Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De grondwet van 1 Korinthe 13

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De grondwet van 1 Korinthe 13

Omgaan met verschillen in de gemeente [ 2 ]

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de christelijke gemeente kan niemand zich boven de ander verheffen en zijn eigen charisma belangrijker achten dan dat van een ander.

Een rangorde wordt in 1 Korinthe 12 nadrukkelijk afgewezen. Blijkbaar leefde in Korinthe de overtuiging dat iemand pas echt een geestelijk mens (pneumaticus) was, als hij bepaalde genadegaven, vooral de glossolalie, bezat. Hierdoor dreigde een schisma in de gemeente. Er waren de meer en de minder met de Geest begaafden. Zij die doorgingen voor mensen die minder met de Geest begaafd waren, meenden uit een soort geestelijk minderwaardigheidsgevoel dat ze er niet echt bij hoorden.
Paulus roept de gemeente tot de orde. Heb als leden van hetzelfde lichaam maar liever zórg voor elkaar dan competitie met elkaar. Ieder heeft een gave. Niemand hoeft zich dan ook geprest te voelen een allround christen te worden. Rijk ben je in de gemeente niet door wat je voor jezelf bezit, maar door wat je aan een ander geeft (J.P. Versteeg).
Daarom verbaast het niet dat Paulus zijn vermaan laat uitlopen op de weg die uitnemender is: de weg van de liefde, zoals hij die in het volgende hoofdstuk beschrijft. Alleen in de liefde tot elkaar functioneren de gaven op de rechte manier. We kunnen 1 Korinthe 13 gerust als de grondwet beschouwen waarin de eenheid van de gemeente, bij alle verschillen die er mogen zijn, ligt gewaarborgd: liefde tot elkaar.

Wederkerigheid
Tot elkaar! De vroeg overleden Apeldoornse nieuwtestamenticus J.P. Versteeg schreef over dat ene woordje ‘elkaar’ een buitengewoon boeiend en belangwekkend boek: Oog voor elkaar (1980). Daarin tast hij in het hele Nieuwe Testament de rijke betekenis van dit wederkerige voornaamwoordje af: elkaar dienen, elkaar liefhebben, elkaar vergeven, elkaar verdragen, elkaar stichten, aanvaarden, vermanen enzovoort.
Als conclusie schrijft Versteeg dat de wederkerigheid volgens het Nieuwe Testament zozeer tot de essentie van het gemeentezijn behoort, dat al onze arbeid binnen de gemeente daarvan dient uit te gaan en daarop gericht moet zijn. Dit betekent dat de verscheidenheid in de gemeente zonder meer legitiem is en zelfs een geschenk van God moet heten, maar dat die nooit mag leiden tot individualisme, eigendunk en zelfgenoegzaamheid. Integendeel, ze is volledig functioneel en staat in het Nieuwe Testament ten dienste van de gemeente, de gemeenschap van het ene lichaam van Christus.

Mooi en soms moeilijk
Zo ligt het vandaag evenzeer. De een heeft de gave van verkondiging en onderwijs, de ander de gave om te dienen, een derde om te organiseren. Weer een ander om met de jeugd of juist met ouderen om te gaan. Ook spiritueel zijn er verschillen. De een is verder gevorderd op de geloofsweg dan de ander; de een is meer behoudend, de ander staat open voor vernieuwing. De een leest oude schrijvers, de ander houdt het bij de reformatoren, een derde laaft zich aan lectuur die uit Amerika is overgewaaid. De een houdt het bij de psalmen, de ander zingt ook graag een gezang. En ga zo maar door. Is zo’n verschil in gave en ligging nu erg? Nee, het is mooi. Maar soms wel moeilijk. Mooi, zolang de liefde overheerst. Moeilijk en zelfs gevaarlijk als de liefde ontbreekt.

