Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

‘Wie ik ook ben, Gij kent mij’

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

‘Wie ik ook ben, Gij kent mij’

Zelfbeeld en geloof [3, slot]

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoe spreken we thuis over God in relatie tot onze kinderen? Hoe gaan wij als ouderen om met onze eigen emoties? Is de manier waarop wij daarover communiceren in overeenstemming met ons geloofsleven?

Er is veel te zeggen over hoe wij kinderen en jongeren met een sombere kijk op zichzelf kunnen benaderen. Het heeft te maken met de houding die wij aannemen en de woorden die we spreken. Het gesprek over het zelfbeeld is bij oudere kinderen mogelijk en zeker bij jongeren. Als een hulpverlener dat doet, zal hij het kind of de jongere leren te voelen wat hij voelt (teleurstelling, boosheid, blijdschap en dergelijke) en dat ook met zelfvertrouwen te communiceren.
Er is ook de geloofsopvoeding. Hoe spreken we thuis over God in relatie tot onze kinderen? Stemt de manier waarop wij daarover communiceren overeen met ons geloofsleven? Als een vader zijn kind met scherpe woorden tijdens de maaltijd vernedert en daarna op vrome toon uit de Bijbel leest en bidt, brengt dat een kind in verwarring. En dat niet alleen over de aardse vader, maar ook over de hemelse Vader. Dat heeft weer effect op het zelfbeeld.

Voorleven
Christelijk opvoeden is meer dan zeggen: ‘God houdt van jou.’ Dat kan een mededeling blijven. Als ouders echte middelaars zijn tussen God en hun kinderen, leven ze het geloof ook voor. Het zelfvertrouwen van de ouders is ten diepste geen vertrouwen in zichzelf, maar vertrouwen op de Heere. Als de kinderen dat door krijgen, leren zij ook dat hun zelfbeeld ten diepste niet hun kijk op zichzelf is, maar Gods kijk op hen. Dat geeft hen rust en zekerheid. Ze hoeven niet te tobben over zichzelf, ook al is er soms strijd.

Pastoraat
Het bekende gedicht Wie ben ik? van Dietrich Bonhoeffer gaat over zijn verwarring over zichzelf. De mensen vinden hem een held. Hij vindt zichzelf een lafaard. Hij komt daar niet uit. Aan het slot van het gedicht legt hij zijn strijd in Gods handen. Wie ik ook ben, Gij kent mij. U behoor ik toe, o God!
Wij kunnen onszelf alleen maar vinden als wij God vinden. Wij kunnen onszelf alleen maar kennen als wij weten hoe God ons kent. Mensen met een onzeker zelfbeeld kijken óf met de ogen van anderen naar zichzelf, óf ze kijken met eigen ogen naar zichzelf. Het resultaat is in beide gevallen onzekerheid.
In het pastoraat mogen wij elkaar leren om met Gods ogen naar onszelf te kijken. Dat moeten we niet pas ’s avonds doen. We mogen de dag met Godsvertrouwen beginnen. Dan kan die dag niet meer stuk.

Hoe kent God ons?
God kent ons als door Hem geschapen mensen. Genesis leert ons dat de mens naar Gods beeld geschapen is. De mens is geschapen in een bijzondere verhouding tot God. Dat heeft gevolgen voor het zelfbeeld. Ons ik, onze identiteit, heeft God aan ons verleend.
Adam werd zondaar voor God. Zo kent God de mens óók. Na de zondeval blijft de mens schepsel, beelddrager. Hij blijft verantwoording schuldig. Het antwoord komt echter niet meer zoals God het wil. Veel onzekerheid tussen mensen en in mensen heeft te maken met de pijn die de zonde en concrete zonden met zich meebrengen.
God kent de mens als verloste zondaar (1 Petr. 1:3). Er is wel een beperking. Schepsel zijn en zondaar zijn strekken zich uit tot alle mensen. Verlost zijn niet. De rechtvaardigheid voor God wordt ons niet opgedrongen, maar aangeboden. In geloof mag zij aanvaard worden. Blijf bij de u geschonken Heere! Dit is de opgave van het nieuwe leven. Het gaat niet om grote prestaties. Het gaat om bij Christus blijven. Van daaruit gaat de Heilige Geest met ons aan de slag. God kent ons als vernieuwde mensen (Ef. 3:16-19). De verlossing geschiedde voor ons. De vernieuwing gebeurt aan en in ons. De Geest maakt ons vrij van de bindingen van deze wereld en plaatst ons in het verbond met God en in de gemeenschap der heiligen. De Heilige Geest schakelt ons in – met onze wil – in de dienst van God en de ander.

Voorbij zien
God kent ons. In dat kennen ziet God voorbij aan onze schuld – die er wel degelijk is. Wij overtreden Gods geboden. In het kennen ziet God voorbij aan onze schaamte – die er ook is. Op veel punten van het ideale leven en samenleven scoren wij te laag. Dat is voor God geen hindernis in Zijn relatie met ons. Kennen is in de Bijbel niets anders dan: liefhebben en aanvaarden. God aanvaardt ons in al onze gebrokenheid en innerlijke verscheurdheid.
Hoe anderen mij kennen is van belang. Hoe ik mijzelf ken is van belang. Toch kan die kennis mij verwarren. Hoe God mij kent, stijgt daarbovenuit. Dat is een kennis die tot verwondering en een loflied leidt (Ps. 139:6, 17). In het loflied worden wij boven de onzekerheid uitgetild.
Het genoemde heeft consequenties als het gaat om de kijk op onszelf. Wat zegt het over mij? Stuk voor stuk kunnen dat punten voor een pastoraal gesprek zijn.
- Ik mag er zijn. Ik mag het leven aanvaarden als een geschenk van God.
- Ik mag er zijn zoals ik ben. Ik mag er zijn met mijn tekortkomingen, spanningen, angsten en verborgen strijd. Ik hoef geen minderwaardigheidsgevoel te hebben. Ik mag van genade  leven.
- Ik aanvaard mijn beperkingen. Ik weet dat ik slechts schepsel ben en niet God Zelf. Ik kan niet alles weten of doen en niet overal zijn.
- Ik leef uit de zondag. Ik hoef mijzelf niet te verwerkelijken in mijn arbeid. Mijn zelfbeeld hangt niet af van wat ik presteer, maar van wat Christus voor mij volbracht heeft.
- Ik ben iemand, ik ben herkenbaar voor mijzelf, ook als christen. Ik durf verantwoordelijk te zijn voor mijn eigen keuzes, al dan niet op grond van mijn geloofsovertuiging.
- Omdat mijn zelfbeeld tegen een stootje kan, toets ik ook mijn eigen gangen aan het Woord van God. Ik belijd schuld waar ik fouten heb gemaakt. Ik weiger de schone schijn op te houden.
- Ik ontleen mijn identiteit niet aan mijn tennisclub, mijn bestuur, mijn gezin. Mijn identiteit is vooral verbonden met het kindschap van God en dus met de gemeenschap der heiligen.
- Mijn zelfbeeld steunt niet op wat ik heb (geld, bezittingen), op wat ik verdien of koop. Mijn identiteit valt ook niet samen met mijn niet of wel aantrekkelijke lichaam. Het gaat om wie ik ben van binnenuit, om wie ik door God geworden ben.
- Ik heb een roeping om te dienen. Velen ontlenen hun zelfbeeld aan het uitoefenen van macht en invloed. Wie dient met een volkomen hart, krijgt misschien nooit macht, maar wel gezag.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 februari 2008

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

‘Wie ik ook ben, Gij kent mij’

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 februari 2008

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's