Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De kerk een onderneming?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kerk een onderneming?

Verschuivingen in de verhouding kerk en staat [3]

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De verhouding kerk en staat speelt regelmatig een rol in politieke en maatschappelijke discussies. Ook in nieuwe wetgeving doet ze mee. Welke verschuivingen laten zich zien? Een serie van vier bijdragen.

In 1918 is voor het eerst in ons land wet- en regelgeving gekomen voor het handelsregister. Dit register moest
(1) de rechtszekerheid in het economische verkeer bevorderen en
(2) gegevens van algemene, feitelijke aard verstrekken over de samenstelling van ondernemingen ter bevordering van de economische belangen van handel, industrie, ambacht en dienstverlening.
Het register wordt gehouden door de Kamers van koophandel en fabrieken. In het handelsregister zijn belangrijke gegevens over en voor ondernemingen en rechtspersonen vastgelegd, zoals bijvoorbeeld wie tekeningsbevoegd is. Door het toegankelijk maken van deze gegevens biedt het handelsregister rechtszekerheid bij het aangaan van overeenkomsten, met zowel leveranciers als afnemers. Wie een onderneming drijft, is verplicht zich te laten inschrijven (registreren) in het handelsregister.
Hetzelfde geldt voor (bijna) alle rechtspersonen; zo ook bijvoorbeeld voor verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid, zoals de Gereformeerde Bond er één is. Vóór 1996 stond de bond geregistreerd in een apart Verenigingen- en stichtingenregister; vanaf 1996 in het handelsregister.

Nieuwe Handelsregisterwet
De regering heeft diverse argumenten aangevoerd om de Handelsregisterwet te wijzigen. Eén ervan is dat het handelsregister van enkel een register van bedrijfsgegevens nu een basisregister moet worden. Een basisregister heeft niet alleen het hierboven beschreven doel ten behoeve van bedrijven, maar moet ook bijdragen aan het efficiënt functioneren bij de vervulling van haar publiekrechtelijke taken.
Een basisregister is een bestand van voor wettelijke taken vitale en/of veelvuldig benodigde gegevens over personen, organisaties, zaken, verrichtingen of gebeurtenissen, dat bij de wet als de enig officieel erkende registratie van desbetreffende gegevens is aangemerkt en dat in het gehele land verplicht wordt gebruikt door alle overheidsinstanties.
In de nabije toekomst zullen er, naast het handelsregister, zeven zulke registers in ons land bestaan: het kadaster, de gemeentelijke basisadministratie, adressen, gebouwen, kentekens, arbeids- en uitkeringsverhoudingen en inkomens. Simpel gezegd, het handelsregister moet niet alleen het gemak van bedrijven maar ook het gemak voor de overheid dienen.

Parallel
Een tweede argument voor wijziging hangt samen met het verbrede doel van het handelsregister. Alle ondernemingen, ook als deze niet in de vorm van een rechtspersoon worden gedreven, moeten geregistreerd staan. Daarom is gekozen voor een verbrede inschrijfplicht, zodat natuurlijke personen en rechtspersonen die voorheen niet verplicht waren zich in te schrijven dat nu wel zijn, aldus het oorspronkelijk ingediende wetsvoorstel.
Dat betekent dat ook – en dat is dus nieuw – kerkgenootschappen in het register moeten worden ingeschreven, ongeacht de vraag of zij een onderneming drijven. De regering trekt een parallel met stichtingen, die ook moeten worden ingeschreven, ongeacht of zij een onderneming drijven. Voor de vraag wanneer er sprake is van een kerkgenootschap wordt aansluiting gezocht bij artikel 2 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
De regering had dit voorstel in artikel 6 opgenomen, ondanks het feit dat de Raad van State anders had geadviseerd. Deze laatste kon er, gegeven de verbrede doelstelling van het handelsregister, begrip voor opbrengen dat inschrijving van kerkgenootschappen verplicht zou worden. Ze maakte echter wel een belangrijke kanttekening in zijn advies: ‘Om het bijzondere karakter van kerkgenootschappen tot uitdrukking te blijven laten komen adviseert de raad de verplichting tot inschrijving te beperken tot kerkgenootschappen die tevens een onderneming drijven. De raad beveelt aan het wetsvoorstel dienovereenkomstig te wijzigen.’

