Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onderweg of niet

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onderweg of niet

HET VREEMDELINGSCHAP VOORBIJ? [1]

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bepaalde bijbelse noties kunnen wat op de achtergrond raken. Doorgaans gebeurt dat geleidelijk aan, via een sluipend proces. Dat geldt zeker van het vreemdelingschap.

Als in de eredienst Psalm 119:10 wordt opgegeven, dan is het de vraag hoeveel gemeenteleden de inhoud van binnenuit herkennen. ‘Ik ben, o Heer, een vreemdeling hier beneden.’ Het aardse bestaan slokt ons immers op. En het besef onderweg te zijn, taant.
Calvijn heeft in zijn Institutie een hoofdstuk gewijd aan de ‘overdenking van het toekomstige leven’. Daarin schrijft hij: ‘Als de hemel ons vaderland is, wat is dan de aarde anders dan een oord van ballingschap?’ Zo’n uitspraak werkt vandaag al gauw vervreemdend. De gehechtheid aan dit aardse leven is bij velen groot, terwijl het eeuwigheidsbesef afneemt. Dat is geen winst voor het geestelijke gehalte van het geloofs- en gemeenteleven. Uiteraard ligt hier wel een spanningsveld. Hoe ben je een vreemdeling op aarde, terwijl je tegelijk je roeping in het leven dient te vervullen?

Stad bereid
Wat zegt de Schrift over vreemdelingschap? Zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament komen we haar tegen. Van de aartsvaders lezen we dat zij ‘hebben beleden dat zij gasten en vreemdelingen op de aarde waren’ (Hebr. 11:13). Toen Jakob door de farao naar zijn leeftijd werd gevraagd, sprak hij over de dagen van de jaren van zijn vreemdelingschappen (Gen. 47:9). Hoewel ze in het beloofde land woonden, waren de aartsvaders daar niet honderd procent thuis. Zij zagen uit naar het hemelse vaderland (Hebr. 11:16).
Ook de dichters van Psalm 39 en 119 noemen zichzelf een vreemdeling. Treffend is Davids dankzegging nadat er een geslaagde inzamelingsactie met het oog op de tempelbouw is gehouden. Daarin wordt van heel Israël beleden: ‘Wij zijn vreemdelingen en bijwoners voor Uw aangezicht, gelijk al onze vaders’ (1 Kron. 29:15).
Het vreemdelingschap betekent voor gelovigen dat zij onderweg zijn. Ze zoeken niet alleen hun heil elders, maar ook hun bestemming ligt elders. God heeft hun een stad bereid, die door Hemzelf ontworpen en gebouwd is (Hebr. 11:10 en 16).
In het oudtestamentisch spraakgebruik ligt ook opgesloten dat de vreemdeling mag rekenen op Gods bescherming. Vandaar dat het vreemdeling zijn in Psalm 39 een pleitgrond is waarop David de Heere nadrukkelijk wijst.

Winnen
In het Nieuwe Testament vinden we het vreemdelingschap behalve in Hebreeën 11 ook in de eerste brief van Petrus. Door Gods verkiezende liefde zijn de lezers vreemdelingen geworden (1 Petr. 1:1). Er is in hun leven een breuk gekomen ten opzichte van een heidense levensstijl. Dit ontslaat hen echter niet van hun aardse roeping. Door de apostel wordt duidelijk gemaakt dat het vreemdelingschap ethische consequenties heeft (2:11). Het wil aan onze manier van leven te merken zijn.
Het wonderlijke is dat het leven als vreemdeling zelfs een missionaire spits heeft. Het gaat om een dienende houding, waardoor anderen worden gewonnen voor Christus (2:12). Juist doordat ze in het leven van christenen iets zien oplichten van het heilzame van Gods inzettingen.
Deze blik in de Schrift leert ons dat het vreemdelingschap kenmerkend is voor het christen-zijn.

Tijdgeest
Toch dreigen we deze notie te verliezen. Als je in een willekeurige gemeente de vraag zou stellen: waar denk je aan bij het christen-zijn?, dan zouden de meeste gemeenteleden vermoedelijk niet het vreemdeling zijn noemen. Hoe komt dat toch?
Het zal ongetwijfeld te maken hebben met de tijdgeest. De gerichtheid op het hiernumaals is sterker dan die op het hiernamaals. Het besef van de eeuwigheid wordt minder. Althans het besef dat er tijdens ons leven een beslissing valt die consequenties heeft voor de ‘nimmer eindigende eeuwigheid’. We zien in deze tijd wel dat er allerlei vage voorstellingen over een mogelijk hiernamaals leven. Vooral als mensen geconfronteerd worden met de dood. Onlangs hoorde ik bij een begrafenis iemand in een persoonlijk woord zeggen dat er voor zijn overleden vader in de hemel vast wel een auto van zijn lievelingsmerk klaarstond. En het was beslist niet spottend bedoeld. Zo’n opmerking is typerend voor het huidige levensgevoel. Áls er nog met een hiernamaals wordt gerekend, dan ligt het in het verlengde van dít leven. Maar dan wel ontdaan van leed en gebrokenheid, zodat je het daar beter hebt dan hier.

