Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragen voor catechisant

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragen voor catechisant

Jong en gereformeerd [3, slot]

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jong en gereformeerd gaan steeds moeilijker samen, is de constatering van HGJBdirecteur Harmen van Wijnen. Wie met jongeren in de kerk omgaat, herkent de moeite om het gereformeerde erfgoed over te dragen. Die erfenis is ons lief, omdat ze voluit bijbels is.

E nerzijds hebben we hier te maken met een aloud fenomeen. Jongeren onder de twintig – want over hen spreekt Van Wijnen in het bijzonder – hebben altijd al het verlangen gehad om buiten de eigen kring te kijken; ze hebben immers behoefte om grenzen op te zoeken. Anderzijds lijkt dit fenomeen nu scherpere vormen aan te nemen. Het aantal potentiële afhakers en uitstromers naar evangelische gemeenten groeit serieus. Hoe moeten we daarop reageren?

Bij het nadenken over deze problematiek lijkt het me van belang om vooral de hele jeugd van de gemeente in het oog te hebben, en niet een deel daarvan. Van Wijnen focust op jongeren die erg gecharmeerd zijn van evangelische invloeden. Dat is ongetwijfeld een grote groep, maar laten we ook de jongelui in onze gemeenten niet vergeten die zich wel binnen de gereformeerde kaders thuis voelen. Ze zijn – zeker na de scheuring van 2004 – ongetwijfeld niet (meer) in de meerderheid, maar ze zíjn er nog wel. Soms heb ik het gevoel – ook bij wat Van Wijnen schreef – dat wij deze groep nauwelijks meer zien. Mij bereiken met regelmaat signalen dat betrokken jongeren zich door de eenzijdige aandacht voor ‘progressieveren’ zich lang niet altijd begrepen voelen en binnen onze gemeenten vereenzamen.

Oorzaken

Intussen blijft de vraag hoe we als kerk moeten reageren op de evangelicalisering van veel jongeren. Wat betekenen de constateringen van Van Wijnen voor het catechetisch onderricht in 2010? Om die vraag goed te kunnen beantwoorden is het nodig eerst te wijzen op de oorzaken die aan de afnemende belangstelling voor het gereformeerde geloofsgoed ten grondslag liggen.

Van Wijnen noemt vier dingen. Allereerst spreekt hij over de fragmentarisering van onze samenleving. Jongeren leven in verschillende verbanden, die geen raakvlakken meer met elkaar hebben. De wereld van school, kerk, bijbaantje, vriendenkring enzovoort staan vaak los van elkaar. Jongeren hebben moeite om de relevantie van wat ze op zondag en tijdens de catechisatie horen te begrijpen. Hun leefwereld en belevingswereld zijn zo heel anders. Daarnaast wijst de HGJB-directeur op het gebrek aan voorbeeldfiguren. Hoeveel ouders van jongeren – en andere ouderen om hen heen – zijn wél geraakt door de gereformeerde prediking en beleving? Het derde dat Van Wijnen noemt is dat voor jongeren kerkmuren nauwelijks meer gelden. De eigenheid van onze hervormd-gereformeerde richting is nauwelijks duidelijk en daarom shoppen ze gemakkelijk ergens anders.

De verticale overdracht, als vierde, werkt niet meer. Er worden te veel algemene waarheden ‘gedropt’, die niet aansluiten bij de beginsituatie van de jongere.

Integrale benadering

Ik wil beginnen met het onderstrepen van het tweede element, het gebrek aan identificatiefiguren. Het weggroeien van de gereformeerde wortels bij de jeugd staat niet los van hetzelfde weggroeien bij de ouders. Van Wijnen zegt dat veel ouders zelf ook niet (meer? ) weten wat de kernen van het gereformeerde belijden zijn. Hoe kunnen zij het dan voorleven aan hun eigen kinderen? En daaraan voegt hij toe dat veel ouders van deze jongeren (dus de generatie grofweg tussen 40-55 jaar) zelf met talloze vragen rond de gereformeerde traditie rondlopen. Ook zij ervaren de kerk vaak als saai, star en ouderwets. Daarom, aldus Van Wijnen, is het niet vreemd dat zij zo’n gevoel ook overbrengen.

