Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Alomtegenwoordige Majesteit

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Alomtegenwoordige Majesteit

MEDITATIE: EZECHIËL 1:4 EN 5

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen zag ik, en ziet, een stormwind kwam van het noorden af, een grote wolk, en een vuur daarin vervangen, en een glans was rondom die wolk; en uit het midden daarvan was als de verf van Hasmal, uit het midden des vuurs. En uit het midden daarvan kwam de gelijkenis van vier dieren; en dit was hun gedaante: zij hadden de gelijkenis van een mens..Ezechiël, de verbannen priesterzoon, krijgt tijdens zijn dertigste levensjaar bezoek van de HEERE. In het verre Tel-Abib, in droevige omstandigheden en onder dreigende nationale en internationale omstandigheden, komt de HEERE en geeft deze jongeman een nieuw perspectief en een nieuwe taak. Dit zien we gebeuren in een visioen.

Het boek Ezechiël staat vol visioenen. De profeet raakt keer op keer in extase en ziet dan ontzagwekkende taferelen. In wonderlijke beelden schouwt hij iets van de heerlijkheid van God, diens oordeel over Israël en het toekomstig herstel ervan. In het eerste visioen ziet de profeet God naar zich toekomen.
Niet alsof Ezechiël de HEERE in Zijn eigenlijke glorie zou kunnen aanschouwen, want niemand heeft ooit God gezien (Joh. 1:18). Wie zou trouwens God kunnen zien en leven (Ex. 33:20)? Ezechiël ziet een verschijningsvorm van Hem. Een manier waarop God Zich aan mensen openbaart en die hun een indruk geeft van Zijn grootheid, majesteit en genade.
Ezechiël is in zijn visioen op een vlakte in Babylonië. Ineens ziet hij met grote snelheid – als in een storm – uit het noorden een donkere wolk naar zich toekomen. De wolk is aan de buitenkant verlicht, zoals wij dat kennen van een onweerswolk, waaromheen de zon gouden randen tovert. Het is echter geen onweerswolk die Ezechiël ziet, want midden in de wolk ziet hij een lichtende massa: het lijkt op de kleur hasmal (amber).
Als het dichterbij komt, blijkt de lichtende binnenkant van de wolk, vier wezens te bevatten. Het zijn Cherubs, een bepaald soort engelen, lijkend op dieren en mensen. Ze zien er indrukwekkend uit. Ze hebben rechte benen met voetzolen als van een kalf. Ze kleuren als gepolijst koper en zijn als in vuur gehuld. Elke cherub heeft twee vleugels, die hij opheft om iets te dragen (straks zal blijken wat). En met de andere vleugels bedekt hij zijn lichaam. Onder zijn vleugels komen vier mensenhanden tevoorschijn.
De wezens hebben elk ook vier gezichten: van een mens, leeuw, os en arend. Deze cherubs zijn één en al beweging. Want tussen hen door schieten de bliksemschichten.
Tegenover elk van deze wezens bevindt zich een rad. Een wiel met een velg vol ogen. Waarbij zich dwars op zo'n wiel een ander wiel bevindt. De cherubs vormen met elkaar een vierkant. Met de wielen voor hen krijgen we het idee van een wagen, die alle kanten op kan. Nooit hoeft een wiel te draaien, nooit hoeft een cherub een andere kant op te kijken. Of ze nu oost-, west-, noord- of zuidwaarts gaan, ze gaan steeds rechtuit. Het voertuig staat in starthouding om alle kanten op te vliegen!
Het bijzonderste is wel wat zich boven de cherubs bevindt en door hen gedragen wordt. Het is een soort plateau (‘uitspansel’) waarop een Verschijning van vuur zit. Deze is niemand minder dan de Almachtige, de God van Israël. Het geheel vormt dus de draagkoets van de HEERE Zelf. Ontzagwekkend is Zijn verschijning. Even ontzagwekkend zijn Z'n dienaren. Alles is vuur en bliksem, heerlijkheid en heiligheid. Wanneer het geheel zich beweegt, maakt het een oorverdovend geluid.

Twee dingen wil de HEERE Ezechiël – en ons! – hiermee vooral duidelijk maken.
Het eerste is dat wij niet te klein van God moeten denken. Hij is de hoogheilige in Zichzelf. Zijn majesteitelijke Heerlijkheid is ontzagwekkend. Wie kan voor Hem bestaan? Hij is als een verterende gloed, waarbij niet te wonen valt. Beseffen wij dat nog wel? Is er ook onder ons nog voldoende besef van de grootheid en majesteit van de HEERE? We hebben niet met zomaar iemand te doen. Hoe zou een mens voor Hem bestaan?
Het tweede is dat deze God alomtegenwoordig is. Zijn aanwezigheid is niet beperkt tot de tempel. Hij kan overal zijn. Hij wil de Zijnen te hulp komen en overal nabij zijn. Hij gebruikt hier Zijn macht niet om te verderven, maar om te redden. Met een snelheid groter dan die van het licht kan Hij de Zijnen te hulp komen. Hij zoekt zelfs een armzalig hoopje ballingen en een bedroefde priesterzoon bij de Chebar op. Het verre Babel en de onaanzienlijkheid van Tel-Abib is voor Hem geen belemmering. Dat is een geweldige troost! Laat dat ons bemoedigen, net zoals Zijn heiligheid ons moge vernederen. Zo zullen we temeer oog krijgen voor Hem, in wie Gods heerlijkheid zich ten volle openbaarde: de HEERE Jezus Christus, in wiens leven de lijnen van Gods heiligheid en nabijheid elkaar kruisen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 november 2006

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Alomtegenwoordige Majesteit

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 november 2006

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's