Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BOEKBESPREKING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BOEKBESPREKING

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Fred van Lieburg (red.): Refogeschiedenis in perspectief. Opstellen over de bevindelijke traditie. Uitg. Groen, Heerenveen; 192 blz.; € 19, 95.

Fred van Lieburg (red.):
Refogeschiedenis in perspectief.  Opstellen over de  bevindelijke  traditie.
Uitg. Groen. 192 blz.; € 19,95.

In november 2006 werd aan de VU te Amsterdam een studiedag gehouden over het thema refogeschiedenis. In dit boek vinden we de weerslag van de toen gehouden referaten, waarin allerlei aspecten van de geschiedenis, de identiteit en de maatschappelijke profilering van de refo’s te berde wordt gebracht. Tijdens deze dag werd vanuit verschillende invalshoeken gekeken naar het fenomeen van de refogroep. Sociologisch bezien hebben we het dan over ‘een religieuze groep met een sterk accent op de sociaal-culturele identiteit’. Deze groepering heeft een kerkoverstijgend karakter en wordt gevonden binnen zowel hervormde als afgescheiden gemeenten. Hoewel het een minderheid betreft, is het wel een zichtbare minderheid die zich profileert in een politieke partij, reformatorische scholen en allerlei andere organisatieverbanden.
Refo’s hebben vaak het idee dat zij een reeds eeuwenlang bestaande bevolkingsgroep zijn, die hoewel procentueel klein, nochtans teruggaan op oude wortels. Lezing van deze bundel laat zien dat dit beeld nuancering verdient. De refozuil is een kleine kopie van Kuypers neocalvinistische zuil die zich pas in de 20e eeuw duidelijk gaat profileren. De ironie van de geschiedenis is dat de refozuil geen restant is van een oud verleden, maar een neveneffect van de orthodoxe-protestantse verzuiling waar de bij bevindelijken zo gesmade Kuyper de voorman van was. Bevindelijk gereformeerden horen duidelijk bij de moderne tijd, hoewel men teruggrijpt op gedachten en geloofsopvattingen die ontleend zijn aan Reformatie en Nadere Reformatie.
Dat een rechte lijn vanuit de 17e eeuw naar nu moeilijk houdbaar, wordt ook duidelijk als je de kaart van Nederland bekijkt en de vraag stelt waar de bevindelijk gereformeerden zich bevinden. Zichtbaar wordt dan een duidelijke ’band’ die loopt van Zeeland tot Overijssel. Dat zou doen vermoeden dat de concentratie van bevindelijk gereformeerden in het verleden globaal hetzelfde was als nu. Dat is bezijden de waarheid. Steden als Amsterdam, Hoorn, Enkhuizen en Arnhem waren vroeger bolwerken van gereformeerde orthodoxie. Deze bundel biedt voor geïnteresseerden een aantal interessante opstellen, over de omgang met bevinding in neogereformeerde kringen, de middenpositie tussen twee vuren van de Christelijke Gereformeerde Kerken, het antihistorisme in bevindelijke kringen.
Een opstel dat een wat ander geluid laat horen, is dat van Maarten Wisse, die als theoloog de materie benadert en ook een waardeoordeel laat horen. Hij spiegelt de bevindelijk gereformeerden aan Augustinus en ziet overeenkomsten in de radicale genadeleer, de absolute afhankelijkheid van God, de grote afstand tussen God en mens. Alleen de werking van de Geest geeft toegang tot God. Die afstand tussen God en mens wordt echter ‘geneutraliseerd’ door de benadrukking van de absolute betrouwbaarheid van Gods Woord als enige houvast. Juist dat menselijke verlangen naar de zichtbaarheid en de tastbaarheid van de Godservaring heeft volgens Wisse binnen de bevindelijk gereformeerde traditie geleid tot een (te) grote aandacht op de ervaring, ‘… want dáár was God aan het werk’. Tevens heeft de ‘dodelijke logica van de predestinatieleer’ de werkelijkheid en de waarachtigheid van Gods belovend spreken in de knel gebracht met als gevolg de voortgaande discussies over het aanbod van Gods genade. Hij uit ook kritiek op de in zijn ogen eenzijdige nadruk op de soteriologische betekenis van Christus, ten koste van de betekenis van Zijn incarnatie.
De bundel laat zien dat de toekomst van de refozuil zorgelijk is. Aan de ene kant treedt evangelicalisering op, aan de andere kant ‘musealisering’ (de term is van dr. J. Exalto). Psalmzangdagen, Wegwijsbeurzen, Oude Paden, levensbeschrijvingen en dergelijke laten een nostalgische hang naar het verleden zien, een verleden waarin het zoveel beter was. Maar het is een omgang met een verleden dat vaker niet dan wel gekenmerkt wordt door enige besef van historiciteit en context waardoor makkelijk projecties kan ontstaan.
Theologisch ligt het gevaar op de loer van de gedachte dat Gods handelen tijdloos en altijd hetzelfde is, waardoor een eenvormige, tijdloze visie op bekering kon ontstaan, waarin persoon, tijd en context in het werk van de Geest nauwelijks betekenis meer lijken te hebben.
Of Herman Paul's visie op het debat tussen ds. G. Boer en prof. H. Berkhof juist is, waag ik te betwijfelen. Inderdaad heeft ds. Boer gezegd dat wij niet als zestiende- of als twintigste-eeuwse mensen voor God komen, maar als zondaars en bedelaars. Maar of hij daarom zou ontkennen dat de historische situatie van mensen invloed zou kunnen hebben op hun bekering, betwijfel ik. Er is inderdaad een eenheid en tijdloosheid in Gods herscheppend handelen, maar dan kon het wel eens over andere zaken gaan dan bevindelijken vermoeden.
Ten slotte: mijn leeservaring was dat het wat vermoeiend was om allerlei narratieve en sociologische modellen toegepast te zien om de dynamiek en de identiteit van de refogroep te duiden. Ik begrijp dat er vanuit historisch en sociologisch gezichtspunt geen deel van onze werkelijkheid en (kerk)geschiedenis is dat zich aan onderzoek onttrekt. Toch stel je – naar goed-reformatorisch gebruik – de vraag: Wat nut u dit alles? Het niet altijd een vreugde je te verdiepen in de fragmentarisering en de ontsporingen van een exponent van het gereformeerde smaldeel in Nederland. Aan het einde van het boek gekomen verlangde ik weer naar Edwards. En Augustinus. En Owen. En Kohlbrugge. En je denkt: Als ik in de schoenen van deze onderzoekers zou staan, dan wist ik het wel … Maar dat is uiteraard een kwestie van smaak.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 augustus 2008

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

BOEKBESPREKING

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 augustus 2008

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's