Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verwachting van de prediking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verwachting van de prediking

GEESTELIJK KLIMAAT IN DE GEMEENTEN [5, SLOT]

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zonder de prediking is er geen gemeente. Niet vreemd dus dat ds. J. Maasland in zijn analyse van ontwikkelingen in hervormd-gereformeerde kring in de afgelopen veertig jaar de nadruk op de prediking legde.

Ik durf niet te beweren ( ... ) dat ik heb gescoord, ' zo beëindigde collega J. Maasland zijn twee bijdragen over de veranderingen in het geestelijk klimaat van onze gemeenten. Wat mij betreft zit de bal in het doel.
Ds. Maasland gaf namelijk een heldere analyse van wat er onder ons aan de hand is. Ik kan en wil er slechts mee instemmen en dat van harte. Of ik nog veel kan toevoegen aan het heldere relaas van iemand die bijna twee generaties langer dan ik de kerk - met ere - dient? Dat zal niet direct het geval zijn. Wat ik probeer is om vanuit mijn waarneming en doordenking het een en ander te onderstrepen. Het grootste accent in ds. Maaslands artikel valt op de prediking. Terecht. Want dankzij de prediking bestaat de gemeente. Zij is, naar een uitdrukking van Luther, creatura verbi divini, schepping van het goddelijke Woord. Met andere woorden: geen prediking, geen gemeente. Maar ook: een gebrekkige prediking, een gebrekkige gemeente. Meer nog: een levende prediking, een levende gemeente.

Levende prediking
Wat is een levende prediking? Voor een uitvoerig antwoord verwijs ik graag naar Naar Christus toe, de brochure die de Gereformeerde Bond over de prediking uitgaf In dit artikel komen we met een beknopter antwoord. Daartoe geeft ds. Maasland zelf trouwens een voorzet, wanneer hij schrijft: 'De bijbelse grondtonen van zonde en genade, van de dood buiten Christus en het leven in Hem, van de dagelijkse bekering in het afsterven van de oude mens en het opstaan van de nieuwe mens zullen aan de orde moeten blijven komen.' Dat is volgens hem prediking in het bijbelse en gereformeerde spoor.
Laten we deze voorzet als een vraag opvatten: klinken deze grondtonen van gereformeerde prediking voldoende onder ons door? Ds. Maasland schrijft dat preken zo langs je heen kunnen gaan. Al kan prof.dr. P.A. van der Duyn Schouten blijkens zijn reactie op hem deze verzuchting niet meemaken (nr. 26).
Toch laat ds. Maaslands ontboezeming mij niet los. Waar zit 'm dat in dat preken zo langs je heen kunnen gaan? Niet slechts een enkele keer, maar soms zondag aan zondag. In de (retorische, spreektechnische) beperkingen van de voorganger? In het feit dat de kerkganger zich te weinig 'opgeladen' heeft voor de kerkdienst?

Aanklagend
Een richting die ik met het oog op een antwoord uitdenk, is in elk geval deze: zijn onze preken wel uitdagend genoeg? Wordt de wet in haar ontmaskerende functie voldoende aan de orde gesteld?
Menig collega zal het herkennen wanneer ik schrijf dat ik er steeds meer moeite mee heb om als Nathan de vinger beschuldigend uit te steken en te zeggen: 'Gij zijt die man!' Dat heeft ten dele te maken met het 'poldermodel', dat ook in de kerk gangbaar is. Je wilt als voorganger de scherpe kanten van de Schrift zo voorzichtig mogelijk aankaarten. Zeker, ik kan met stemverheffing en bombastische bewoordingen naar voren brengen dat wij zondaren zijn, die God mishagen. Heel geijkt, volgens het bekende loopje. Maar zo werkt het - meestal - niet.
Hoe dan wel? Misschien onder andere zó dat wij als dienaren des Woords in onze persoonlijke omgang met God vragen dat wij meer 'de schrik des Heeren' doorleven. Dat zal zijn weerslag hebben op de prediking. Zijn we echter niet geneigd die doorleving te ontvluchten? We zien ertegenop als dingen in ons (comfortabele) leven van hun plaats raken. Het valt mij trouwens op dat in het consistoriegebed de notie dat wij als zondige mensen voor Gods aangezicht verschijnen ook niet zo sterk en zo vaak meer doorklinkt als vroeger. Nu mag het voorgebed geen voorspel zijn op de voorbede in de dienst zelf; maar moet de verootmoediging niet in elk gebed, zeker in een officieel gebed, een plaats hebben? Een punt van bezinning voor de kerkenraden.

Langs het kruis
In vroeger jaren, zo signaleert de Barneveldse emeritus, werd vaak het raster van de drie stukken over de tekst gelegd. Heden ten dage komt meer de tekst zelf aan het woord. Dat lijkt me een goede zaak. Een tekst mag niet gehinderd worden door de dogmatiek, hoe gereformeerd die ook is.
Wél is het de opdracht de tekst binnen het geheel van het bijbels getuigenis te doen oplichten. Kan dat niet het beste gebeuren door iedere keer wanneer het Woord bediend wordt, langs het kruis van Christus te gaan? Niet voor niets zeggen we onder ons graag dat tijdens de kerkdienst 'de bediening der verzoening' plaatsvindt. Op dat moment drupt - naar het bekende woord van Calvijn - het bloed van Christus op de gemeente. Maar dan dient Zijn middelaarswerk wel aan de orde gesteld te worden; niet altijd even uitvoerig, maar wel uitdrukkelijk. Er mag eigenlijk geen preek zijn waarin niet op de een of andere manier de belofte van Christus klinkt: 'Ik voor u, daar gij anders de eeuwige dood hadt moet sterven.'

