Franciscus, Dominicus, Ignatius van Loyola, Theresa van Avila, Jakob Böhme, Franciscus van Sales, George Fox, John Wesley, Henry Martin, John Henry Newman, Sören Kierkegaard, Charles de Foucauld, Dag Hammerskjöld, Martin Luther King jr, Thomas Merton. Zij verschaffen ons, volgens Nouwen, een referentiekader en een oriëntatiepunt bij onze pogingen een eigen persoonlijke wijze van bidden te vinden. Hij wijst erop dat de werkelijk grote heiligen uit de geschiedenis niet vragen om navolging. Want hun weg was uniek en niet zonder meer voor herhaling vatbaar. Maar zij halen ons binnen in hun leven en bieden een gastvrije ruimte waar wij zelf op zoek kunnen gaan. Met instemming citeert Nouwen een uitspraak van Theophanes de Kluizenaar, van wie hij de waarde van het ‘Jezus-gebed’ heeft geleerd: ‘Gebed is de toetssteen van alles; gebed is ook de bron van alles; gebed is de drijfkracht van alles; gebed is ook het richtsnoer voor alles’.
Ik zou me kunnen voorstellen dat ook andere namen en personen ons als gids kunnen dienen. Waardevol blijft het advies dan nóg. Het houdt ons ook bescheiden: we zijn niet de eersten die het evangelie uitdragen. We staan in een lange traditie en die is breder dan alleen de onze. We voegen ons in ons staan in de christelijke gemeente vandaag in de rij van allen die het in de eeuwen voor ons al deden. We kunnen van hen leren, hoe het niet moet, maar ook hoe God mensen gebruikt in zijn heerlijke dienst.
Horjus pleit er aan het slot van zijn artikel voor dat predikanten niet alleen ambachtelijk worden opgeleid tot een geestelijk leiderschap, maar dat hen naast vaardigheden in de exegese ook de persoonlijke omgang met God voorgeleefd en aangeleerd wordt. Het lijkt me goed om in de discussie over de professionaliteit van de predikant deze binnenkant niet te veronachtzamen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 november 2006

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Gij die geestelijk zijt

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 november 2006

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's