Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dominee en brandweerman

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dominee en brandweerman

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het Centraal Weekblad (30 mei) haakt dr. M.J. Aalders in op een al eerder gepubliceerd onderzoek waaruit bleek dat de dominee maatschappelijk even hoog op de ladder staat als een brandweerman. Zijn conclusie: ‘De maatschappelijke status van de predikant is niet meer wat het geweest is. De dominee is onzichtbaar geworden nu, op ds. A. van der Veer van de EO na, zelfs de televisiedominee het veld heeft moeten ruimen’.
Nog niet zo lang geleden behoorde de predikant tot de notabelen van het dorp. Notabel, dat wil zeggen: nota bene, let op. Er komt een opmerkelijke burger voorbij. Met de notaris en de huisarts behoorde de predikant tot de onmisbare attributen van een dorpssamenleving. De notaris regelde de materiële zaken, de dokter was er voor het lichaam en de predikant voor de ziel.
Eeuwenlang was dit een vanzelfsprekende taakverdeling. En het was voor velen van mijn collega’s plezierig toeven, daar bovenaan de ladder van de maatschappelijke waardering. Je verdiende weliswaar minder dan de arts en de notaris, maar geld maakt niet gelukkig, en wees Jezus ons niet op het oog van de kameel? Die rijke huisarts en notaris moesten nog maar afwachten of ze met al hun geld door het oog van de naald naar binnen zouden komen. De arme predikant mocht zeker van zijn zaak zijn. Hij had het zo slecht nog niet, bovenaan die ladder. En hij zou het alleen nog maar beter krijgen, straks, in de eeuwigheid.
Maar de wereld verandert. Dat bleek maar weer eens uit een enquête naar de maatschappelijke waardering voor allerlei beroepsgroepen. De arts en de notaris stonden nog steeds heel hoog. Maar o wee, die arme predikant. Hoe zijn de helden gevallen! Van een van de hoogste sporten van de ladder tot bijna onderaan. Van notabel tot onaanzienlijk. Van een plek naast notaris en huisarts tot een plekje naast de brandweerman. Jazeker. De predikant naast de brandweerman. Beiden bungelen ergens onderaan de ladder.
En dat zal wel kloppen. Want wanneer zie je nu eens een dominee op tv? Vroeger had je nog bekende dominees. Bekend van radio en tv. Ds. Schoch, voor de deftige hervormden. Of ds. Buskes, de rooie dominee die zeker wist dat de Allerhoogste PvdA stemde. Of ds. Glashouwer van de EO. Maar dat was vroeger. Mijn generatie heeft helemaal geen beroemde dagsluiters voortgebracht. Sinds Nico ter Linden met emeritaat is en alle prinsen van Oranje aan de vrouw zijn, zie je nooit meer een bekende predikant op televisie. Nee. Het is afgelopen met de dominee.
Ik moest denken aan het bekende gedicht van Jan Greshoff (1888-1971): Liefdesverklaring. Dat gaat onder andere zo:

Ik houd zo van die donk're burgerheren
die langzaam wandlen over ’t Velperplein
in deze koele winterzonneschijn:
de dominee, de dokter en de notaris (…)

Zo onmiskenbaar ziet men aan hun kleren
dat zij rechtvaardig zijn, terwijl de plicht
die eedle lijnen groefde in hun gezicht:
de dominee, de dokter, de notaris,
drievuldig beeld van al wat wijs en waar is
.
Maar ’t kan verkeren.

Ik weet niet of Greshoff voorzien heeft wat ds. Aalders hier signaleert als hij elk couplet afsluit met de regel: Maar ’t kan verkeren! Hoe dat voelt, verwoordt Aalders als volgt:

De predikant als brandweerman. Wat zegt dat eigenlijk? Is dat een verlies aan waardering? En zo ja, moet ik dat erg vinden? Elke kleine jongen wil toch brandweerman worden? En je huis zal maar in de fik staan, dan ben je blij als er een brandweerman komt! Toen ik daar over nadacht, was ik niet rouwig om die daling op de ladder.
De predikant staat niet meer aan de top. Hij wordt niet meer overal bij gehaald, als was hij een bekende Nederlander die overal verstand van heeft. En dat is maar goed ook, want hij zou van verwaandheid naast zijn schoenen gaan lopen. Maar men roept hem als hij echt nodig is, zoals de brandweer geroepen wordt. In dagen van ziekte en afscheid, van dood en van nieuw leven. Op alle grote momenten in het leven is er ruimte voor de predikant. De waardering die je dan krijgt, wordt door niets geëvenaard.

Het kan nooit kwaad als een lid van een beroepsgroep zijn medeleden helpt de eigen positie te relativeren. Dat kan voor de nodige ontspanning zorgen. Trouwens, als het goed is, leven ze uit het bijbels advies van een verre voorloper en voorganger die wijzend op Jezus de bekende woorden sprak: ‘Hij moet wassen, ik minder worden’.

