Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een spiegel voor vandaag

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een spiegel voor vandaag

Stille tijd – geïnspireerd door Theodorus à Brakel [1]

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoe krijgt de dagelijkse omgang met God het beste vorm? Voor een antwoord op die vraag kunnen we goed terecht bij Theodorus à Brakel. Deze zogenaamde oude schrijver uit de tijd van de Nadere Reformatie houdt ons vandaag een spiegel voor.

Ds. Theodorus à Brakel is de vader van ds. Wilhelmus à Brakel (de man van de Redelijke Godsdienst, die overigens als ‘vader Brakel’ bekendheid geniet). Theodorus schreef De trappen des geestelijken levens. Over vader en zoon Brakel worden we deskundig ingelicht in het mooie boek van prof.dr. A. de Reuver, Verborgen omgang. Sporen van spiritualiteit in Middeleeuwen en Nadere Reformatie (Zoetermeer, 2002). Dit boek is geschreven met een therapeutische bedoeling. Dr. De Reuver constateert dat ‘een van de ernstigste symptomen van de huidige crisis in kerk en cultuur is gelegen in de toenemende teloorgang van de verborgen omgang met God, en dat een hernieuwde beoefening daarvan geneeskracht in zich bergt’. Om die geneeskracht is het ons te doen.

Viermaal per dag
De Reuver schrijft over de ‘allerteerste Godtvrugt’ van Brakel senior (met die aanduiding werd Brakels vroomheid getypeerd door ds. Abraham Hellenbroek). Brakel kent een intense omgang met God, doortrokken van een diepe vreugde, ja, hij ademt als het ware in God.
Wat bij hem opvalt, is dat hij dagelijks driemaal en later in zijn leven zelfs viermaal de tijd neemt voor uitvoerige meditaties of ‘oeffeningen’. Hij begint al uiterst vroeg in de morgen of eigenlijk nog midden in de nacht, om drie of vier uur. Dat acht hij de beste tijd om met frisse geest Gods aangezicht te zoeken, ook al erkent hij dat er enige oefening voor nodig is om dit op te brengen en dat er ook mensen zijn voor wie een ander tijdstip op de dag beter geschikt is. Vervolgens houdt hij stille tijd in het middaguur, dan bij de schemertijd en ten slotte tegen bedtijd. Zeker een derde deel van de dag brengt hij zo door in gebed en overdenking. Brakel kan zich niet anders voorstellen of een geestelijk levend mens hunkert naar de beoefening van de gemeenschap met God. In die geestelijke oefeningen voelt hij zich in zijn element als een vis in het water en als een vogel in de lucht.

Niet imiteren
Nadat Dr. De Reuver de overwegingen van Brakel nauwkeurig en met waardering heeft weergegeven, komt hij tot een korte evaluatie. Hij geeft aan dat Theodorus in een traditie van mystici staat die de eeuwen door hebben gehunkerd naar het op aarde hoogst bereikbare. Dat wil zeggen de weliswaar altijd nog gebroken en onderbroken, maar toch reëel ervaren gemeenschap met God in Christus door de Heilige Geest. Op de verborgen omgang met God was de aandacht en het verlangen van Brakel geheel geconcentreerd. ‘Alsof hij een klooster bewoonde en geen gemeente diende. Alsof hij geen vrouw had getrouwd en alleen op de wereld was. Alsof er in 1648 geen vrede van Munster werd gesloten en er in de jaren vijftig geen oorlog met Engeland bestond.’
De Reuver is van mening dat ‘de extreme mate van zijn gedisciplineerde praxis niet bedoeld, en in ieder geval niet geschikt is om geïmiteerd te worden. Zoiets was in de zeventiende eeuw al uitzonderlijk, tenminste buiten de kloostermuren. In de eenentwintigste eeuw is het zeker te hoog gegrepen.’ Maar, zo voegt De Reuver hieraan toe: ‘Wat echter wél haalbaar is en – als mij deze opmerking hier is toegestaan – wat navolging verdient, is dat een christenmens zich van dag tot dag op gezette tijden terugtrekt uit het meervoud van het leven, om heen te trekken naar de eenvoud van de intimiteit met God. Dergelijke solitaire uren staan de christelijke solidariteit niet in de weg, maar bevruchten haar.’ Inderdaad, toewijding aan de Heere God betekent zeker niet desertie ten opzichte van de taak en roeping onder de mensen in dienst van Gods koninkrijk. Toewijding als van Maria zet zich voort in inzet als van Martha.

