Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BOEKBESPREKING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BOEKBESPREKING

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

G.D. Bertram-Troost: Geloven in bijzonder onderwijs. Levensbeschouwelijke identiteitsontwikkeling van adolescenten in het voortgezet onderwijs. Uitg. Boekencentrum, Zoetermeer; 368 blz.; € 29,90.

De auteur van de dissertatie Geloven in bijzonder onderwijs, mevr. G.D.Bertram-Troost, wees de Werkgroep Onderwijs van de Gereformeerde Bond op haar studie, omdat op de vier protestants-christelijke scholen die mee hebben gedaan aan het onderzoek een groot deel van de leerlingen met een kerkelijke achtergrond uit ‘gereformeerde-bondsgezinnen’ komt. In het boek wordt veel aandacht besteed aan de vraag hoe het vak- en vormingsgebied levensbeschouwing heden ten dage gestalte krijgt op pc-scholen voor voortgezet onderwijs. Zij verwacht dat er voor de werkgroep en voor ouders relevante informatie in is te vinden.

Diversiteit
Veel bijzondere scholen voor voortgezet onderwijs worden gekenmerkt door levensbeschouwelijke diversiteit van zowel leerlingen als het docententeam. Wat betekent de steeds meer pluriforme samenstelling van de school voor leerlingen? Hoe kijken zij vanuit hun eigen achtergrond tegen levensbeschouwelijke vorming aan? En welke invloed heeft dit op hun levensbeschouwelijke identiteitsontwikkeling? Dat zijn de vragen die aan deze studie ten grondslag liggen en die op basis van grondig onderzoek en een uitvoerige literatuurstudie beantwoord worden.
Duidelijk mag zijn dat ‘levensbeschouwelijke identiteitsontwikkeling’ een veel breder begrip is dan ‘geloofsontwikkeling’. De operationalisering van dit begrip, zodat het bruikbaar wordt voor kwantitatief onderzoek, brengt ons nog verder weg van wat we onder geloofsontwikkeling verstaan. Kerkelijkheid is te meten, geloof niet. De studie gaat daarom ook niet in op groei of stilstand van kerkelijke betrokkenheid. Het gehanteerde identiteitsbegrip is veel ruimer. In aansluiting op de identiteitstheorie van Erikson en de uitwerking van deze theorie door onder andere Marcia komt de auteur tot twee indicatoren die levensbeschouwelijke identiteitsontwikkeling in kaart brengen: commitment (psychosociale bindingen die jongeren aangaan) en exploratie (kiezen tussen zinvolle alternatieven). Levensbeschouwelijke identiteitsontwikkeling wordt dan omschreven als het totaal van geleidelijke verandering in de inhoud en sterkte van commitments ten aanzien van de manier waarop men tegen het leven aankijkt en de mate van exploratie bij het bereiken en veranderen van deze commitments. Ook jongeren die zichzelf niet tot een specifieke levensbeschouwing of godsdienst rekenen, konden daarom betrokken worden bij het onderzoek. Er is gekeken naar factoren en processen die een rol spelen bij de manieren waarop jongeren in de Tweede Fase van het voortgezet onderwijs (15-17 jaar) staan ten opzichte van levensbeschouwing.

Uniform docentenbestand
Vier protestants-christelijke scholen zijn in dit onderzoek betrokken. Ze hebben alle, de één meer, de ander minder, een gevarieerde populatie en veelal ook een brede samenstelling van het docententeam. Minder dan 50% van de leerlingen rekent zich tot het protestantisme en een van de scholen kent 60% islamitische leerlingen. Helaas zijn er geen scholen bij die een uitsluitend kerkelijke populatie hebben of nog beter: een docententeam met uitsluitend kerkelijk betrokkenen. Dan zou ook duidelijk geworden zijn welke invloed een pluriform dan wel meer uniform leerlingenbestand op de identiteitsontwikkeling heeft. Nog belangrijker is de vraag – juist inzake de schoolkeuze – welke invloed op de identiteitsontwikkeling een pluriform dan wel een meer uniform docententeam heeft op leerlingen.
Met kwantitatief onderzoek (vragenlijsten) en kwalitatief onderzoek (interviews) is de vraagstelling onderzocht. Veel materiaal is verzameld en wetenschappelijk verwerkt. Je komt onder de indruk van de hoeveelheid werk dat aan dit proefschrift ten grondslag ligt.

Resultaten/conclusies
Van de resultaten en conclusies vermelden we de volgende:
- Er blijkt slechts een geringe relatie tussen het aanbod van het vakgebied levensbeschouwing en de exploraties en commitments van de leerlingen. Er is een veel groter verband met dat wat leerlingen van huis hebben meegekregen. Schoolaspecten spelen met name een rol als het gaat om exploratie die gericht is op mogelijke verandering van levensoriëntatie.
- Godsdienstdocenten blijken een sterkere rol te spelen bij de discussies in scholen over identiteit dan andere docenten. Voor de waardering van het vak godsdienst blijkt de relatie met de godsdienstdocent zeer belangrijk te zijn. De docent als persoon is van belang bij de wijze waarop leerlingen tegen het vak aankijken en voor de invloed die hij/zij heeft op het levensbeschouwelijk leren van leerlingen.
- De meeste leerlingen leren vooral van elkaar wat een bepaalde levensbeschouwing inhoudt.
- Jongeren lijken zich over het algemeen sterker te binden aan een bepaalde kijk op het leven dan dat ze zich er in verdiepen. Zij stellen het nadenken over levensbeschouwing uit.
- Hoe meer leerlingen leren over verschillende levensbeschouwingen, des te zekerder zijn ze over hun eigen levensbeschouwing. Het duidelijkst blijkt dit bij islamitische leerlingen. Er zijn geen aanwijzingen dat levensbeschouwelijke pluraliteit tot ‘levensbeschouwelijke crisis’ zou leiden.
- De drie belangrijkste aspecten van het levensbeschouwelijk aanbod op school die invloed hebben op jongeren zijn: de mate waarin leerlingen op school leren (praten) over de manier waarop ze zelf tegen het leven aankijken, de mate waarin ze leren over andere levensbeschouwingen en de mate waarin er bij andere vakken dan het godsdienstonderwijs aandacht is voor levensbeschouwing.

Betekenis van de school
In relatie tot eerder gedaan onderzoek merkt de auteur op dat het door Andree (1983) gevondene ook uit dit onderzoek blijkt: wat van huis is meegekregen, is van grote betekenis voor de levensbeschouwelijke oriëntatie. Andree vond ook dat de school weinig invloed heeft. Die conclusie wordt in dit onderzoek genuanceerd. De school heeft wel terdege invloed, maar dan wel met betrekking tot levensbeschouwelijke vorming en niet zozeer op de ‘inwijding in een specifieke godsdienst’, zoals Andree onderzocht.
Dit laatste brengt ons ten slotte tot de conclusie dat Geloven in bijzonder onderwijs ons, gedocumenteerd, veel biedt over de betekenis van de pluriforme christelijke school voor levensbeschouwelijke oriëntatie van leerlingen in het algemeen, maar niet veel kan zeggen over de betekenis van de school voor de opvoeding tot christenjongeren.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 2007

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

BOEKBESPREKING

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 2007

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's