Grenzen van verscheidenheid
Dat brengt me op de vraag naar de grenzen van de verscheidenheid. Tot welke streep kan en mag ze gaan? Ik zou zeggen: in de bereidheid om elkaar in liefde te respecteren en de ander niet te kwetsen. Binnen deze ruimte en omgrenzing zijn verschillen geoorloofd en zelfs verrijkend. Daarbuiten stichten ze verwarring en verdeeldheid, en leiden ze tot wat Paulus een schisma noemt. Om het met één woord te zeggen: de grens ligt in de liefde.
En dan bedoel ik met liefde niet een vaag sentiment, maar werkelijke, gevende, gunnende, verdragende liefde, die de vrucht van het geloof in Christus en de dagelijkse omgang met Hem is. Wie zich uit genade door het geloof het eigendom van Christus mag weten en Hem navolgt in de liefde, die leert de ander uitnemender te achten dan zichzelf en kan zonder mokken de minste zijn. Die weet dat hij de wijsheid niet in pacht heeft en zal zich dus wel wachten om zijn eigen ideeën en verlangens canoniek te verklaren. Die zoekt zichzelf niet, maar de ander, in de gelijkvormigheid aan Christus, Die zichzelf ontledigd heeft en de minste van de minsten is geworden.
Deze Meester gaf Zijn leerlingen de les mee: ‘Wie van u de eerste zal willen worden, die zal aller dienstknecht zijn’ (Mark. 10:44). Het woord dat hier gebezigd wordt (doulos), betekent: slaaf! Wie het eigendom mag zijn van Hem, Die in ons midden was als één die dient, is niet geroepen om over anderen te heersen, maar de ander te dienen, desnoods aan de ander te lijden.

Wereldgelijkvormigheid
Onovertroffen is in dit verband wat Zondag 21 van de Heidelbergse Catechismus ons leert belijden aangaande de gemeenschap der heiligen:
‘Ten eerste dat de gelovigen allen en een ieder als leden aan de Heere Christus en al Zijn schatten en gaven gemeenschap hebben.
Ten tweede dat elk zich moet schuldig weten, zijn gaven tot nut en zaligheid van de andere leden gewillig en met vreugde aan te wenden.’
Zowel in een star conservatisme als in een drijverige vernieuwingsdrang schuilt vaak een forse dosis wereldgelijkvormigheid. Ik bedoel díe mentaliteit waarbij eigen gelijk de boventoon voert en eigen haan moet koning kraaien: ‘Als ik maar aan mijn trekken kom.’
Het subtiele is natuurlijk dat de kérkelijke wereldgelijkvormigheid vaak verpakt wordt in een zeer ‘schriftuurlijk’ jasje. Beide groepen beroepen zich op de Bijbel. De ene zweert bij teksten als: ‘Zet de oude palen niet terug’ (Spr. 22:28), terwijl de andere zwaait met: ‘Staat dan in de vrijheid’ (Gal. 5:1). Zo strijden beide categorieën voor de waarheid, maar ze vergeten wat Paulus er nadrukkelijk aan heeft toegevoegd, namelijk dat de waarheid te betrachten is in liefde (Ef. 4:15). Dit voert ons als vanzelf naar ons derde en laatste onderdeel: de samenhang van eenheid en verscheidenheid.

Ootmoed
De verscheidenheid in de gemeente is door God gewild en gegeven. Zij staat ten dienste van het ene lichaam, waarvan de eenheid evenzeer gegéven is. Toch behelzen deze gaven meteen ook een opgave. Dat maakt Paulus duidelijk in het begin van Efeze 4. Daar bidt en vermaant hij de gemeente om elkaar in liefde te verdragen, met alle ootmoedigheid, zachtmoedigheid en lankmoedigheid.
Die ootmoed (nederigheid) lijkt me de grondhouding. Ze staat haaks op de mentaliteit van Paulus’ Griekse tijdgenoten en vooral ook op de mentaliteit die in ónze tijd gepropageerd wordt: zelfbewustheid, assertiviteit. De ootmoed die ons in de Schrift wordt aanbevolen en aangeleerd, bestaat juist uit nederigheid, afhankelijkheid, geringheid. Het Griekse woord dat Paulus gebruikt, herinnert naar de letter aan het woord waarmee hij in Filippenzen 2 de nederige gestalte van Christus kenschetst: ‘In gedaante gevonden als een mens, heeft Hij zichzelf vernederd …’ Als de Christus-gelijkvormigheid érgens in tot uitdrukking komt, dan is het wel in deze ootmoed.
Ik moet denken aan wat Herman Bavinck ooit schreef aan een jonge predikant: ‘Ootmoed is het kleed dat ons altijd past, dat alleen ons dekt, dat ons uitsluitend siert. Wie het, in welke omstandigheid dan ook, aflegt, werpt zijn schoonste sieraad weg. Ootmoed moet ons huis- en reiskleed zijn, ons bruilofts- en ons rouwgewaad.’

