Tussen de Heere en de ziel

Wat gebeurde er op gezelschappen? De achttiende-eeuwse Jacob Groenewegen, die samen met zijn broer ds. Johannes Groenewegen vanuit Werkendam door preken, liederen en gezelschappen veel invloed had in de Alblasserwaard, schrijft in de voorrede van De lofzangen Israëls, waaronder de Heere woont over de gewoonte om op de zondagavond samen te komen. Men begint met het zingen van een psalm en gebed ‘waarna men met het opheffen van deze of andere heilige liederen, zich in de Heere verlustigt en het hart zoekt hemelwaarts te voeren. Eén of meer liederen gezongen hebbende, begint die en gene, tot dat einde aangesproken, eenvoudig te spreken, hoe het hem deze dag of week is gegaan, wat zegen men onder de openbare godsdienstoefening, of wat werk men met Jezus in het verborgen ondervonden heeft, daar soms de heerlijkste Verbondsvernieuwingen en verenigingen met Jezus verteld worden; of ook soms van anderen klachten en tranen over een Zich verbergende Jezus. Daar verhaalt men hoe het tussen de Heere en de ziel staat, welke nieuwe blijken van aandeel men onlangs gehad heeft, of vrees dat hun werk geen waarheid is. Hier komen dan ook diegenen, die, onder gezicht van zonden en verloren staat, om Jezus roepen en schreien. Die verhalen hoe ellendig zij zichzelf zien, hoe noodzakelijk dat zij Jezus voor hun schuldige en verloren ziel zien, wat voor ontdekking zij wel eens van Jezus krijgen, of hoe dat Hij Zich verbergt, en wat roepen en worstelen dat er wel eens omgaat in het verborgen of onder de middelen om Jezus te verkrijgen.’

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen