Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meer dan medemenselijkheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meer dan medemenselijkheid

DIACONAAT IN BIJBELS-THEOLOGISCH PERSPECTIEF [ 1 ]

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het Nieuwe Testament geeft geen scherp profiel van de diaken. Opvallend genoeg lees je in Handelingen wel over de aanstelling van oudsten, maar niet van diakenen.

Wat van elk ambt geldt, geldt ook van de diaken. Het ambt is er altijd ter wille van de opbouw en het functioneren van de gemeente met het oog op haar diaconale verantwoordelijkheid.
Dienen is een bijbels kernwoord dat ons in het hart van Gods heilsbedoelingen brengt. De Roemeens-Duitse theoloog Paul Philippi spreekt ergens over een christocentrisch diaconaat, in de navolging van Christus, de Diakonos bij uitstek. Toch wil ik in navolging van de vroegere Groningse kerkelijk hoogleraar P.J. Roscam Abbing de actieradius nog wijder trekken. Hij heeft in 1950 in zijn proefschrift Diakonia geprobeerd heel het op mensen gerichte handelen van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest onder het gezichtspunt van de dienst te bezien. Dat trinitarisch perspectief lijkt me uiterst waardevol.
De God en Vader van Jezus Christus, de God van Israël, onze Schepper, is in Zijn zorg voor het geschapene een zorgend God. Die zorg komt ook uit in Zijn bevrijdend en helpend omzien naar mensen in nood, Zijn ijver voor de gerechtigheid jegens wie verdrukt worden, zoals aan Israël – verkoren om heel de wereld tot zegen te zijn en daarom wel ‘Gods proeftuin’ (Berkhof ) genoemd – in wet en profeten wordt voorgehouden (zie bv. Deut. 15:1-11; Ps. 146).

Woord en daad
Het profetisch getuigenis is meer dan eens een aanklacht tegen hen wier leven vloekt met dit gebod van God. Profeten als Amos en Micha fulmineren tegen de boze praktijken van grootgrondbezitters, rijke profiteurs, corrupte rechters en machtsmisbruik. Zij houden heel het volk de spiegel van de geboden voor en roepen hen tot bekering. En tegelijk wijzen ze heen naar de ware Koning van de gerechtigheid, de Messias, Wiens rijk volle zaligheid is.
Deze Messiaanse beloften worden vervuld in de komst en het werk van Jezus Christus, de Dienaar van de Heere. In Hem breekt Gods koningsheerschappij zich baan als bevrijdend heil en bindend recht, heil voor de zondaars en de bedelaars. Hij is het Die door Zijn Woord en Geest Zijn gemeente vergadert, die Zijn lichaam is, gesteld in de wereld, geroepen tot gemeenschap met Hem en met elkaar. Het is de Geest die haar maakt tot een delende en helende gemeente rondom de Tafel van Christus (zie ook 1 Kor. 10 en 11). Uit deze verworteling van het diaconaat in het heilswerk van de Vader, de Zoon en de Geest blijkt dat de bijbelse diakonia meer is dan medemenselijkheid. Ze is vrucht van geloof en wordt beoefend op de weg van de navolging van Christus. Ze ontspringt aan de diakonia van de verzoening.
Wij moeten niet scheiden wat God samenvoegt, en woord en daad bijeen houden. Een verzelfstandigd dienstbetoon dat opgaat in sociale zorg en maatschappelijke ondersteuning kan snel in de kramp van wetticisme en activisme terechtkomen. De dienst aan de naaste is primair dat hem het Woord, het bevrijdende evangelie, wordt gegund. En daarmee verbonden de bijstand in nood (vgl. At Polhuis in Kontekstueel, feb. 2006). Diaconaat leeft van het wonder van Gods liefde en is vrucht van het geloof.

