Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gelovige ouders

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gelovige ouders

Samenwonen en doop [2]

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het Oude Testament werd iedere mannelijke Israëliet besneden. En wie in het Nieuwe Testament tot de gemeente van Christus behoort, is gedoopt. Hoe is in de geschiedenis omgegaan met kinderen die niet uit een wettig gesloten huwelijk voortkwamen? Werden zij gedoopt?

Hoewel de lijn in het Oude Testament is dat elke manspersoon die tot het volk van God behoort besneden wordt, vinden we in de Joodse traditie toch enkele gevallen waarin de besnijdenis niet wordt uitgevoerd. Deze situatie komt betrekkelijk weinig voor. Ze is meer een theoretische aangelegenheid. Specifiek aspect in dezen is dat de moeder kan verhinderen dat haar zoontje besneden wordt. Wanneer een Joods jongetje niet besneden wordt, blijft hij toch Jood. Elk kind uit een Joods moeder geboren is Joods. De Joodse traditie rekent uit de moeder. Wie de moeder is, is altijd zeker. Niet wie de vader is. Daarom heeft de moeder ook de mogelijkheid om de besnijdenis te weigeren. Maar zo ’n weigering tot besnijdenis is weinig voorgekomen.

Nooddoop
Kort na de tijd van het Nieuwe Testament zien we dezelfde lijn als die van de apostelen: degenen die toetreden tot de gemeente worden gedoopt. Dat de kerk de doop niet zomaar bedient, blijkt uit het zogeheten refrigium. Dat betekent: afkoelingsperiode. Wie tot de kerk wilde gaan behoren kreeg drie jaar onderwijs. Toetreding tot de kerk mocht niet vanuit een vlaag van emotie gebeuren, maar moest weloverwogen geschieden. Kerkvaders melden dat kinderen gedoopt worden. Zij horen erbij, maar worden gedoopt op het geloof van hun ouders. Wat we in de eerste eeuwen ook wel zien, is dat de doop zo lang mogelijk wordt uitgesteld. Dat heeft te maken met de idee dat de doop de zonden afwast. De gedachte hierachter is dat als je de doop zo lang mogelijk uitstelt er dan meer zonden afgewassen zijn. Allerlei varianten van deze visie zien we tot op de dag van vandaag terugkeren, tot en met de nooddoop van kindertjes in ziekenhuizen toe. De doop lijkt een soort tovermiddel: wie gedoopt is heet schoon en kan voor God verschijnen. De doop wordt hier een soort magische handeling.
Deze handeling wordt daar uitgevoerd waar de dood dichtbij is. Dit geldt jong en oud. Bijgevolg wordt de doop zelden geweigerd en zeker niet bij jonge kinderen van wie wordt verwacht dat ze spoedig zullen sterven.

Automatisch
In de klassieke rooms-katholieke visie wordt de doop gezien als heilsnoodzakelijk. De doop wast de erfzonde af. De doop werkt dus metterdaad iets uit. Ze is meer dan een teken. Ze werkt – zeg maar – automatisch. Vanwege het grote gewicht van de Heilige Doop mag ze in noodgevallen bediend worden door verloskundige, kraamverzorgster of zelfs een van de ouders. In hoeverre hier het verbondsdenken van het Oude Testament een rol speelt vraag ik me af. Ik zie er eerder iets in van bijgeloof. In elk geval is in de Rooms-Katholieke Kerk de doop dusdanig belangrijk, dat ieder kind gedoopt wordt.

Ruime dooppraktijk
De kerk van de Reformatie in ons land heeft vanaf het begin alle kinderen gedoopt, met uitzondering van kinderen van zigeuners. Nederland werd gezien als het nieuwe Israël. Hoewel we bij deze aanduiding vraagtekens kunnen zetten, moet wel gezegd zijn dat in die tijd de verbondslijn van Oude naar Nieuwe Testament duidelijk gezien werd. Zigeuners stonden op één lijn met heidenen. Ook hierbij zijn genoeg vragen te stellen. In elk geval werd de doop niet gauw geweigerd.
De Staten van Holland en Zeeland wilden dat alle kinderen zonder onderscheid gedoopt werden.
De kerk had het hier moeilijk mee. Ze benadrukte dat er toch verband was tussen de doop en het Woord van God en ook tussen doop en belijdenis. Kerkenraden onderzochten wel degelijk of er na de doop voldoende duidelijkheid bestond over een christelijke opvoeding. Waren ouders die hun kindje ten doop wilden houden niet gehuwd, dan werden ze met zeer veel drang aangespoord in het huwelijk te treden.
Bijzonder aspect in dezen is dat de gebruiken rond de doop van een buiten een wettig huwelijk geboren kind per gemeente verschillen. Sommige gemeenten dopen deze kinderen zonder meer. Bij andere gemeenten geeft de kerkenraad of de predikant toestemming. Weer andere stellen de doop uit tot de moeder vermaand is en berouw getoond heeft. Nog weer andere gemeenten bedienen de doop pas na openbare bestraffing. Er heeft dus rond de bediening van de Heilige Doop een zekere vorm van tucht plaats, namelijk vanuit het Woord.
Toch werden alle kinderen gedoopt, ook kinderen van ouders die in concubinaat leefden. In geval van samenwonen was er wel een ernstige vermaning. Als ouders berouw toonden, kwam het wel voor dat eerst het huwelijk bevestigd werd en daarna op diezelfde dag hun kind gedoopt. Was er geen berouw, dan werd in het doopboek aangetekend dat het om een buitenechtelijk kind ging. Traden de ouders van het kindje later in het huwelijk, dan werd het alsnog gewettigd. Een enkele keer bedient de gereformeerde kerk de doop uit vrees dat de ouders hun kindje anders in de Rooms-Katholieke Kerk laten dopen.

