Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jona werd niet verteerd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jona werd niet verteerd

Proefschrift over politieke theologie O’Donovan

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

O’ Donovans theorie ‘kent twee met elkaar samenhangende routes voor de politieke participatie van christenen. Enerzijds is er het profetisch spreken van de kerk. Daarin worden rond de publieke realiteiten en politieke verantwoordelijkheden vanuit de Openbaring de passende doelen aangewezen, vindt de ontmaskering van de antichrist plaats en klinkt de oproep om Christus te erkennen. Dit spreken is missionair van karakter en omvat de volle boodschap van het evangelie.’

Tot deze slotsom komt dr. A(d) L.Th. de Bruijne, universitair docent ethiek te Kampen (GKV), ‘enerzijds’ in zijn afgelopen najaar te Leiden verdedigde proefschrift over de ‘politieke theologie’ van de Anglicaanse ethicus Oliver O’Donovan. ‘Anderzijds’ is er het politieke debat, waaraan christenen deelnemen. Ook daarin moet het ‘christologisch bepaalde evangelie’ weliswaar openlijk aan de orde komen, maar nu niet ‘vanwege een missionaire claim’, maar om de situatie te verhelderen, inzichtelijk te maken.

Christendom
Het woord dat op vrijwel iedere bladzijde van dit boek voorkomt, is ‘christendom’ (zonder lidwoord). Met ‘christendom’ bedoelt O’Donovan zowel een ‘idee’ als een periode in de geschiedenis.
Het idee is dat de politieke orde een openlijk christelijk karakter dient te hebben, terwijl die idee in een tijdvak van de westerse geschiedenis richtingwijzend was. ‘Christendom’ is niet achterhaald, ‘christendommodel’ heeft nog steeds kansen, betoogt O’Donovan. Christenen moeten daarbij niet streven naar een christelijke samenleving, ‘al zouden zij deze dankbaar kunnen aanvaarden wanneer zij zich voordoet’. Christenen moeten, staande in een traditie van ‘christendom’, dat steeds een andere context heeft gehad of heeft, nieuwe perspectieven aanreiken. Daarbij staat de ‘normativiteit van Gods Openbaring’, met name Zijn voorzienigheid wel op de achtergrond. Maar het blijft een ‘verrassing’, wanneer die normativiteit wordt herkend. Letterlijk: ‘Zo’n verrassing mag door christenen dankbaar benut worden.
Wanneer zij er echter de suggestie van vanzelfsprekendheid omheen hangen, werpen zij juist een extra struikelblok op voor hun publieke gesprekspartners en bederven zij dit geschenk. Daarmee versterken zij zelf de liberale reactie die religieuze argumenten tot buiten de orde verklaart.’
Wanneer een beroep wordt gedaan op ‘geopenbaarde geboden of op kerk en traditie’, met daarachter de suggestie dat voor iedereen de waarheid daarvan ‘vanzelfsprekend’ zou moeten zijn, wordt dat door anderen juist als ‘willekeurig en niet overtuigend’, als ‘oncontroleerbaar autoritair en ontoelaatbaar dwingend’ ervaren. In het publieke domein dient dan ook de opstelling van christenen bescheiden zijn, ‘mild als God zelf ’, dit vanwege het seculiere karakter van dit domein. ‘Slechts een voorlopige afschaduwing van de definitieve gerechtigheid van Christus is binnen de gevallen wereld haalbaar.’

Leviatan
Zo (ongeveer) kunnen we de analyse van O’Donovans politieke theologie samenvatten. Het proefschrift van De Bruijne heeft de wat merkwaardige titel Levend in Leviatan. O’Donovan vergelijkt de verhouding tussen de christelijke traditie en de moderniteit met de positie van Jona in het zeemonster, door hem aangeduid als Leviatan, een benaming die ook in Job 41 voorkomt. In de Bijbel ligt er een verband tussen de politieke werkelijkheid en de macht van de zee. Leviathan is voor O’Donovan ook de naam die verbonden is met de twee beesten uit Openbaring, dus met demonische macht.
Welnu, O’Donovan typeert de late moderniteit dus als Leviatan. Die moderniteit doet steeds meer een bewuste aanslag op de christelijke traditie. Nochtans bleef die traditie ‘op een verborgen wijze’ aanwezig en levend binnen de moderniteit. Ik citeer nu letterlijk De Bruijnes weergave:

Daarom kan een christen niet alleen negatief oordelen over de moderniteit. Hij moet ook deze positief-christelijke identiteit aanwijzen. Bovendien kan de moderniteit in haar impasses niet werkelijk geholpen worden als zij zich niet opnieuw bezint op haar christelijke ‘binnenkant’. Zoals het zeemonster Jona wel verzwolg maar niet verteerde, heeft de moderniteit niet werkelijk afgerekend met haar christelijke verleden. Omgekeerd kunnen kerk en christenen zich niet volledig van de moderniteit en haar politieke gemeenschap distantiëren. Zij mogen deze niet demoniseren en erbuiten treden, want zij maken er zelf deel van uit en bepalen mede haar identiteit. Wij zagen dat de kerk geautoriseerd is tot profetisch spreken. Deze taak van profetisch spreken met het oog op de moderniteit kan en mag zij niet van buitenaf verrichten. Je moet modern zijn om de moderniteit te kunnen kritiseren.
Samengevat: de kerk heeft de moderniteit mede bepaald; het profetisch spreken gaat daarom samen met het meedragen van verantwoordelijkheid. ‘De kerk leeft niet maar in Leviatan. Zij is ook echt levend in Leviatan.’