Geen slavendienst
Afgaande op de klank van de woorden, hebben we snel de neiging om bij diakonia en diakonos te denken aan het werk van onze diakenen. Toch is voorzichtigheid geboden.
Diakonia / diakonos is in het Nieuwe Testament een breed begrip. Het zijn woorden die een breed spectrum aan betekenissen omvatten: dienst, bediening, tafelbediende, dienaar, diaken.
Een lange traditie van uitleg interpreteerde het woord diakonia als slavendienst, minderwaardig werk. De Australische exegeet John N. Collins heeft er in recente studies echter op gewezen dat het Nieuwe Testament voor slaaf niet het woord diakonos, maar doulos gebruikt. Het woordveld diakonia enzovoort betekent volgens hem nergens slavendienst. Ook is hij van oordeel dat je de liederen van de Knecht van de HEERE uit Jesaja 40 tot en met 55 niet kunt verbinden met de zorg voor de armen, omdat in die gedeelten nergens sprake is van een actieve inzet van de Knecht ten gunste van de doelgroepen die we in het moderne diaconaat tegenkomen.
In een breed onderzoek laat Collins zien dat de notie ‘aan tafel dienen’ in de antieke wereld een andere sociale klank heeft dan vandaag en niet gelijk gesteld mag worden met minderwaardige slavendienst. ‘Dienen’ wordt gebruikt voor alle activiteiten die passen bij goed gastheer- en gastvrouwschap. Het is tafeldienst in de zin van ontvangen, verzorgen van de gasten.
‘Aan tafel dienen’ is bovendien slechts een afgeleide betekenis van een omvattender betekenisveld. Het Griekse woord voor ‘dienen’ omvat allerlei vormen van dienst: koeriersdiensten, bemiddeling, handelsagenten, makelaar, gezanten, vertegenwoordigers. De dienaren die aan tafel dienen, zijn niet zomaar slaven, maar zij vertegenwoordigen de gastheer. Met een ondergeschikte, laat staan minderwaardige plaats heeft het niets te maken. Vandaar dat Paulus zijn apostolische taak als diakonia kan aanduiden (vgl. 2 Kor. 4:4; 5:18-20).

Van Christuswege
Collins’ conclusie is dan ook dat wie diakonia ziet als nederige slavendienst het ambtelijk, representatieve karakter van het begrip diakonia miskent. Hij verzet zich tegen de laagkerkelijke gedachte die met name in de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw naar voren kwam: de kerk werd als nederige dienaar gezien en vaak werd dat dan bevrijdingstheologisch uitgelegd als dienst aan de wereld, een kerk die zich ontledigde, binnenstebuiten keerde in haar belangeloze dienst aan de maatschappij. Het wil me voorkomen dat zijn visie stellig aansprekende kanten heeft. Zijn kritiek op het model van de dienende kerk van de jaren ’60 snijdt hout. Ruim dertig jaar geleden heeft de Utrechtse hoogleraar dr. A.A. Van Ruler zich al fel verzet tegen deze gedachte van de dienstbaarheid aan de wereld in de zin van medemenselijkheid.
Ook de gedachte dat de diakenen in het Nieuwe Testament ambtelijk gezonden zijn als representanten van Christus, acht ik waardevol. De representatiegedachte sluit aan bij een gereformeerde ambtsvisie. Evenals de ouderling is de diaken in de gemeente bezig van Christuswege, als door Hem gezonden gezant en ambassadeur van het Rijk van God.

