Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Elven en twaalven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Elven en twaalven

BIJBELTEKST BEGREPEN

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Soms zijn er van die teksten die in samenhang met andere evangeliegedeelten en naar menselijke beredenering niet lijken te kloppen. Zo bijvoorbeeld 1 Korinthe 15:5 over de verschijning van Jezus na Zijn opstanding: 'aan de twaalven'.


Judas had zelfmoord gepleegd en pas later is voorzien in een twaalfde apostel: Matthias (Hand. 1:26). Daarom wordt immers terecht in Mattheüs 28:16, Markus 16:14 en Lukas 24:33 gesproken over de elven. Maar hoe kan Paulus in genoemde tekst dan zeggen dat Jezus na Zijn verrijzenis verschenen is aan de twaalven?
In de evangeliën wordt ons verteld dat Jezus uit de grote kring van Zijn volgelingen/leerlingen twaalf mannen heeft uitverkoren als Zijn apostelen om met Hem te zijn (Mark. 3:14). Dit twaalftal is een intieme kring rondom Jezus met een wereldwijde opdracht. (Zie ook Mark. 3:14vv, Luk. 6:13, Joh. 6:70). Deze engere kring krijgt de vaste benaming (groepsnaam) van de twaalven (bv. Matth. 10:1vv, 26:14, Mark. 14:17, Luk. 22:14). Ook Judas, de verrader van Jezus, wordt erbij gerekend (Mark. 14:20, Luk. 22:3).
Dit twaalftal (Grieks hoi doodeka) representeert de twaalf stammen van Israël. In en door hen zal de Knecht des Heeren en zal ook Israël tot een Licht der volkeren worden (Jes. 42:6; 49:6; 60:3). (Zie ook Openb.21:14.)
Nadat een van de twaalven (Judas) Jezus heeft verraden en zelfmoord heeft gepleegd (Matth. 26:14; 27:1vv) blijven er van het twaalftal elf over, die in de synoptische verhalen over de verschijning van Jezus na Zijn opstanding de elven worden genoemd (Grieks hoi endeka; zo in Matth. 28:16, Mark. 16:14, Luk. 24:9, 33  en Joh. 20:19-23)). Zie ook Handelingen 1:26. Johannes gebruikt in zijn evangelie overigens niet de groepsnaam 'de twaalven' en ook niet de groepsnaam 'de elven' (behalve in Joh. 20:24). Na Jezus' hemelvaart wordt het aantal apostelen aangevuld met de verkiezing van Matthias (Hand. 1:26). En daarmee is dan het twaalftal weer compleet. In het boek Handelingen wordt evenwel (behalve in Hand. 6:2) toch niet meer gesproken over 'de twaalven', wel over 'de apostelen' en enigen van de apostelen apart. Nu Jezus niet meer bij hen is, treden zij niet meer op als aparte groep; alleen hun bijzondere relatie met Jezus en ieders roeping om met het evangelie de wereld in te gaan, krijgt nadruk.
De apostel Paulus somt in 1 Korinthe 15:3vv een aantal verschijningen van Jezus na Zijn opstanding op. Hij noemt ze lang niet allemaal, want hij vermeldt bijvoorbeeld de verschijning van Jezus aan de vrouwen niet. Maar hij haalt de belangrijkste opstandingsgetuigen voor het voetlicht aan wie Jezus verscheen na Zijn verrijzenis. De Opgestane heeft Zich aan hen laten zien. Zo moeten we het Griekse woord oophthè verstaan. Hij heeft Zich aan hen vertoond. Zij hebben niet maar wat gezien, niet gedroomd, geen hallucinaties gehad.
Bij hen zouden de Korinthiërs het kunnen gaan navragen, of Jezus waarlijk is opgestaan. En om dat laatste gaat het de apostel. De opstanding is een historisch feit, niet maar een waar verhaal. Vraag het na bij Céfas (Petrus; Luk. 24:34), in Korinthe geen onbekende. Vraag het maar aan de twaalven; daarin ligt vermoedelijk een verwijzing naar de verschijning in Markus 16:14. Raadpleeg één van de meer dan vijfhonderd broeders, aan wie Jezus Zich (in Galilea) vertoonde. Of ga het vragen aan Jakobus, de broer van Jezus in Jeruzalem (Gal. 1:19; 2:9). In een persoonlijke ontmoeting met Jezus is hij na Jezus' opstanding tot geloof gekomen. Hij werd de leider van de Jeruzalemse moedergemeente.
En dan noemt Paulus nog eens 'al de apostelen', aan wie Jezus verscheen. Is hiermee wellicht een verschijning aan een bredere kring van apostelen bedoeld (bv. uit de kring van de 'zeventig' door Christus uitgezondenen; Luk. 10:1), of uit de kring van de honderdtwintig personen die in Handelingen 1:15 worden genoemd?

Johannes Calvijn vermeldt de opvatting van de kerkvader Chrysostomus, die meende dat het 1 Korinthe 15:5 gaat over een verschijning van Jezus aan het twaalftal apostelen, nadat Matthias reeds in Judas' plaats verordend was, dus na Christus' hemelvaart. Calvijn zelf echter vindt dat Paulus met 'de twaalven' een staande uitdrukking gebruikt ter aanduiding van de - collectief - door Jezus uitgekozen groep van twaalf apostelen met een speciale relatie met Hem.
De mening van Chrystostomus is niet onmogelijk. Maar dan moeten de andere na vers 5 genoemde verschijningen allemaal na de hemelvaart hebben plaatsgevonden. Zoals de verschijning aan Paulus zelf. En dat lijkt me geen voor de hand liggende uitleg. Dus houden we het op de uitleg die Calvijn op dit punt geeft.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 juli 2007

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Elven en twaalven

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 juli 2007

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's