Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Motor in de toerusting

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Motor in de toerusting

Over de actuele betekenis van de kerkelijk werker

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoe krijgen we, toegesneden op de huidige kerkelijke situatie, een goed zicht op de taak van de kerkelijk werker? Het is goed dat we hier naar kijken zonder direct te verwoorden wat de predikant dan moet doen.

De vraag naar de taak en de positie van de kerkelijk werker heeft heel oude papieren. In een mooi overzichtsartikel in het tijdschrift Kerk en theologie hebben dr. G. Noort en dr. J. Hoek dit onlangs verwoord. De titel van hun bijdrage In de schaduw van de dominee?
De onheldere plaats van de kerkelijk werker door de eeuwen heen spreekt voor zich. Nu de Protestantse Kerk dit jaar meer helderheid wil scheppen in de positie van de kerkelijk werkers – veelal hbo-opgeleide mannen en vrouwen – is het goed ook van de geschiedenis te leren. In 1995 gaf de gereformeerde predikant dr. G.J. Mink zijn dissertatie over evangelisten in de negentiende eeuw de titel Op het tweede plan mee, waaruit blijkt dat deze werkers in de kerk niet de eerste viool speelden.
De meest opvallende ontdekking van Noort en Hoek is dat in het verleden niet zozeer de academisch gevormde predikant geschikt geacht werd voor de missionaire prediking, maar meer de hulpprediker. Nu moeten we hierbij missionaire prediking niet verwarren met het doordenken van de verhouding tussen geloof en cultuur – dat laatste is zeker een taak van de academicus – maar het is beslist een opvallend gegeven uit ons eigen verleden.

Themanummer
In oktober jl. stond een nummer van De Waarheidsvriend in het kader van de discussie over ‘predikant en kerkelijk werker’, een thema dat sinds de verschijning van het rapport Pastor in beweging (oktober 2006) hoog op de agenda staat. Dat de lector gemeenteopbouw van de CHE, dr. Stefan Paas, een maand later in een lezing voor de Vereniging voor Kerkelijk Werkers daarom over deze uitgave opmerkte dat ‘de kerkelijk werker in een bijzin even over de bol geaaid wordt, terwijl het verder niet over deze beroepskracht gaat’, is niet hard te maken. Het nummer bevatte onder meer een artikel van Henk Boerman, beleidsmedewerker van de Vereniging Kerkelijk Werkers, en verder kwamen de predikant en kerkelijk medewerker uit Meerkerk aan het woord. Dat er behoefte is aan een concretisering van de taak van de kerkelijk werker, geef ik Paas graag toe. Ondergetekende deed dat enige jaren geleden in deze kolommen al eens, maar het is goed opnieuw stil te staan bij wat de taak van de kerkelijk werker in onze tijd in hervormd-gereformeerde gemeenten zou kunnen zijn.

Grote betekenis
Laat ik direct met de deur in huis vallen: de kerkelijk werker kan in onze tijd vanwege zijn opleiding en deskundigheid van grote betekenis zijn in de gemeente. Er is veel voor te zeggen dat kerkenraden in de doordenking van het gemeentewerk behalve aan het ambtelijke werk van predikant, ouderling, diaken en het werk van vrijwilligers (naast de ouderling en diakenen ook jeugdleiders, bijbelkringleiders, catecheten enz.) denken aan wat de professionele kerkelijk werker voor het functioneren van de gemeente kan betekenen. Daartoe overwegen we ook de situatie in de Protestantse Kerk. Het aantal predikanten loopt snel terug, zodat over enige jaren ondanks een krimpende kerk er een tekort aan predikanten verwacht wordt. In veel kleine gemeenten (in Noord-Holland, in Friesland en elders) verrichten kerkelijk werkers al jaren het werk van de predikant, veelal zonder dat ze bevoegd zijn tot de verkondiging van het Woord en/of van de sacramenten.

Geordende bezinning
Het is goed bij de afweging van wat de gemeente nodig heeft de financiën niet leidend te laten zijn. Geld mag nooit voorop gaan in het formuleren van beleid. Ik was ooit aanwezig in een vergadering waarin gevraagd werd om de aanstelling van een jeugdwerker, waarbij niemand een vraag aan de (jeugd) ouderlingen stelde, maar alle aandacht naar de ouderlingenkerkrentmeester ging. Een goede kerkrentmeester zal daarom niet als eerste antwoord willen geven. In het beleidsplan heeft de kerkenraad na gesprek met de gemeente verwoord welke thema’s de komende jaren (extra) aandacht zullen krijgen. Knelpunten in de pastorale bearbeiding zijn door deze geordende bezinning aan het licht gekomen, zodat voor het beleid in de gemeente helder is waarop wordt ingezet. Als we als passie hebben mensen tot Christus te brengen en uit Hem te laten leven, dan willen we toch op het spoor komen welke blokkades hiertoe in de gemeente kunnen zijn? Wordt de vreemdelingschap onvoldoende beoefend? Dreigen we de jongvolwassen gemeenteleden over het hoofd te zien? Tegen welke vragen lopen de bijbelkringleiders aan? Enzovoort. Op grond van deze analyse kan duidelijk worden welke speerpunten er voor de toekomst zijn.