Wil dominee de begrafenis leiden?
Begrafenissen leiden is een steeds weerkerend onderdeel van het ambtswerk. Zeker in onze tijd kun je daarbij van alles meemaken. Van een kist omwikkeld met de Ajaxvlag tot een lied van Marco Borsato bij het uitdragen van de overledene en dat nog wel in gerenommeerde hervormd-gereformeerde gemeenten, zoals me zelf is overkomen. Onlangs schreef mevr.drs. C. Romkes in Ambtelijk Contact (maandblad voor ambtsdragers in de Christelijke Gereformeerde Kerken, maart) vanuit haar praktijkervaring een lezenswaardige column. Ze zette erboven:

Uitvaart fatsoen’.
‘Tjonge, wat heb ik jou lang niet gezien! Je loopt weer goed na je operatie.’ ‘Ja, dat was alweer twee jaar geleden. Het lopen gaat weer prima! Marie en ik zijn net terug van een wandelvakantie.’ ‘Toe maar! Waar zijn jullie naar toe geweest?’ Deze conversatie zou zich in de trein afgespeeld kunnen hebben, maar dat is niet het geval. Ik liep in een stoet op weg naar het graf van een nog jonge vrouw, toen achter mij dit gesprek gevoerd werd. Helaas komt het steeds vaker voor dat er druk gekletst wordt in de begrafenisstoet en toch is het nog niet zo lang geleden dat er uit eerbied nadrukkelijk gezwegen werd bij deze gelegenheid.
Gebruiken veranderen en omgangsvormen ook. Dat is niet altijd slecht. Ook de vormgeving van het afscheid van een overledene is aan verandering onderhevig. Zo herinner ik me nog duidelijk hoe ik als kind aan de weg stond te wachten omdat er een begrafenisstoet aankwam. Mijn moeder maande mij tot stilte en dus keek ik alleen maar. Achter de baar liep de dominee met direct achter hem aan een aantal ambtsdragers. Dan kwam de weduwe, ondersteund aan beide ellebogen door een familielid. Het merkwaardige was dat deze weduwe haar lange schort, dat bij haar klederdracht hoorde, teruggeslagen had over haar hoofd. Dat beeld is me altijd bijgebleven. Het was zoals ik later hoorde, onderdeel van een oud gebruik: het schort behoedde de weduwe voor al te nieuwsgierige blikken. Want vroeger ging men in een dorp altijd te voet van de kerk naar de begraafplaats en dat gebeurt nog wel als de afstanden niet te groot zijn.
Een ander beeld uit mijn jeugd is de hoge hoed die een anders altijd blootshoofdse dominee droeg. Als kind verwonder je je alleen maar als je dat ziet, maar later vraag je je af of dat nu een voorzorgsmaatregel was tegen de tochtige kou op het kerkhof of opdat hij de hoed af kon nemen wanneer de kist in de aarde daalde.
Wie weet tegenwoordig nog van dit teken van respect? Toegegeven, de begrafenissen die ik beroepshalve leid zijn in de grote stad, maar ik blijf me verwonderen. Kleindochters die zich al kauwgom kauwend verdringen aan de rand van het graf – als waren ze bang dat ze iets zouden missen - , kleinzonen die al rokend niet de moeite nemen om de pet van hun hoofd te nemen wanneer de kist daalt. De meest naaste familieleden met wie je direct achter de baar loopt die een gesprek met me willen beginnen over mijn werk in het verpleeghuis of – wat ook vaak voorkomt – over het weer.
Gebruiken veranderen, schreef ik. Ook onze gebruiken rond een begrafenis. De tijd van de pas gekapte hoofden in rode pakjes of – het andere uiterste – de spijkerbroek-met-shirt-outfit ligt weer achter ons. Tegenwoordig zie ik de vrouwen weer zwart dragen en de mannen een stemmig pak. Aan de andere kant heb ik toch echt een keer mijn overdenking uitgesproken na een PowerPointpresentatie over de overledene. Wellicht kunt u begrijpen dat ik me dan toch enigszins onbehaaglijk voel. Daarom mijn vraag: denken we als gemeente en ambtsdragers wel eens na over wat past bij een kerkelijke uitvaart en hoe we deze kunnen vormgeven zonder het persoonlijke element te veronachtzamen? Misschien een onderwerp voor de volgende gemeenteavond?

Vroeger was het in de brede volkskerk bij aanvragen voor de doop van een kind een vaak toegepaste regel: dopen wat in het doophuis wordt gebracht. Daar is door de voortgeschreden ontkerstening het nodige in veranderd. Maar bij begrafenissen wordt licht toch nog een geestelijke uitgenodigd iets te zeggen. ‘Niet te zwaar en niet te lang, niet te moeilijk en geen hel en verdoemenis alstublieft’, zijn vaak de voorzichtige vragen die in het voorgesprek worden gesteld. Ik vind: er is veel bespreekbaar over de vormgeving van de afscheidsdienst, daar moeten we niet al te krampachtig over doen. Maar voor de inhoud van de verkondiging blijft de voorganger verantwoordelijk.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 juni 2008

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Dominee en brandweerman

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 juni 2008

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's