Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geen sleur, wel ingeslepen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geen sleur, wel ingeslepen

Stille tijd – geïnspireerd door Theodorus à Brakel [3]

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wie zo toegewijd bezig is met het dagelijks dienen van God als Theodorus à Brakel, wordt gezien als een mens die het allemaal heel zwaar opneemt.

In de tweespraak tussen vader en zoon (dat is immers de vorm waarin het boek Trappen des geestelijken levens gegoten is) stelt junior nuchtere vragen, die ook bij ons al lezend opkomen: ‘Maar vader, verzuimt u daardoor uw tijd niet te veel om te studeren en andere delen van uw beroep waar te nemen?’ En ook: ‘Hoe is het mogelijk dat iemand die een of ander tijdelijk bedrijf heeft, zo lange tijd zou kunnen missen of dat iemand zo lang stof zou kunnen hebben en aandachtig wezen? ’ Vader antwoordt dan voor zichzelf dat hij door zijn meditaties en oefeningen meer goddelijke wijsheid en verborgenheden heeft geleerd, zowel voor zichzelf alsook om anderen te stichten en te vertroosten in allerlei verdrukking, dan hij met het lezen van boeken zou hebben verworven.

Luiheid
En wat anderen betreft, die niet zo’n betrekkelijk rustig bestaan hebben als de toenmalige dorpsdominee: ‘Ik weet wel dat vele mensen wegens hun beroep zo lange tijd niet kunnen besteden; vele moeten van de vroege morgen tot de late avond werken. ’s Avonds zijn hun leden moe, zij moeten langer tijd hebben om door de slaap zich te verkwikken.
Velen hebben zwakke lichamen die zulke lange oefeningen niet toelaten, anderen zij daartoe onbekwaam naar de ziel, ook geeft God niet een ieder even grote kracht om Hem te zoeken, ook niet even grote trap van gemeenschap. Velen die waarlijk deel hebben aan Christus, moeten zich tevreden houden met een aanklevend geloof, en dat nog doorgaans vele bestormingen lijdt (…) maar onder dat deksel moest men de luiheid niet koesteren.’
Dat laatste moet er dan toch ook wel weer bij. Brakel heeft oog voor allerlei omstandigheden, maar blijft hameren op de noodzaak te doen wat mogelijk is om in de ervaringskennis van Gods nabijheid te mogen groeien. Onder allerlei voorwendsels en excuses kunnen we onze luiheid koesteren. Dan blijven we bijvoorbeeld liever onderuitgezakt naar de tv kijken dan dat we de bijbelkring of mannen- of vrouwenvereniging bezoeken of eens rustig voor onszelf aan bijbelstudie doen. Of we zeggen wel heel snel dat we niet langer dan een paar minuten kunnen bidden zonder ons daarin te oefenen en te vragen om de hulp van de Geest der gebeden.

Blijdschap
Iemand die zo toegewijd bezig is met het dagelijks dienen van God als dit bij Theodorus het geval is, wordt gezien als een mens die het allemaal heel ernstig en zwaar opneemt. Wat echter bij Brakel de toon zet in de beschrijving van zijn geestelijke oefeningen is toch met name de blijdschap. Zeker weet hij ook van strijd met zijn eigen geesteloosheid en doodsheid of slaperigheid en luiheid, maar gaandeweg in zijn ontwikkeling van kind via jongeling naar vader gaan de oefeningen hem gemakkelijker af. Ze worden tot een ingeslepen patroon in zijn leven, zonder overigens daarmee tot een sleurdienst te verworden. Hij zou niet anders willen en ook niet meer anders kunnen dan in dagelijkse regelmaat met God te verkeren in een zalig eenzaam, met Hem gemeenzaam.
Brakel zou zich zeker herkend hebben in de opgetogen Psalm 100: ‘Dient de HEERE met blijdschap; komt voor Zijn aangezicht met vrolijk gezang’. Dat is een aanwijzing voor ons om, wanneer we de aansporingen van deze oudvader ter harte willen nemen, niet meteen op zijn hoge niveau te willen insteken, indien dit al praktisch mogelijk zou zijn. Daarmee zouden we ongetwijfeld tot een wettische krampachtigheid vervallen en er dus geestelijk werkelijk niets mee opschieten.
Beter is het uit zijn beschrijvingen de bemoediging op te pakken dat oefening in meditatie en gebed de geestelijke capaciteit van onze ziel gaandeweg doet toenemen en dat de plichten niet als slaafse dienst, maar juist met vreugde in christelijke vrijheid verricht mogen worden. De psalmberijming zegt het treffend: ’Wie heeft lust de HEERE te vrezen, het allerhoogst en eeuwig goed?’ (Ps. 25:6).