Kritische vragen
Ook een eerbiedwaardige oudvader als Brakel behoren we niet kritiekloos te lezen. Er is niets mis mee wanneer er bij het kennis nemen van een geschrift als De trappen des geestelijken levens allerlei kritische vragen rijzen. Als we maar ons best doen om de auteur te laten uitspreken en zijn diepste intenties te verstaan. In dit eerste artikel wil ik kort enkele kritische kanttekeningen vermelden, die overigens in de context staan van grote waardering (zoals in de volgende artikelen zal blijken).
In de eerste plaats kan men zich afvragen of in een boek waarin de schrijver uitvoerig verslag doet van zijn eigen geestelijk leven (een spirituele autobiografie) de vrome mens toch niet, zij het onbedoeld, te veel in het middelpunt komt te staan.
Nu wordt Brakel wel uitgedaagd door zijn zoon, die meer van het geestelijk leven van vader wil weten. En het is ook duidelijk dat Brakel senior niet zijn eigen eer zoekt, maar juist Gods eer. Hij overwint zijn schroom om over zijn geestelijke ervaringen uit te weiden, omdat hij anderen wil opwekken om samen met hem God als het hoogste goed te zoeken, in de lijn van de berijmde psalm: ’Komt, luistert toe gij Godgezinden, gij die de HEER’ van harte vreest, hoort wat mij God deed ondervinden, wat Hij gedaan heeft aan mijn geest’ (Ps. 66:8).
Brakel zoekt heel nadrukkelijk de geestelijke genieting in de ontmoeting met God. Dat heeft iets mystieks en is ook heel mooi. Maar kan deze genieting niet gemakkelijk een doel in zichzelf worden? Staat bevinding als het goed is niet in de brede samenhang van heiliging? We missen in Brakels boeken de doorvertaling van de bevindelijke genieting van Gods nabijheid naar de concrete dienst in het leven van alle dag en midden in de wereld (zoals we dat bv. bij Calvijn wel heel duidelijk zien).
Nu kan daartegen worden ingebracht dat het nu eenmaal niet de opzet en het onderwerp van Brakels boeken is om deze concrete lijnen naar de gehoorzaamheid in het gewone leven aan te duiden. Hij mág eenzijdig zijn, omdat hij nu eenmaal de focus van zijn verhandeling legt bij het ‘zalig eenzaam met God gemeenzaam’.

Komen en gaan
Een volgende kritische vraag is of Brakel toch niet per saldo de gevoelige genieting van Gods nabijheid boven het geloof plaatst. De Reuver formuleert: ‘om het geloof draait het bij Brakel, om de gevoelige vreugde in God gaat het hem’. Met deze nadruk op de gevoelige beleving hangt samen dat er veel beweging is in het geloofsleven, het gaat heen en weer tussen verrukking en vertwijfeling. Immers, het gevoel komt en gaat. Het is hora rara, brevis mora. Zo genoten en zo weer toegesloten, zalige uurtjes van korte duurtjes. Zou een sterkere nadruk op het geloof in de grote daden van God, die zonder ons en buiten ons, maar vóór ons geschied zijn, de heilsfeiten dus, niet een vastere gang in het geloofsleven met zich meebrengen?

Categorieën
Brakel deelt de gelovigen in drie categorieën in: kinderen, jongelingen en vaders. Is zo’n indeling niet gevaarlijk? Leidt ze niet tot een schematisering die geen recht kan doen aan het veelkleurige werken van de Geest? Komt er zo niet gemakkelijk een geestelijke elite tot stand, die maar al te gauw boven het arme zondaarsgeloof van de tollenaar uitgroeit en juist daarom de kern van de zaak, de rechtvaardiging van de goddeloze door geloof alleen, meer en meer uit het oog verliest? Worden bepaalde ervaringen niet normatief gesteld en wordt zo de geestelijke vrijheid van de kinderen van God niet bedreigd?
Dr. De Reuver laat zien dat dit alles toch wel meevalt, omdat Brakel de genoemde driedeling bepaald niet nauwgezet en consequent hanteert. Hij relativeert zijn eigen classificatie telkens weer en laat in feite zien dat de omgang met God bij vaders, jongelingen en kinderen wezenlijk gelijk is, ook al is er verschil qua intensiteit.
Vervalt Brakel in zijn grote nadruk op geestelijke oefeningen niet in een te gewetensvolle houding? Overdrijft hij niet en ondermijnt hij daarmee niet zijn eigen zaak? Zou een realistischer handreiking niet veel meer hebben kunnen betekenen voor christenen die eenvoudig niet in de gelegenheid zijn om acht uur per etmaal in meditatie door te brengen?

Beschamende spiegel
Wat echter voor mij de overhand heeft na lezing van het boek van Brakel, is de indruk dat ons hier een beschamende spiegel wordt voorgehouden. Welke plaats krijgt de omgang met God in ons leven? Welke ruimte geven we aan gebed, aan de aanbidding en lofprijzing, aan het eenvoudig stil zijn voor God? Hoe geldig zijn onze excuses vanwege onze drukke agenda’s en vele verantwoordelijkheden? Laten we datgene wat het zwaarst is (het meest waardevol) ook het zwaarst wegen in ons leven?
En ook: welke wegen staan er open tot verandering in onze tijdsindeling en tijdsbesteding, zodat we allereerst en allermeest het koninkrijk van God zoeken, het ene nodige, en niet steeds weer aan duizend en één dingen verslingerd raken? Wat motiveert ons om in dezen tot bekering, dat wil zeggen concrete ommekeer, te komen?

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 april 2008

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Een spiegel voor vandaag

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 april 2008

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's