Uitstel
De stroming van de Nadere Reformatie komt in het geweer tegen de ruime dooppraktijk. De kerkenraad van Jodocus van Lodensteyn kiest ervoor de doop uit te stellen en ouders eerst te onderwijzen in het christelijk geloof. Het blijkt voortdurend nodig om de bijbelse lijn wat betreft huwelijk en verbond uiteen te zetten.
Wanneer je gegevens uit die tijd op je laat inwerken, komt het er in de praktijk op neer dat geen kind de doop wordt geweigerd. Deze lijn is gebaseerd op het denken vanuit het verbond der genade. Dit is het spoor van Calvijn. Zijn ouders nauwelijks bij kerk en geloof betrokken, dan wordt gekeken of er onder de voorouders vromen waren. Soms werden hierbij ook doopgetuigen ingeschakeld. Deze moesten een zekere waarborg zijn voor een christelijke opvoeding. Dit gold ook specifiek in situaties van concubinaat.

Getuigen
Wat betreft de getuigen dienen we wel te beseffen dat deze niet in de plaats van de ouders komen, maar naast de ouders staan. De doopgetuigen hebben als taak de wettige ouders te herinneren aan de door hen gedane beloften bij de Heilige Doop. Ze krijgen een belangrijke taak wanneer een van de ouders onverhoopt mocht wegvallen. Ook bij buitenechtelijke kinderen hebben doopgetuigen een voorname taak. De kerk heeft het aantal doopgetuigen vanaf het begin sterk beperkt, onder andere om een doopfeest (met eventuele uitwassen daarvan!) te voorkomen. Doopgetuigen vinden we terug in het klassieke doopformulier bij de derde vraag die bij de doopsbediening gesteld wordt. De (doop) getuige wordt daar expliciet genoemd.
In de geschiedenis van de kerk kennen we ook uit de twintigste eeuw zogeheten doopkwesties. Het is wel voorgekomen dat een vader of een moeder geen antwoord mocht geven op doopvragen of dat een van beide ouders een specifieke doopvraag kreeg. Elke (volkskerk)gemeente kent hiervan wel voorbeelden.
In deze omstandigheden treffen we dezelfde lijnen aan als die uit de eeuwen daarvoor. Namelijk: zullen ouders een christelijke opvoeding geven? Zijn ze werkelijk bereid het door hen gegeven jawoord gestand te doen?

Onderwijs
Het Jodendom leert ons dat alleen ouders het teken van het verbond kunnen weigeren. De Vroege Kerk wijst er ons op dat toetreding tot de gemeenschap van de kerk niet zomaar iets is, maar weloverwogen dient te geschieden. In de kerk van de Reformatie zien we dezelfde lijn terugkeren. De doop veronderstelt gelovige ouders.
Denk hierbij ook aan de aanspraak in het klassieke doopformulier. Ook de doopvragen van dit formulier wijzen erop. De eerste twee vragen zijn belijdenisvragen. De derde doopvraag wijst op de grote verantwoordelijkheid van ouders bij het onderwijs van hun kinderen in de leer waarvan de ouders in de voorgaande vragen belijdenis doen.
Rond de doop vindt pastoraat en onderwijs plaats. Zo nodig is er ook tucht door vermaningen met het oog op concrete zonden. Vaak gaat het hierbij om openbare dronkenschap en ongeoorloofde relaties. We komen in dit laatste geval dan ook aansporingen tegen om zich tot de huwelijke staat te begeven. Als de kerk twijfelt aan de christelijke opvoeding door de ouders zijn er doopgetuigen. De kerk houdt het huwelijk zeer hoog. De protestantse traditie gaat hierbij uit van het door de overheid gesloten burgerlijke huwelijk. Bij kinderen die buiten een wettig huwelijk geboren zijn spoort de kerk aan tot een zo spoedig mogelijke huwelijkssluiting.
Kernzaak bij elke doopsbediening is dat we de betekenis van onze eigen doop weer leren verstaan. Het is goed om in doopgesprekken of doopcatechese naar voren te laten komen wat de doop voor onszelf en voor onze kinderen betekent. Deze lijn geldt ook richting de gemeente in haar geheel. Allen die aanwezig zijn zijn getuigen, in dit geval dus: doopgetuigen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 april 2009

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Gelovige ouders

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 april 2009

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's