Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zekerheid van het geloof

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zekerheid van het geloof

Bijbeltekst begrepen

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ergens moet de opmerking staan dat uit de vruchten van het geloof de verkiezing ons bekend zou worden. Leidt de rechtvaardiging niet tot de zekerheid dat wij Christus toebehoren?

In de Heidelbergse Catechismus (Zondag 32, antwoord 86) lezen we dat 'Christus, nadat Hij ons met Zijn bloed gekocht en vrijgemaakt heeft, ons ook door Zijn Heilige Geest tot Zijn evenbeeld vernieuwt, opdat wij ons met ons ganse leven Gode dankbaar voor al Zijn weldaden bewijzen en Hij door ons geprezen worde.'
En dan volgt er nog iets. ‘Daarna ook, dat elk bij zichzelf van zijn geloof uit de vruchten verzekerd zij …’ Met andere woorden: de vruchten die het geloof voortbrengt, versterken in de harten van de gelovigen het besef dat zij geen huichelaars zijn en dat hun geloof geen ijdel verhaal is, maar waarheid vanbinnen.

Warm
Om dat laatste gaat het mij nu in mijn antwoord op de gestelde vraag. De vruchten die uit het geloof opbloeien, geven de gelovigen ook zekerheid dat zij de Heere toebehoren. Ze worden er vanbinnen warm door. Ook de Dordtse Leerregels spreken zo. Zie daar bijvoorbeeld V.10, waar we lezen dat ‘de zekerheid van de volharding niet uit enige bijzondere openbaring voortkomt, buiten het woord om, maar uit het geloof aan de beloften van God (…) en uit het getuigenis van de Heilige Geest die met onze geest getuigt, dat wij kinderen van God zijn; maar tevens uit de ernstige en heilige oefening van een goede consciëntie en van goede werken.’
En in V.13 van de Dordtse Leerregels wordt van de gelovigen gezegd dat zij, wanneer zij uit hun vallen in de zonde weer worden opgericht, een veel groter zorg hebben dan ooit, om de wegen des Heeren vlijtig waar te nemen (…), ‘opdat zij, daarin wandelende, de verzekerdheid van hun volharding zouden mogen behouden (…).’

Broeders
Wie in het geloof Jezus mag zien als zijn Redder, die mag ook zichzelf zien als een geredde. Gods kinderen mogen ook weten ‘de dingen die hun van God geschonken zijn’ (1 Kor. 2:12). Dat weten zij door de Geest van God, Die hen gezalfd heeft en verzegeld (2 Kor.1:21vv). Daarom kan ook Johannes schrijven: ‘En hieraan kennen wij dat wij Hem gekend hebben, zo wij Zijn geboden bewaren.’ (1 Joh. 2:3) En: ‘Wij weten, dat wij overgegaan zijn van de dood in het leven, omdat wij de broeders liefhebben.’ (1 Joh.3:14)
Dit weten van onze verkiezing is er nooit los van het geloof in onze Redder. In verbondenheid met Hem zien we – tot onze verwondering – dat God zo goed was om ons tot inkeer te doen komen, ons uit de wereld te trekken, ons in de armen van Christus te drijven en om ons te leren hongeren en dorsten naar de gerechtigheid. Of, zoals de Dordtse Leerregels het zeggen (in I.12): ‘Van deze hun eeuwige en onveranderlijke verkiezing ter zaligheid worden de uitverkorenen te zijner tijd (...) verzekerd (...) als zij de onfeilbare vruchten der verkiezing, in het Woord van God aangewezen, (...) in zichzelf met een geestelijke blijdschap en heilige vermaking waarnemen.’ (2 Kor.13:5)
En dan worden genoemd: ‘het ware geloof in Christus, kinderlijke vreze Gods, droefheid die naar God is over de zonde, honger en dorst naar de gerechtigheid, enzovoort.’

Te klein
Maar wie ben ik om dit van mijzelf te zeggen? Soms ben ik geestelijk zo leeg en koud. Soms lijk ik meer op een klein kind, dat heel erg op zijn tenen moet staan en dan nog net niet in de spiegel kan kijken. De spiegel hangt te hoog en ik ben te klein.
Zou je in zo’n geval niet het beste kunnen doen wat Petrus deed, toen zijn Meester aan de Zee van Tiberias hem naar zijn liefde vroeg? Wat kon Petrus, die Jezus tot driemaal toe verloochend had, toen anders zeggen dan: ‘Heere, Gij weet alle dingen, Gij weet dat ik U liefheb’? (Joh. 21:17). Om het zo te ervaren dat de Meester je als een klein kind op de arm neemt. Zodat je toch in de spiegel kunt kijken. Wat zie je dan? Je kijkt in de liefdevolle ogen van de Meester en ziet tegelijk hoe jouw ogen gaan stralen. Hij laat ons ‘het aanschijn zien van een verzoende God, voor elke godvruchtige zoeter dan het leven’ (D.L., V.13).

Vragen voor de rubriek ‘Bijbeltekst begrepen’ kunnen worden ingestuurd naar de redactie (adres zie colofon op pag. 13) of gemaild naar geref.bond@tiscali.nl.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 januari 2008

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Zekerheid van het geloof

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 januari 2008

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's