Ik denk dat hiermee iets wezenlijks wordt aangedragen. Het onderhavige probleem heeft een zeer brede setting. Het probleem van de jeugd is ook het probleem van de middengroep in de kerk. Het is uiteindelijk een vraag naar de beléving van de gereformeerde belijdenis in de breedte van de gemeente. Hoe gereformeerd zijn we nog? Wat houdt ons gereformeerd-zijn eigenlijk in?

Deze vraag wordt nog klemmender na de volgende opmerking van Van Wijnen: ‘En welk voorbeeld geven de leidinggevenden op de club? De sfeer, stijl en beleving van het jeugdwerk zijn vaak zo totaal anders dan de officiële bijeenkomsten van de gemeente.’ Ik denk dat Van Wijnen hier opnieuw de vinger bij de zere plek legt.

Hebben wij als gemeente een totaalvisie op het gemeentewerk? Wat betekent het concreet in alle verbanden van het gemeentewerk dat we een hervormd-gereformeerde gemeente zijn? Eten we niet soms van twee walletjes? In hoeverre is er bijvoorbeeld een werkelijke, theologische doordenking geweest van veel opwekkingsliederen, die tot onze top 10 van favoriete liederen behoren? Zijn die

De serie 'Jong en gereformeerd' is te downloaden via www. gereformeerdebond.nl > De Waarheidsvriend > Verschenen series en artikelen.

echt zo gereformeerd en – wat meer is – bijbels? Is het vreemd dat jongeren – en hun ouders! – soms de weg niet meer zien en onze identiteit niet begrijpen?

Catechese

Als het gaat om de betekenis van de catechese in verband met de genoemde problematiek, zou ik daarom eerst willen pleiten voor een integrale doordenking van het kerkenwerk. De catechese vindt immers niet op een eiland plaats, maar ligt ingebed in het hele gemeentewerk.

Van Wijnen wijst erop dat bij jongeren de kennis van het gereformeerde, bijbelse erfgoed ontbreekt. Vanuit catechetisch oogpunt ligt hier een grote vraag. Hoe komt het dat onze jongeren – als Van Wijnen gelijk heeft in zijn conclusie – de kernwaarden van het gereformeerde geloof niet (meer) weten? Hebben we dan wel genoeg geïnvesteerd om die kernwaarden over te dragen? Van Wijnen wijst hierbij op de problematiek van de verticale overdracht. Geloofsstukken zouden te veel gedropt zijn, zonder dat de beginsituatie en concrete leefwereld van jongeren in het oog is gehouden. Een kwestie van verkeerde methodiek dus.

Te bang

Dit zal ongetwijfeld waar zijn. Wie catechese geeft, weet hoe belangrijk het is de stof te laten landen in de wereld van jongeren en hen aan te spreken in hun eigen taal. Toch denk ik dat hiermee niet het eigenlijke probleem benoemd is. Soms ben ik bang dat de geloofsinhoud in de catechese te weinig aandacht krijgt.

Wij als catecheten vinden het gesprek met jongeren uiterst belangrijk. We zijn over het algemeen erg geïnteresseerd in hun leefwereld en investeren in relaties. Dat is goed en dat moet ook, maar de vraag is toch: wat brengen we hen nu eigenlijk bij van de geloofsleer? Krijgt het inhoudelijke aspect nog wel de volle nadruk? Of is discussie en gesprek in belangrijke mate de vervanging van het leermoment? Het feit dat diverse hervormd-gereformeerde gemeenten zonder al te veel inhoudelijke discussie en doordenking overstappen op mentorcatechese, vind ik een teken aan de wand.

