Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Leiding ondanks ongelijktijdigheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leiding ondanks ongelijktijdigheid

DE LITURGIE IN HERVORMDE GEMEENTEN [ 1 ]

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

In november kondigden we het aan: De Waarheidsvriend zal in 2007 relatief veel aandacht aan de liturgie geven. Dat is nodig, om blijvend leiding te geven aan het denken van kerkenraden en gemeenteleden. Maar hoe moet dat, als er in hervormd-gereformeerde gemeenten een uiteenlopende praktijk groeit?

Hoe komt het toch dat spanningen over de identiteit en de koers van de gemeente zo nadrukkelijk samenkomen in de keuzen in de liturgie? Hervormde gemeenten hebben vanouds een zekere verscheidenheid gekend, ook al kan er in het geheel van de kerk massief over ‘de bonders’ gesproken worden.
Maar waar de een wat meer nadruk legt op de beloften van Gods verbond, pleit de ander voor de noodzaak van de beleving van het heil. Waar de een wat meer missionair gericht is en zich in het evangelisatiewerk inzet, ziet de ander in de overdracht van de geloofsleer aan jongeren een speerpunt. Binnen de gemeente zijn verschillende mensen actief en kunnen de verschillende gaven juist haar opbouw ten goede komen.

Geloofsgesprek
Wel, al die verschillende gemeenteleden komen op zondag in de eredienst samen, waar in de liturgie woorden gegeven worden aan de beleving van het geloof, de omgang met God. En waar geloofsbelevingen uiteen groeien, komt de liturgie onder druk te staan. In toenemende mate. Daarom mag aan het gesprek over de liturgie het geloofsgesprek – over wie God is en over wie ik als mens ben – voorafgaan. Ds. A. Beens schrijft momenteel in ons blad scherp analyserend en bewogen over het godsbeeld dat we overdragen in de opvoeding, waarbij het uiteindelijk gaat om de vraag of er van genade sprake blijft. Zou er spanning inzake de liturgie kunnen zijn, omdat dit geloofsgesprek (te) weinig plaatsheeft?

Adviserende positie
Leiding geven inzake de liturgie, het is vanwege zijn ambtelijke positie de taak van de kerkenraad. Geroepen om de gemeente (dienend) te regeren, is de kerkenraad verantwoordelijk voor de inrichting en vormgeving van het gemeentelijke leven, ook van de eredienst. Dat we kerkelijk en ambtelijk willen denken, mag ook tot uiting komen in de keuzes in de liturgie: de synode geeft een bepaalde vertaling of berijming vrij voor gebruik in de erediensten, op grond waarvan de kerkenraad tot een eigen afweging en besluitvorming komt.
Voor hervormde gemeenten op gereformeerde grondslag speelt tegelijk mee dat het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond hierin vanouds een zekere adviserende positie inneemt. Vanaf de oprichting van de vereniging zijn er uitspraken over de eredienst gedaan, om zo de kerkenraden handvatten aan te reiken om tot – vanuit gereformeerd perspectief – verantwoorde besluitvorming te komen. Het zorgt er tevens voor dat niet elke gemeente zelf ‘het liturgische wiel’ hoeft uit te vinden en de gemeenten waar mogelijk elkaar in dit opzicht vasthouden. Het voorkomt ook onderlinge vervreemding, of positiever: het stimuleert de onderlinge verbondenheid.

GB-brochures
In het vorig jaar verschenen jubileumboek Uw Naam geef eer. Honderd jaar Gereformeerde Bond is in kaart gebracht op welke wijze het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond in De Waarheidsvriend en in verschillende brochures over het zingen in de eredienst heeft gesproken. Die brochures verschenen vooral de afgelopen vijfendertig jaar, ongetwijfeld omdat in de Nederlandse Hervormde Kerk de Nieuwe berijming (1968) en het Liedboek voor de kerken (1973) in gebruik kwamen. In die brochures kunnen we een consistente lijn opmerken, waarin de psalmen zeer in ere worden gehouden, in verbondenheid met de kerk der eeuwen, en waarin tegelijk ruimte wordt gelaten voor het berijmen van andere gedeelten van de Schrift. ‘Veel meer dan dat de Gereformeerde Bond tégen bepaalde liederen was, heeft hij zich uitgesproken vóór de psalmen,’ aldus een citaat uit Uw Naam geef eer. We kozen en kiezen dus voor het gezongen Woord van God.