Ongeïnteresseerd
Nu kan men zelfs met ootmoed weer gaan pronken. Maar dat is nu juist niet Paulus’ bedoeling. Daarom koppelt hij aan de ootmoed onmiddellijk de zachtmoedigheid vast, dat wil zeggen: vriendelijkheid, mildheid, goedheid. Het is opnieuw Christus Zelf Die hier model staat: ‘Leer van Mij dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart.’ (Matth. 11:29). En dan het derde kenmerk: lankmoedigheid. De lankmoedigheid kan wachten, ze heeft geduld met de zwakken, zelfs als ze weerbarstig en weerspannig zijn. Wordt daarin niet iets zichtbaar van de lankmoedigheid van God zelf ? Is Hij naar het psalmwoord niet, 'schoon zwaar getergd, lankmoedig en weldadig'? Deze drie deugden vormen de ingrediënten van de christelijke verdraagzaamheid waar Paulus voor pleit. Het is een verdraagzaamheid die al heel weinig van doen heeft met de vandaag zo aangeprezen tolerantie. Doorgaans bedoelt men daarmee niets anders dan kille onverschilligheid ten opzichte van andermans mening en gedrag. Iedereen moet zelf maar uitmaken wat hij gelooft en nastreeft; wat een ander denkt gaat mij niet aan, zolang hij me maar niet lastigvalt; en wat ik vind gaat een ander niks aan!
Deze vorm van pure ongeïnteresseerdheid, waarbij ieder de ander zogenaamd vrij laat, is per se niet wat de Bijbel onder verdraagzaamheid verstaat. Het betekent niets minder dan de ander in liefde dragen, verdragen en de ruimte gunnen. Het is geen onverschilligheid jegens de ander, maar veeleer bewogenheid, openheid en belangstelling voor de ander.
Verdraagzaamheid kost wat. Het kost de bereidheid om te luisteren en je in te leven in de motieven en de overtuiging van de ander. Dít lijkt me de weg om in de diversiteit van het gemeenteleven tot elkaar te komen. Om zo samen – met aandacht luisterend naar de Schrift en naar elkaar – tot een vergelijk te komen.

Apostelconvent
Het apostelconvent, zoals ons dat in Handelingen 15 wordt verhaald, kan hierbij model staan. De aanleiding was, zoals bekend, een dreigend conflict, dat in de jonge kerk zomaar tot een crisis en schisma had kunnen leiden: een joods-christelijke fractie in Jeruzalem tegenover een groep Antiocheense christenen met heidense achtergrond. De oplossing was geen slap compromis waarbij water in de wijn werd gedaan, maar een eensgezind besluit waarbij men elkaar in de liefde van Christus’ Geest verdroeg en de ruimte gaf. De heidenchristenen kregen de ruimte om af te zien van de joodse spijswetten en van de besnijdenisplicht, en samen kwamen ze tot het akkoord de noachitische geboden te onderhouden. In een eendracht door de Heilige Geest bezield. ‘Het heeft de Heilige Geest en ons goed gedacht’, schrijven ze aan de gemeente in Antiochië! Kennelijk hebben ze eenparig geluisterd naar elkaar, en samen naar de Geest, Die in de waarheid van de Schriften leidt.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 oktober 2007

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

De grondwet van 1 Korinthe 13

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 oktober 2007

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's