Op zoek naar verdieping
Wie zich afzondert, tracht naar wat begeerlijk is’, zo lezen we in de Statenvertaling van Spreuken 18:1. Wat is het dan waarnaar we met zoveel inspanning hebben te zoeken naar het voorbeeld van Brakel? Ik laat Theodorus zelf aan het woord over de schatten die hij gevonden heeft. Toen hij nog jong was, hoorde hij predikanten op de kansel spreken over de vreugde van de Heilige Geest en de voorsmaak van de hemel. Hij dacht toen vaak: ‘Wat zou dat toch zijn, zou ik dat ook eens mogen ervaren?’
Op een dag was hij alleen thuis en viel hij op zijn knieën en bad zo ernstig als hij maar kon of God hem deze ervaring wilde schenken. Hij pleitte daarbij op Johannes 16:23 of Johannes 14:13, 14. Hij legde de Bijbel opengeslagen bij deze teksten als het ware voor de Heere neer en zei: ‘Heere, daar hebt U het beloofd dat u zult doen wat wij u bidden zullen. Nu dan, Heere, geef mij volgens Uw belofte de voorsmaak van de hemel eens te gevoelen.’
‘En zo biddende en de belofte de Heere voorhoudend, werd ik ten slotte zo verheugd, en mijn hart en gedachten zo opgetrokken en zo de Heere ziende met de ogen van mijn ziel, zo met God verenigd, en als in God gebracht, en meteen ook zo vervuld met een blijdschap, gerustheid en zoetheid, dat ik het niet zeggen kan (...) en ik was wel twee, drie dagen met mijn gemoed in de hemel, (…) alsof ik de Heere zag, en dat met een vrolijke en geruste ziel, doch allengskens (langzamerhand, JH) begon het weer te verminderen. Ik zei daar niemand iets van, maar ging in mijn eenvoudigheid als een kind, als met God alleen, al zo voort met God te dienen, in zoetheid en vermaak.’

Mystiek
We zien hier duidelijk de mystieke inslag van Brakel. Zijn taalgebruik staat in de beste mystieke tradities, zoals van Thomas à Kempis en Bernardus van Clairvaux. In dat licht moeten we ook het door hem vermelde ‘zien’ van de Heere plaatsen. Het gaat dan om een diepe en intense indruk van de majesteit en heerlijkheid Gods. Wanneer hij zo jong al dergelijke bijzondere geestelijke ervaringen opdoet, wordt daarmee in zijn hart een honger gewekt en een heimwee gevoed die hem zijn leven lang bijgebleven zijn. Steeds weer en steeds meer dorst zijn ziel naar de ervaring van Gods gemeenschap.
Daarbij staat de overdenking van het werk van Christus tot verzoening centraal. Zo schrijft hij: ‘Dan ging ik voort (in zijn meditatie, JH) tot Christus’ lijden, benauwdheid en dood, dat van voren aan van stuk tot stuk overleggende, ieder deeltje paste op mij als om mijn zonde geschied en ik bedroefde mij dan over mijn zonden, omdat ze mijn Jezus dat lijden hadden aangedaan. Ik paste dat mij ook toe tot een heilige verwondering over de grootheid van Zijn liefde jegens mij, arme zondaar, en dan tot troost dat Hij mij daardoor van mijn zonden en eeuwige benauwdheden verlost heeft. En ik zoek dan daardoor mijn liefde tot Hem meer en meer op te wekken, en door de liefde gedrongen te worden tot heiligheid. En zo de oneindige liefde van mijn God en Zaligmaker en mijn diepe ellende tegenover elkaar overwegende, werd ik daarin als het ware verslonden.’

Kus
Hij denkt verder door over het geestelijk leven dat hem geschonken is door de werking van de Geest in hem, hoe God hem heeft opgewekt uit de geestelijke dood en hem te midden van allerlei aanvechtingen bewaard heeft in Zijn liefde en genade, hoe dikwijls God zijn gebeden verhoord en zijn begeerten vervuld had. ‘En dit alzo overdenkende, en mijn ziel toeeigenende, liet God mij Zijn liefde zo diep inzien dat ik als verslonden was, ja dat mijn hart te eng was om die oneindigheid te vatten. Ja, mijn hart scheen te breken als te zwak om zulke grote mate van Gods liefde te gevoelen en zo werd mijn ziel dan dikwijls in God gebracht en rustte in zijn zoete gemeenschap en vereniging met zijn God en Zaligmaker, die omhelzende met een wederliefde, die mij kuste met de kussen van Zijn mond (Hoogl.1:20).’
Vaker komt Brakel terug op het uit de Hoogliedmystiek zo bekende motief van de kussen (of in het enkelvoud: de kus) van Jezus’ mond: ‘En terstond gevoelde ik daar meteen bij in mijn hart en ziel, dat mijn Liefste mij kuste met de kussen Zijner liefde, wat met zo’n kracht en levendigheid mijn ziel doordrong en met zo’n zoete en hemelse vreugde, met zo’n zoete gerustheid en blijdschap en gevoelen van Zijn liefde, en met zo’n klaar gezicht der ziel, alsof ik bij mijn God en Bruidegom Christus was, en of ik Hem klaar zag met mijn lichamelijke ogen, dat het niet te verhalen is hoe goddelijk dat was. En ik was terstond wakker met zulke goddelijke wakkermaking en gevoelen van die genade, met een vrolijke ziel zo opgetogen, en zo bleef ik die nacht, de volgende dag en nog langer, ik wandelde vrolijk met mijn God, en mijn droefheid was verdwenen. Maar allengskens verminderde het weer. Deze ervaring heb ik geprobeerd in woorden uit te drukken, maar die woorden verduisteren in feite hoe het in werkelijkheid was.’
‘Ja, ik ben wel zo met mijn God en Zaligmaker in liefde verenigd geweest, dat mijn lichaam ontstelde en er slecht aan toe was, en dat ik dikwijls wel moest ophouden van in liefde te omhelzen, omdat hart en lichaam het niet konden verdragen, ja het scheen alsof ik er wel van gestorven zou zijn.’ Hij is dan buiten zichzelf van liefde, zijn hart is te klein om de zee van Gods liefde te vatten.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 april 2008

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Geen sleur, wel ingeslepen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 april 2008

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's