N. a. v. Ad de Bruijne:
Levend in Leviatan. Een onderzoek naar de theorie over ‘christendom’ in de politieke theologie van Oliver O’Donovan.
Uitg. Kok, Kampen; 294 blz.; € 22,50.

Theocratie-Israël
O’Donovan levert intussen ook kritiek op ‘christendom’ in de door hem opgevoerde betekenis van het woord.
In de eerste plaats verloor ‘christendom’ te vaak de noodzakelijke missionaire context, hetgeen leidde tot kleurvervaging. Dat leidde tot samenlevingen, die wel ‘christelijk’ heten maar waarin het evangelie niet diep is doorgedrongen. Alleen een nieuwe ‘missionaire inbedding’ kan dan eventueel tot nieuwe maatschappelijke vruchten voeren.
In de tweede plaats kritiseert hij de ‘theocratische invulling’ die ‘christendom’ vaak kreeg. Daarmee bedoelt hij niet de erkenning dat Gods autoriteit ook geldt in het publieke domein, maar de gedachte dat het koninkrijk van God kerk en staat als uitgangen heeft, waarbij de staat geldt ‘als gestalte van dat rijk’ en de christelijke overheid een ambt in de dienst van Christus heeft. ‘Deze theocratische benadering miskent het seculiere karakter van de aardse politiek en overschat de mogelijkheden van christelijke regeerders.
Overheidsverantwoordelijkheid vormt geen ambt maar een historische roeping.’
Het derde punt van kritiek – een ‘kernfout’, die al bij Augustinus is begonnen – bestaat uit de veronachtzaming van Israël. ‘De kerk heeft de blijvende publieke traditie van Israël vergeten en wat van Israël was naar zich toegetrokken’.
En dat betekent weer dat ze de christelijke staat ging zien als erfgenaam van Israëls identiteit. Het leidde ook tot ‘theocratische posities’ waarin de Thora gehanteerd werd als rechtstreekse norm voor het publieke domein.
O’Donovan spreekt over ‘de verschijning van Gods eschatologische Koning, Israëls Messias’, die de grote confrontatie tussen ‘Gods politiek en de bestaande aardse politiek’ brengen zal. ‘De Messias erft de troon van David’.

Tijdens de promotie heeft prof.dr. W. Verboom op het punt van de theocratie oppositie gevoerd. In Romeinen 13 noemt Paulus tot driemaal toe de overheid Gods dienares. Verboom: ‘O’Donovan pleit voor de profetie van de kerk. Maar wat is de betekenis van de profetie zonder de overtuiging dat de overheid dienares van God is? (…) Wordt de overheid niet juist daardoor het eigenlijke adres van de profetie? ’ Volgens Verboom moet O’Donovan consequent zijn ‘en gewoon de stap doen naar de theocratie’; hoewel, verstaan als christocratie en dus niet wereldvreemd en ook niet intolerant. Dan hoeft de christelijke traditie niet alleen maar in Leviatan te leven, hoe positief dat ook is, maar wordt het mogelijk dat de kerk ‘als kwetsbare profeet’ in de straten van (het Nederlandse) Ninevé openlijk volk en overheid tot bekering oproept.

Actueel
O’Donovan is een spraakmakend theoloog en trekt brede aandacht. Het verhaal gaat dat hij ‘de held’ is van De Bruijnes promotor, prof.dr. G.G. de Kruijf. De Kruijf echter betrekt het profetisch spreken van de kerk slechts op ‘uitzonderlijke omstandigheden’. Ik wil hier verwijzen naar mijn opmerkingen daarover in De apostel ook profeet. De profetische roeping van de kerk in een postmoderne tijd (Zoetermeer, 2001). Het proefschrift van De Bruijne laat zich niet op een achternamiddag lezen. Maar wie er zich toe zet, ontvangt veel stof tot nadenken. De noties over Israël las ik met grote belangstelling (p. 38 t/m 40). De profetische, missionaire roeping van de kerk komt scherp over het voetlicht. De kritische noties van prof. Verboom inzake de theocratie zijn ook de mijne. Het wringt ergens tussen de belijdenis van de Christusregering enerzijds en de concretisering daarvan, in de navolging van Christus en mitsdien ook overeenkomstig de door Hem vervulde en ingevulde geboden. In de voorlopigheid van het heden, dat wel.
Nochtans is het proefschrift van De Bruijne een mer à boire voor ieder, die zich met het vraagstuk van religie, c.q. ‘christendom’ in het publieke domein diepgaand wil (moet) bezighouden.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 februari 2007

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Jona werd niet verteerd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 februari 2007

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's