Kwijtraken
Maar zulke voorstellingen van een eventuele eeuwigheid geven geen ernst aan het leven nu. Er wordt immers geen rekening gehouden met de mogelijkheid van verloren gaan. Ook binnen de christelijke gemeente werkt de tijdgeest door. Al (te?) gauw wordt er vanuit gegaan dat het wel goed zit tussen God en ons. De werkelijkheid van de eeuwigheid verliest haar gewicht. Daarmee raken we iets wezenlijks kwijt, namelijk een gezonde levensernst, doordat ons leven onder de hoogspanning van het eindgericht staat. Bovendien vermindert het zicht op Gods toekomst, met als gevolg dat alle aandacht naar dit leven uitgaat.

Pinnen
Van Abraham wordt in Hebreeën 11:9 vermeld dat hij in tabernakelen gewoond heeft met Izak en Jakob. De aartsvaders waren tentbewoners. Hun onderkomen was typerend voor hun vreemdelingschap. Ze waren voortdurend op doorreis naar het Koninkrijk van God. Wij wonen in solide huizen met veel comfort en luxe. Op zichzelf kunnen we daar niet dankbaar genoeg voor zijn. (Zeker ook als we horen hoe bijvoorbeeld mensen in vluchtelingenkampen moeten leven – geen enkele privacy.) Maar lopen wij niet het gevaar dat we te veel gesetteld raken op aarde? Of zoals het ook wel eens wordt gezegd: we slaan de pinnen van ons levenshuis te diep in de grond. Het huidige levensklimaat kent een materialistische instelling, is sterk ik-gericht. Behoeften moeten zo snel mogelijk worden bevredigd. En het is nooit genoeg. Wat zijn voor veel mensen zaken als een mooi huis, een auto met de modernste snufjes en verre vakanties ontzaglijk belangrijk. Sommigen ontlenen er zelfs hun status aan. Het materialisme is een virus dat agressief om zich heen grijpt. Wie ontkomt eraan?
Waar gaan onze eigen gesprekken over tijdens verjaardagen en andere ontmoetingen? Moeten we niet eerlijk bekennen dat verdienen, werken, vakantieplannen en -ervaringen belangrijke gespreksonderwerpen zijn? In hoeverre wordt nog beseft dat we in feite maar zo’n poosje op deze aarde zijn? En dat we bij het sterven niets mee kunnen nemen van onze verworvenheden (vgl. 1 Tim. 6:7)? Jezus heeft het Zelf gezegd: ‘Want wat baat het een mens, zo hij de gehele wereld wint, en lijdt schade aan zijn ziel?’ (Matth. 16:26). Schade aan je ziel is nog wel wat anders dan schade aan je auto. Maken velen zich om het laatste niet drukker dan om het eerste?

Niet wereldvreemd
Het vreemdelingschap betekent ondertussen niet dat we wereldvreemd zijn. Ik denk opnieuw aan de aartsvaders. Dat waren mensen met een flink bedrijf. Dus een soort ondernemers. Ze hadden ook een gezin met alle spanningen van dien. Omdat ze met beide benen op de grond stonden, wisten ze heel goed wat er in het leven te koop was. Maar tegelijk was hun wandel in de hemel (Filipp. 3:20). Daar lag zelfs het zwaartepunt. Vandaar hun vreemdeling zijn.
Christenen zijn als het goed is burgers van twee werelden. Dat brengt onvermijdelijk spanning met zich mee. Hoe staan we in het aardse bestaan? De weg van het isolement kan Gods bedoeling niet zijn. Hij plaatst ons ín deze wereld. Ook om het evangelie van Christus door te geven en voor te leven. Zoals we vanuit de eerste Petrusbrief zagen heeft het vreemdelingschap een missionaire kant. Maar hoe wordt voorkomen dat we in de wereld opgaan en uiteindelijk met de wereld ondergaan? Hoe laten we ons leiden door Boven zonder onze roeping beneden te verzaken?

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 juli 2008

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Onderweg of niet

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 juli 2008

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's