Getuigend
En zou het dan niet zo zijn dat, waar de naam van Christus genoemd wordt, appellerend en getuigend, de vonk overspringt? Daar zit de gemeente verlegen om! Dat merk je steeds weer. Dat zégt men ook steeds weer, vanuit het diepe verlangen naar een ontmoeting met de levende God, midden in een godloze wereld, waar men de hele week in verkeert, ook 's zondags.
Wellicht durven we het als voorgangers aan onze medeambtsbroeders te vragen: 'Is mijn verkondiging getuigend genoeg?' Getuigen is niet helemaal hetzelfde als komen met allerlei persoonlijke dingen; dat wordt wel eens verward, op en onder de kansel.
Het is niet te leren door ons te bekwamen in welsprekendheid, al kan dat op zich geen kwaad.
Onlangs zei iemand het nog tegen me: 'In de Gereformeerde Bond zouden de voorgangers zich meer moeten toeleggen op hun spreektechniek.' Misschien schuilt daar een kern van waarheid in.
Waar het echter vooral om gaat, is dat wij ons door de Heilige Geest laten bedienen. Die zorgt voor de vonk. Daartoe dienen voorgangers weer meer bezig te zijn met hun kerntaak, namelijk de bestudering van het Woord en het bedrijven van (gereformeerde) theologie.
Ds. Maasland spreekt over 'verse exegese' en 'homiletische frisheid'.
Het gevaar is immers altijd groot dat we ons laten meenemen door wat aan de orde van de dag is, in kerk en maatschappij en waar dan ook. Daarin ligt een verzoeking, waartegen we ons te weer moeten stellen.

Onbekommerd
Bepaalde vragen hoort collega Maasland nauwelijks meer: die naar de diepte van de zondekennis, en hoe ik Christus leer kennen en hoe ik zeker weet dat ik het eigendom van Christus ben. En de uitdrukking 'rechtvaardiging van de goddeloze' is voor een groot deel van de gemeente niet meer duidelijk. Hoe komt dat? Daar gaat ds. Maasland uitvoerig en ter zake kundig op in.
Ook hier dreigt een gevaar: om deze zaken niet meer aan de orde te stellen. Is het nog relevant te preken over wat hoe langer hoe meer uit de beleving verdwijnt en onbegrijpelijk is?
Zelf word ik eigenlijk steeds onbekommerder in deze problematiek. Heb het er maar gewoon over: over de rechtvaardiging van de goddeloze. 'En wat zeg je dan tegen een BNN - journalist, die jou vraagt wat je nou hebt aan je geloof?' vroeg laatst iemand me, toen het ook hierover ging. 'Gewoon, wat de catechismus zegt: dat ik rechtvaardig ben voor God.'
Onbegrijpelijk? De Amsterdamse emeritus predikant dr. A.A. Spijkerboer schreef een boekje, waarvan de eerste regel luidt: Ieder mens heeft de behoefte aan de goede kant te staan. Is dat geen invalshoek om de rechtvaardiging van de goddeloze anno 2007 toch aan de orde te stellen, tegenover welk (post)modern mens dan ook?
En wat de toe-eigeningsvragen betreft: stuit zowel een piëtistisch als een modern mens niet op de vraag hoe het geloof werkelijkheid wordt en blijft in z'n leven? Daarom heb ik het over deze klassieke en tegelijk ook actuele dingen, elke zondag weer. Want, luidt een stelling uit de brochure over de prediking, zoals er gepreekt wordt, zo wordt er geloofd.
Bovendien, van de prediking mogen we toch alles verwachten, nog steeds, hoe onbeholpen we ons ook voelen?
Zulke prediking zal gekleurd zijn door de aanvechting. Beseffen we nog dat zij wezenlijk bij het geloof hoort? Of proberen wij ons en als voorgangers en als gemeenteleden eraan te onttrekken? 'Ein Christ musz böse Tage haben,' zei Luther ooit. Een christen moet kwade dagen hebben.

Gravemeier
Ik eindig met een citaat van dr. K.H.E. Gravemeier (1883-1970), de bekende predikant die in en na de Tweede Wereloorlog zoveel voor de Hervormde Kerk betekend heeft. In een meditatie op de Kohlbruggedag van 1964 zei hij: 'Als we niet waarachtig beleven, wat het is om door de doop met Christus begraven te zijn in Zijn dood, zijn het klanken voor ons. Dit is een gevaar ( ... ) dat wij ons door bepaalde klanken en uitingen die ons wél liggen, toch niet tot waarachtige verootmoediging en bekering laten brengen. En daarom, het zij met nadruk gezegd: bekering en geloof moeten persoonlijk worden beleefd.
Geoordeeld door de heilige God, voor Wie we niet kunnen bestaan en voor Wie we toch moeten verschijnen, te mogen zien op Jezus Christus, zo heerlijk voorgebeeld in de ark des verbonds en het bloed der verzoening. Mogen we zó teruggeroepen worden tot de wet en tot de getuigenis, want als we daarnaar niet spreken, geen dageraad! Alleen als we daarnaar leren luisteren en dán spreken, is er dageraad. Dan gaat het gloren in ons leven.'
Worstelen we als Gereformeerde Bond en in het geheel van de kerk niet om deze grondtonen?
We danken ds. Maasland dat hij trefzeker het doel vond. Uit liefde voor de kerk. Zo werd ook dit artikel geschreven.

Deze bijdrage is de derde en laatste reactie op de terugblik van ds. J. Maasland in 'De Waarheidsvriend' van 14 en 21 juni.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 juli 2007

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Verwachting van de prediking

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 juli 2007

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's