De zeven
Collins' exegese werpt ook licht op het bericht over de aanstelling van de zeven in Handelingen 6. In de traditie van de kerk vanaf Irenaeus is deze passage beschouwd als de oorsprong van het diakenambt in de zin van de armenzorg. Toch is voorzichtigheid geboden. Nergens worden zij diakenen genoemd. Wat Lukas ons vertelt van Stefanus en Filippus wijst veel meer in de richting van getuigenis en prediking.
Ook de gereformeerd vrijgemaakte nieuwtestamenticus prof.dr. J. van Bruggen is van oordeel dat we bij de dienst aan de tafels niet per se aan armenzorg behoeven te denken. ‘De dagelijkse dienst’ (Hand. 6:1) slaat terug op Handelingen 2:46, de beoefening van de gemeenschap in de eerste gemeente, waarbij men samenkwam in de huizen en voedsel gebruikte onder gejubel en met een oprecht hart. Aan die huissamenkomsten was uiteraard veel dienend werk verbonden, omdat men gezamenlijk at en de goederen verdeeld moesten worden zodat niemand tekort kwam. Het gaat bij deze dagelijkse dienst om hulpverlening, noodzakelijk om de volle gemeenschap als gemeente samen te kunnen vieren. En die gemeenschap staat blijken Handelingen 6 op het spel: de weduwen van de Griekssprekenden dreigen verwaarloosd te worden. De zeven worden gekozen om leiding te geven aan beoefening van de gemeenschap der heiligen in de huizen. Daartoe is nodig dat zij vol van de Geest en van wijsheid zijn.
De exegese van prof. dr. Van Bruggen vindt zijn bevestiging in de visie van Collins inzake de diakonia als bemiddeling, gastvrij verzorgen en verbindingen leggen.

Jesaja 53
Toch vind ik het betoog van Collins niet in alle opzichten even overtuigend. Anders dan prof.dr. A.W.J. Houtepen, een bekend rooms-katholiek theoloog, en Collins meen ik de lijn naar Jesaja 53 te moeten vasthouden. De Knecht des Heeren is ook degene die het gekrookte riet niet zal verbreken en de rokende vlaswiek niet zal uitdoven (Jes. 42). De weg van Christus, Jezus Die Zijn leven geeft als losprijs voor velen, is de weg van deze Knecht (Mark. 10:45). Hij is bron en voorbeeld voor discipelschap: Groot is wie dient. In Filippenzen 2 horen we hoe Christus de gestalte van een slaaf aanneemt en Zich vernedert tot de dood van het kruis. Ook het verhaal van de voetwassing (Joh. 13) wijst in de richting van de nederige dienst. Als Dienaar van de Heere is Christus de Heiland der armen (vgl. Luk. 4).
Resumerend: Ik acht de visie van Collins eerder een correctief en een aanvulling op de gangbare visie dan dat je beide helemaal tegenover elkaar kunt stellen.

De diaken
Het Nieuwe Testament geeft geen scherp profiel van de diaken. Het college van de zeven uit Handelingen 6 heeft een niet herhaalbare plaats in de kerkgeschiedenis; niettemin hun werk – de door God gestichte gemeenschap van de heiligen bewaren en leiden – blijft actueel voor plaatselijke ambtsdragers. De christelijke gereformeerde nieuwtestamenticus prof.dr. J.P. Versteeg meent dat het werk van de zeven heel dicht tegen dat van de oudsten aan ligt. Zij waren vanouds met de apostelen degenen die leiding gaven aan de gemeente.
Opvallend is inderdaad dat je in het vervolg van Handelingen wel leest over de aanstelling van oudsten, maar niet van diakenen. Even opvallend is dat de ondersteuning (diakonia), die vanuit de gemeente van Antiochië in een tijd van voedselschaarste gezonden wordt naar de broeders en zusters in Judea – toch bij uitstek iets diaconaals! – aan de oudsten van Jeruzalem wordt overhandigd (Hand. 11:29- 30). Van diakenen is hier geen sprake.
Elders in het Nieuw Testament is er in de aanhef van de brief aan de Filippenzen sprake van opzieners (episkopoi) en diakenen, zonder dat hun taak nader omschreven wordt. Zij worden eenvoudigweg naast de opzieners – toch wel dezelfden als de presbyters in andere brieven – genoemd als helpers voor verschillende soorten dienstwerk in de gemeente, niet alleen hulp aan.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 maart 2007

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Meer dan medemenselijkheid

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 maart 2007

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's