Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Familie van Jezus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Familie van Jezus

Meditatie: Markus 3:35

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Zaligmaker verkondigt in een huis in Kapernaüm het Evangelie. De mensen verdringen zich. Na verloop van tijd komen Zijn moeder en broers. Maar Hij zegt: ‘Wie ís Mijn moeder en Mijn broeders? ’

Want zo wie de wil van God doet, is Mijn broeder en Mijn zuster en moeder.

V elen zijn verzameld rondom de Heiland. Zij zijn benieuwd naar de woorden die Hij gaat spreken, maar bovenal naar de tekenen die Hij wellicht zal verrichten. Ook de farizeeërs ontbreken niet. Zij proberen Hem opnieuw te vangen op Zijn woorden. Ze zeggen: ‘Hij werpt de duivelen uit door Beëlzebub, de overste der duivelen.’ Jezus antwoordt: ‘Hoe kan de duivel Mij kracht geven om andere duivelen uit te werpen? Een koninkrijk dat tegen zichzelf verdeeld is, kan niet bestaan.’

Vervolgens komen ook Maria en de broers van de Heiland naar het huis waar Hij het Woord van Zijn hemelse Vader uitdraagt. Op andere plaatsen in de Bijbel lezen we van deze broers – Jakobus, Joses, Judas en Simon – dat zij eerst niet in Jezus als Zaligmaker geloofden, maar dat ze later toch tot de overgave van het geloof in Hem gekomen zijn. Als Maria en haar zonen bij het huis aankomen, kunnen zij niet naar binnen: het huis is boordevol. Zij moeten buiten blijven staan.

Schrik

Inmiddels zijn er mensen binnen die aan de Zaligmaker vertellen dat ook Zijn moeder en broers gearriveerd zijn. Wat zegt Hij dan? ‘Wie is Mijn moeder of Mijn broers? ’ We schrikken ervan. Hoe kan de Heiland zo reageren? Het is alsof Hij zegt: ‘Wat heb ik met Mijn moeder en broers te maken? ’ Dat bedoelt Hij niet, al kunnen de woorden wel zo overkomen.

Wat bedoelt de Zaligmaker? Wel, Maria moet leren dat haar familieverhouding ondergeschikt is aan Jezus’ goddelijke roeping. Als Hij met Zijn werk bezig is, moet zij niet proberen hem daarvan af te houden. En verder moet Maria leren dat natuurlijke familieverhoudingen in het niet zinken bij de geestelijke familieverhouding in de Kerk van Christus. Want Jezus formeert Zich een andere familie:

hen die door het geloof met Hem verbonden zijn. Hij vergadert door Woord en Geest een hemelse familie.

Heilige Geest

Dat Maria ook deel mocht uitmaken van

deze geestelijke familie, blijkt uit een andere plaats in de Bijbel. Maar haar positie als moeder des Heeren is daaraan ondergeschikt. Jezus zegt: ‘Want zo wie de wil van God doet, die is Mijn broeder en mijn zuster en moeder.’

Het is waar dat wij de wil van God niet meer doen sinds onze val in het paradijs. Vanuit onszelf kunnen we niet meer aan Zijn wil beantwoorden. Maar als de Heilige Geest het ware geloof in het hart werkt, gaan wij haar toch weer volbrengen. Dat is nog ten dele, want in Johannes 6 lezen we dat de Zaligmaker zegt: ‘En dit is de wil van Degene Die mij gezonden heeft, dat een ieder die de Zoon aanschouwt en in hem gelooft, het eeuwige leven heeft.’

Horen we dat? Het komt aan op het geloof in de Heiland der wereld. Leef ik uit dat geloof ? De nodiging gaat uit: ‘Bekeert u en gelooft het Evangelie.’ Christus staat met uitgebreide armen en zegt: ‘Laat u toch door Mij redden!’ ‘Want zo wie de wil van God doet, die is Mijn broeder en zuster en moeder.’

Wonder

Ik denk aan de woorden van de apostel Johannes: ‘De wereld gaat

voorbij met al haar begeerlijkheid, maar die de wil van God doet blijft in eeuwigheid.’ Wat een wonder. Wij hebben verdiend dat de Heere nooit meer naar ons zou omzien. We zijn door onze

ongehoorzaamheid slaven van de zonde geworden, maar uit genade worden we kinderen van de Heere, die mogen uitroepen: ‘Abba, Vader.’ Door het geloof worden we broeders van het hemelse huisgezin. Zo lezen we in de Hebreeënbrief: ’Immers, zowel Hij Die heiligt als zij die geheiligd worden, zijn allen uit één. Daarom schaamt Hij Zich er niet voor hen broeders te noemen.’ Christus schaamt Zich niet om hen die door Hem geheiligd worden broeders te noemen. Zijn wij al een broeder of zuster van dit huisgezin?

T.C. Guijt

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 januari 2010

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Familie van Jezus

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 januari 2010

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's