Boezem van de gemeente
De vraag is of die positiekeuze – die in het licht van de gereformeerde traditie te verantwoorden is – anno 2007 met het oog op de gemeenten voldoet. Want dat is het signaal, dat vanuit gemeenten hier en daar klinkt. We constateren dat de vraag naar verantwoorde leiding inzake de liturgische vragen steeds regelmatiger terugkeert. Dat betekent allereerst dat elke generatie kerkenraadsleden zich op het lied in de eredienst moet bezinnen en zich een visie eigen moet maken – nodig, omdat er onder ons immers geen sprake is van een ‘dichtgetimmerde’ visie, maar van een traditie waarin de Psalmen het primaat hebben. Dat vraagt ruimte voor bezinning op dit thema, zonder dat dit gesprek onder druk staat van noodzakelijke besluitvorming.
Die zich herhalende vraag betekent tevens dat de vraag meer in de boezem van de gemeente gesteld wordt. Toen in de jaren zeventig van de vorige eeuw hervormd-gereformeerde predikanten gehoor gaven aan de roep uit het noorden van het land en een gemeente gingen dienen die in een andere liturgische traditie stond dan in de Gereformeerde Bond gebruikelijk is, is gezegd dat gemeenten waar de gereformeerde prediking klinkt, volledig bij die gereformeerde beweging horen. In die context klonk, dankbaar voor de doorwerking van het gereformeerde, niet: ‘Schaf het Liedboek af ’, maar wel: ‘Zing in de dienst ten minste drie keer een psalm’.
Nu klinkt de vraag naar meer ruimte in de liturgie ook vanuit hervormde gemeenten met een andere geschiedenis, soms ook staande in een meer traditionele context. Woorden die in de huidige situatie – waarin de komende serie artikelen hopelijk zullen landen – nogal eens klinken, zijn wildgroei en ongelijktijdigheid. Beide verschijnselen maken leidinggeven lastiger, al hoeven we er beslist niet door in een onvruchtbare krampachtigheid te schieten, alsof in verbondenheid met onze eigen geschiedenis niet nog altijd uitgelegd kan worden waarom de Psalmen ons als de liederen van Israël lief zijn.

Onbeheersbaar
Met ‘wildgroei’ is lastig om te gaan. Wildgroei kan geassocieerd worden met uiteenvallen, met het elk een eigen weg gaan.
Gemeenten waar het besluit genomen is om meer te zingen dan Psalmen en onze enige gezangen, laten de liederenkeuze soms over aan de (gast)predikant of komen bij bundels die niet stroken met het gereformeerde karakter van de gemeente. Misschien zitten we op dit moment juist in een fase waarin wildgroei – om dat zware begrip nog een keer te laten vallen – kan worden voorkomen, als kerkenraden in onderlinge verbondenheid beogen te verstaan wat gereformeerd zijn in onze tijd betekent.
Het zal duidelijk zijn dat in een situatie van werkelijke wildgroei van niemand het geven van leiding verwacht kan worden, of het moet leiding zijn met behulp van een snoeimes, leiding waartoe men dan wel bevoegd moet zijn.
Meer dan met wildgroei hebben we in de hervormd-gereformeerde liturgische praktijk te maken met ongelijktijdigheid. Er zijn gemeenten waar de vragen nauwelijks spelen en het enkele gemeentelid dat anders wenst, zijn heil vijf kilometer verderop zoekt. Er zijn gemeenten die evangelische georiënteerde gemeenteleden niet willen verliezen en daarom worstelen met de vraag hoe de gereformeerde identiteit ook in het kerklied bewaard kan blijven en die soms weloverwogen tot enige verandering overgaan. Er zijn gemeenten waarvan predikanten en anderen beseffen dat na de invoering van meer liederen dan de psalmen, ‘de bakens verzet worden’, met alle negatieve gevolgen voor de opbouw van de gemeente. Er zijn gemeenten die de afgelopen jaren de bezinning hebben afgerond en een vrijere liturgische praktijk kennen.
Daarnaast is er verschil inzake de positie van de gemeente. In Veenendaal en Harderwijk is bij voorbeeld verscheidenheid tussen de wijkgemeenten gegroeid, terwijl in een dorpssituatie als – opnieuw bijvoorbeeld – Brakel of Groot-Ammers alle leden samen onder hetzelfde hervormde dak verkeren.