Zijn we in de catechese niet te bang geworden voor een wat schoolse aanpak, met het gevolg dat er ook onder ons niets meer geleerd wordt en dus de kennis verdwijnt? Zelfs het maken van vragen voor de catechese is in onze gemeente soms not done. Het moet immers op catechisatie vooral gezellig zijn. Voor een goed begrip: relatie en gesprek zijn absoluut belangrijk, maar kennisoverdracht zeker ook. Juist ook in onze tijd.

Direct nut

Deze opmerkingen hebben de wind tegen. Leren scoort immers in onze tijd niet hoog. Als we leren moet dat vooral praktijkgericht zijn: je moet er wat mee kunnen. Onlangs sprak ik met iemand die lesgeeft aan een hbo-instelling. Zij vertelde dat ze steeds meer moeite ondervond om kennis waarvan studenten niet het directe nut zien, over te dragen. Dat is jammer, want ook die kennis is uiterst belangrijk, al wordt het nut ervan slechts indirect en veel later zichtbaar.

Als jongeren zeggen dat zij vaak ‘in de praktijk niets kunnen’ met wat de kerk overdraagt, moet dat ons enerzijds diep raken. Het is immers de primaire taak van een catecheet zich af te vragen hoe hij de verbinding legt tussen geloofsinhoud en het persoonlijk leven. Het moet hem helder zijn wat hij met zijn boodschap wil bereiken.

Anderzijds mag hij toch niet te veel aan het toepasbaarheidsprincipe toegeven. Hij moet ook niet aarzelen om dingen die wellicht minder praktisch zijn toch uitvoerig aan de orde te stellen. Soms moet je dingen gewoon weten en blijkt pas later wat je eraan hebt. Laten we ook in de geloofsoverdracht oppassen voor kortetermijndenken.

Vragen oproepen

In de kerk moeten wij serieus omgaan met vragen die gesteld worden. Dat geldt ook voor de catechese. Jongeren moeten met hun vragen welkom zijn. Wij moeten zoveel mogelijk proberen hun vragen te begrijpen. Tegelijk hebben we de roeping om bepaalde vragen op te roepen.

Een veelgehoorde hedendaagse stelling is: ‘Jongeren van nu hebben andere vragen dan de ouders. Ze vragen niet naar de rechtvaardiging maar naar de heiliging.’ De vraag naar het komen tot geloof zou voor hen minder belangrijk zijn dan de vraag naar het leven uit het geloof. Als constatering gaat deze stelling voor een deel van de jongeren (niet voor alle!) op. Voor de praktijk van de catechese betekent dit voor mij dat de vraag naar het leven met God aandacht moet krijgen, maar tegelijk dat de vraag naar de persoonlijke verzoening ook aan de orde moet komen. Misschien juist wel als vraag aan de jongeren. Wat betekenen voor jou zonde en oordeel? Wie is de Heere Jezus voor jou? Ken jij Hem? Hoe leef je met Hem?

Vragen naar geloofszekerheid zijn immers nooit passé, maar steeds actueel. De vraag van Luther – hoe ik persoonlijk in een rechte relatie met God kom – is niet achterhaald. Bekering en wedergeboorte zijn ook voor gedoopte verbondskinderen nodig. Het mooie van het verbond is echter dat God deze dingen belooft en toezegt.

Het gaat in de catechese om het geheim van de Schrift: de genade van God in Christus voor zondige mensen. Misschien moeten we juist in de catechese iets meer van dat wonder door laten schemeren. Dan laten we ook zien waarom we gereformeerd zijn, namelijk omdat het ‘genade is om genade te ontvangen’ (prof.dr. C. Graafland). Zo komen de bijbelse diepten van schuld en zonde aan bod, maar ook van verlossing en heiliging. Zonde, genade en vernieuwing moeten immers in het geloofsleven persoonlijk gearticuleerd worden. Het gaat ook voor jongeren om geloofsbeléving.

Iets meer van de beleving van deze dingen zou ons als hervormd-gereformeerden bijzonder goed doen. Want – ik zeg het Van Wijnen na – het probleem van de jongeren is ook het probleem van de ouderen.

A.J. van den Herik

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 februari 2010

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Vragen voor catechisant

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 februari 2010

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's