Tweede Kamerdiscussie
In de schriftelijke reactie van de Tweede Kamer op het wetsvoorstel (het verslag) stelde de SGP-fractie als enige kritische vragen over het voornemen van de regering. Deze vragen waren van principiële aard in zoverre dat, gegeven de staatsrechtelijke scheiding van kerk en staat, gewezen werd op het bijzondere karakter van kerkgenootschappen, die daarom niet op één lijn gesteld zouden mogen worden met stichtingen; in feite de kritiek van de Raad van State. Daarnaast zag deze christelijke partij geen reden voor opname van kerkgenootschappen in het handelsregister als deze geen bedrijfsmatige activiteiten ontplooien. Verder voorzag ze een enorme administratieve lastenverzwaring wanneer niet alleen de landelijke organisatie van de kerken, maar ook de kerkelijke gemeenten, instellingen en verenigingen zouden moeten worden ingeschreven. Over dat laatste punt stelde ook de CU-fractie vragen.
In haar antwoord aan de Kamer ging de regering voorbij aan de fundamentele vragen van de SGP-fractie. Wat betreft de met een inschrijvingsplicht gepaard gaande administratieve lasten kon de regering natuurlijk niet ontkennen dat deze zouden toenemen. Kerken waren/zijn immers nu niet inschrijfplichtig. Maar geruststellend liet men erop volgen dat zo min mogelijk lasten zouden worden opgelegd en dat recht zou worden gedaan aan de diversiteit. Met dat laatste bedoelde men het onderscheid naar organisatievorm, centraal of decentraal.
‘Het gaat erom, ’ zo stelde de regering in de nota naar aanleiding van het verslag van de Kamer, ‘dat het handelsregister inzicht geeft in wie bevoegd is het kerkgenootschap te vertegenwoordigen in contacten met bestuursorganen; elk kerkgenootschap geeft zelf aan op welk niveau die bevoegdheden zijn gelegd.’
Wél deed de voor dit wetsvoorstel eerstverantwoordelijke bewindspersoon, staatssecretaris Van Gennip van Economische Zaken, een kleine concessie bij wijze van Nota van wijziging door (onder andere) kerkgenootschappen vrij te stellen van de inschrijving van een aantal gegevens die andere rechtspersonen wel moeten laten registreren.

Amendement
Bij de mondelinge behandeling van het voorstel toonden de woordvoerders van CDA, SGP en CU zich hiermee niet tevreden. De staatssecretaris stelde in haar reactie de organisatievrijheid van de kerken voorop, maar bleef bij het standpunt dat de wet tot inschrijving verplicht als er sprake is van een ‘economisch actieve entiteit’ die in het maatschappelijk verkeer wil kunnen optreden.
SGP en CU dienden een amendement in om het derde lid van artikel 6 te doen luiden: ‘Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald op welke wijze een kerkgenootschap wordt geregistreerd en in hoeverre zelfstandige onderdelen en lichamen waarin dit is verenigd moeten worden geregistreerd.’ Een algemene maatregel van bestuur zou ruimte bieden voor overleg van de regering met de kerken en de Tweede Kamer zou dan in een later stadium over dat voorstel kunnen meepraten. In feite zou de kwestie dan, nadat de wet van kracht geworden zou zijn, geparkeerd zijn voor verder overleg.

Algemene meerderheid
De staatssecretaris had geen bezwaar tegen het amendement. Andere woordvoerders waren van mening dat in algemene zin, dus niet alleen wat betreft de kerken, zou moeten vaststaan wanneer er sprake is van een economische entiteit (terwijl er géén winstoogmerk is). Ook het punt van de jaarlijks te betalen bijdrage door de kerken hield hen bezig.
De staatssecretaris zond opnieuw een Nota van wijziging naar de Kamer waarin is bepaald dat de zelfstandige onderdelen van kerkgenootschappen vrijgesteld zijn van deze verplichting. Een gewijzigde versie van het amendement van SGP en CU, dat nu medeondertekend werd door het CDA, vroeg om ook de registratieverplichting voor landelijk georganiseerde kerken te beperken tot één centrale registratie.
In haar tweede termijn vatte de staatssecretaris het standpunt van de regering als volgt samen: ‘Als de kerkgenootschappen zo georganiseerd zijn dat de koepel de contracten aangaat (bv. een arbeidsovereenkomst met een koster of een aannemingsovereenkomst met een bouwbedrijf, G.H.), wordt de koepel ingeschreven, maar als de lokale kerkgemeenschappen het zelf kunnen doen, moeten zij ingeschreven worden. Bepalend is dus hun zelfstandigheid. Zelfstandigheid betekent rechtspersoonlijkheid, dus registratie.’
Bij de stemming werd het amendement van SGP/CU/CDA met ruime meerderheid aangenomen, evenals het wetsvoorstel als geheel trouwens.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 januari 2008

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

De kerk een onderneming?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 januari 2008

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's