Luisterhouding
Onderscheid is er ook in de wijze waarop met de vragen die onze belevingscultuur stelt of de visie van meer evangelisch georiënteerde gemeenteleden wordt omgegaan. Zonder een luisterhouding naar de Schrift, naar elkaar, ook naar onze eigen geschiedenis, kan het nooit. Het is schokkend in beleidsvoornemens te lezen dat ‘er nu eenmaal toch onrust zal komen, zodat we maar gelijk een aantal knopen zullen doorhakken’. Op een niet-geestelijke houding kunnen we de zegen van de Heere over de gemeente niet verwachten. Deze keer noem ik geen voorbeelden. In voorgaande jaren schijnt in de geschiedenis van de Gereformeerde Bond tegen degenen die gezangen wilden invoeren, wel gezegd te zijn: ‘Sluit u aan bij een confessionele gemeente.’ Zo zal het anno 2007 niet meer klinken. Maar dat neemt niet weg dat we in de gereformeerde belijdenis – leesregel van de Heilige Schrift – nog altijd ons ijkpunt zoeken voor het leven van de gemeente, met name de eredienst. Over die positie zal geen discussie gevoerd moeten worden, want wie dat wel wil, die wil een inhoudelijke koerswijziging. Verwarring komen we te boven en wildgroei houden we van ons, als die belijdenis voor kerkenraden ijkpunt in de positiebepaling is.
Dat gesprek kan alleen zonder risico voor ontsporing gevoerd worden, als we uit innerlijke overtuiging beseffen waar het in het gereformeerd belijden ten diepste om gaat. In de praktijk kan dit best lastig zijn, bijvoorbeeld om duidelijk te maken dat ons scharnierpunt als gevolg van liturgische keuzes zomaar van de belovende God naar de gelovende mens kan verschuiven.
Dat gesprek kan ook alleen op goede wijze gevoerd worden, als we elkaar vervolgens vinden in wat een kerklied is. De musicoloog Jan Smelik zegt ergens dat een kerklied doordrenkt moet zijn van de Schriften. Dat gesprek kan voorts alleen goed gevoerd worden, als we weten hoe we als kerkenraad en daarna als gemeente een gesprek voeren.

Gods lof
Liturgie raakt het beeld dat we van God hebben en daarmee gaat een gesprek over de eredienst over de identiteit van de gemeente. Laat de heiligheid van God – immers Zijn wezenskenmerk – door mogen stralen in de kwaliteit van onze erediensten, opdat de gemeente Hem eert op een wijze die bij Hem past. ‘Dit volk heb Ik mij geformeerd, zij zullen Mijn lof vertellen,’ zegt Jesaja. Aan die lof op onze lippen willen de volgende artikelen in deze reeks dienstbaar zijn.

Volgende week deel 2 in deze serie: Hoe reageren we op de gevoelscultuur?

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 2007

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Leiding ondanks ongelijktijdigheid

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 2007

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's