Omstandigheden
Kerkenraden moeten doorzien wat onze tijd aan bearbeiding nodig heeft. Toen Calvijn in zijn tijd uitkwam bij het ambt van predikant, doctor (onderwijs in de theologie), ouderling en diaken, verwoordde hij dat in de keuze voor de ambten de omstandigheden kunnen meespelen, wat hij de noodzakelijkheid der tijden noemt. De visie op de ambten wordt daarbij ook bepaald door de context. Zo kwam hij bijvoorbeeld tot twee soorten diakenen, zij die de bezittingen beheren en zij die armen en zieken verzorgen. Een bekend voorbeeld uit de kerkgeschiedenis hiervan is de Zutphense predikant Willem Baudartius, als vertaler ook betrokken bij de Statenvertaling. Hij bezag de zondagse prediking, het troosten van de zieken en de kerkelijke tucht als zijn taak, maar het bijstaan van de zieken werd hem tijdens de pestepidemie van 1604 te veel. Baudartius kreeg een ziekentrooster als assistent. In bepaalde situaties komt het de gemeente ten goede als werkers met een eigen deskundigheid in de gemeente worden ingezet. De insteek is daarbij niet zozeer de te volle agenda van de dominee, maar hun eigen bekwaamheid.

Toegenomen eisen
Wat zien we in onze gemeenten? Allereerst dat er veel meer werk is dan de ambtsdragers aan kunnen, als de kerkenraad al geen vacatures kent. Vanwege de druk vanuit de maatschappij (overwerk, verplichte nascholing, prestatiedwang, fileleed) kan de gemiddelde ouderling minder uren dan voorheen aan zijn taak besteden. Wie herkent niet de toegenomen eisen die aan werknemers gesteld worden? Daar komt bij dat de vragen van gemeenteleden complexer zijn. Waarover moet je op huisbezoek al geen visie hebben? Ook omdat de gemeente als gemeente minder onder de Woordbediening komt – en de toerusting in de leerdiensten ontvangt – is een trouw en intensief pastoraat nodig. Het gezinsleven van elke christen staat in onze tijd onder druk, zeker van de ambtsdragers. Ook hierdoor kunnen ze spanning ervaren. Een en ander maakt het verklaarbaar dat een langere periode in het ambt dienen, minder dan vroeger vanzelfsprekend is.
De onrust is er ook in de pastorie. Het is maar de vraag of de predikant steeds voldoende innerlijke stilte heeft om het Woord van God te onderzoeken en te overdenken. Graven in het Woord gaat nooit zonder inspanning.

Toerusting
In deze summier geschetste context kunnen kerkelijk werkers als professional hun eigen inbreng hebben. Daarbij onderschatten we het vele werk dat vrijwilligers doen niet, ook in situaties waarin er veel op weinige schouders afkomt. Het christenambt is dienen en velen in de gemeente zoeken hierin hun gaven te besteden.
Maar er is zoveel aan toerusting in de gemeente te doen. Dat vraagt soms om kleinschaligheid. Neem de vragen rond een christelijke opvoeding, nodig om voor verschillende leeftijdsgroepen aan de orde te stellen. Neem de vragen rond huwelijk, seksualiteit, relaties. Denk aan de vele vragen rondom de doop of het avondmaal. Denk aan het begeleiden van de gemeenteleden in de keuze voor een chrístelijke school waarin het Woord van God alles doortrekt. Er zijn zo veel gebieden waarop datgene wat in publicaties voorhanden is, doorvertaald kan worden naar het concrete leven van de gemeente. Door de predikant kan dit naast zijn hoofdtaken er nooit zomaar bij gedaan worden – aan crisispastoraat komt in onze tijd veel aan het licht. Dat hoeft ook niet, omdat de kerkelijk werker in zijn opleiding een eigen deskundigheid – bijvoorbeeld in het omgaan met groepen – heeft opgebouwd. Als schakel tussen de ambtsdragers en de vrijwilligers, als motor in de toerusting van de gemeente is de kerkelijk werker anno 2008 van grote betekenis. Op dit terrein is er voor hem of haar veel werk, naast het werken op een deelgebied waarin een specialisatie plaatsgehad heeft, zoals jeugdwerk, pastoraat, diaconaat.

Doordenking van beleid
Een ander punt waarop de kerkelijk werker zijn eigen inbreng kan hebben, is de doordenking van veel beleidsvragen. Zie hem als een adviseur van de kerkenraad. Blijft er in de gemeenten niet veel werk liggen als we denken aan in het jeugdwerk te maken keuzes, in het afstemmen van de catechese op de onderwijskundige ontwikkelingen van onze tijd, in het goed opzetten van het pastoraat in de gemeente, enzovoort?
Zo is er naast het werk van de predikant, van de andere ambtsdragers en van de vrijwilligers plaats voor een professionele kerkelijk werker, uiteraard als de financiën ervoor zijn. Visie op hoe de gemeente het beste gediend kan worden, gaat geheel voorop. De kerkelijk werker zoekt onder ons zijn plaats in te nemen. Veel hangt er daarbij af van het beleid van kerkenraden. De sleutel tot een goede ingang in de gemeenten ligt echter het meest bij hemzelf. Niemand heeft een beter imago dan hij die zeer gezien is. Een kwalitatief goede inbreng – zowel geestelijk als professioneel – is het beste middel om het gesprek waarin de kerkelijk werker slechts met de dominee vergeleken wordt, te doen verstommen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 februari 2008

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Motor in de toerusting

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 februari 2008

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's