Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Belasting met vreugde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Belasting met vreugde

De tienden geven [1]

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Israëliet legde in het Oude Testament zijn tienden opzij. Wat betekende dat? En wat moet een christen in een westerse samenleving er anno 2010 mee?

E en van de eerste dingen die ons opvielen toen wij als zendelingen in Chili aankwamen, was dat de kerken waarmee wij gingen werken allemaal uitgingen van het geven van tienden. In de presbyteriaanse kerk waarvan wij lid werden, was het geven van de tienden zelfs een voorwaarde om ambtsdrager te kunnen worden. In menige gemeente hing bij de ingang van de kerk een bord met daarop de namen van de gezinnen die hun bijdrage al hadden betaald.

Een voor ons onbekende praktijk. Wij waren vertrouwd met het geven van een kerkelijke bijdrage zoals die door de landelijke kerk was vastgesteld. Een vrijwillige bijdrage die afhankelijk is van het inkomen. Onze Chileense broeders en zusters daarentegen waren stellig de overtuiging toegedaan dat het geven van de tienden onmisbaar was voor het geloof.

Als je de Bijbel serieus wilde nemen, dan kon je niet onder het geven van de tienden uit. Zo werden wij als westerse gelovigen bevraagd in hoeverre wij ons ook in de financiën lieten gezeggen door het Woord van God.

Vast onderdeel

Nu hebben onze Chileense broeders en zusters – en niet alleen zij, ook die kerken die het geven van de tienden tot kerkelijke norm hebben verheven – wel een punt.

In het Oude Testament vormt het geven van de tienden van de opbrengst van het land of van de veestapel een vast onderdeel van de godsdienstige praktijk.

Belangrijke gedeelten uit de wet van God geven ons een beeld van de praktijk in Israël. Even afgezien van de eerste vermeldingen van het geven van de tienden door Abraham (Gen.14) en Jakob (Gen.28), komen we belangrijke aanwijzingen tegen in Leviticus, Numeri en Deuteronomium. Zo lezen we in Leviticus 27 dat een tiende deel van de opbrengst van het land van de Heere is. In Numeri 18 wordt daaraan toegevoegd dat de tienden bestemd zijn voor de levieten, die in de tent der samenkomst de dienst aan de Heere verrichten. Omdat de levieten geen eigen grond hebben, zijn zij van de andere Israëlieten afhankelijk. In later tijd, als door de reformatie

van koning Josia de eredienst gecentraliseerd wordt in Jeruzalem (2Kon.22), worden de Israëlieten min of meer verplicht hun tienden in Jeruzalem af te geven. In Deu-

teronomium (vooral in de hoofdstukken 12, 14 en 26) komen we voorschriften tegen die vermoedelijk in Jeruzalem praktijk zijn geworden. Zo lezen we dat ook de tienden gebracht moeten worden naar de plaats die de Heere verkiezen zal om Zijn Naam te doen wonen (Deut.12:6).

Het gaat om een tiende deel van de opbrengst van het land – graan, wijn en olie – en van de veestapel. Blijkt de reis naar Jeruzalem te lang te zijn, dan kon je de tiende te gelde te maken en het geld in Jeruzalem afdragen of het daar weer omzetten in goederen of dieren (Deut.14:22-29).

Geen sombere zaak

Opvallend is dat in dit laatste voorschrift het geven van de tienden vergezeld gaat van een maaltijd. De Israëliet wordt opgeroepen om zich voor het aangezicht van God te verheugen. De afdracht van de tienden is zeker geen sombere zaak. Daarnaast lezen we dat in het derde jaar een deel van de tienden ten goede moet komen aan vreemdeling, weduwe en wees (Deut.26:12-15).

De levieten moeten op hun beurt weer tienden afstaan aan de priesters (Num.18:25-32; Neh.10:37- 39).

We zien dus dat in de oudtestamentische tijd de tienden vooral

gebruikt worden voor de instandhouding van de dienst van God, met inbegrip van hen die in deze dienst werkzaam zijn. Tegelijk komt een deel van het geld ten goede aan mensen die,

net als de levieten, geen eigen stukje grond hebben. Er zit aan de instelling van de tienden niet alleen een godsdienstig maar ook een sociaal motief.

Discussie

Kijken we naar het Nieuwe Testament, dan liggen de zaken wel iets anders. Slechts in een paar teksten komen we de praktijk van het geven van de tienden tegen.

Zo vermaant de Heere Jezus de farizeeën dat zij weliswaar strikt zijn in het naleven van de wet en

het geven van de tienden, maar dat ze het belangrijkste van de wet verwaarlozen: het recht, de barmhartigheid en het geloof (trouw) (Matth.23:23). Verder komen we in Hebreeën 7 een verwijzing naar Abraham tegen.

Dat het Nieuw Testament zo summier is, heeft aanleiding gegeven tot veel discussie. Moeten we de oudtestamentische praktijk in het Nieuwe Testament veronderstellen of heeft deze wetgeving met de komst van Christus afgedaan?

Augustinus

Voordat ik op deze vraag inga, is het leerzaam om te zien hoe in de periode na het Nieuwe Testament met de tienden is omgegaan. Zowel in de Joodse als in de vroegchristelijke uitleg van de Bijbel wordt het geven van de tienden betrokken op elke vorm van inkomen en niet uitsluitend op agrarische producten. Verder zien we dat door de veranderende economische omstandigheden de tienden niet alleen in natura, maar ook in de vorm van geld aan de dienst van God afgestaan worden.

Van de periode van de Vroege Kerk weten we dat veel kerkvaders het geven van de tienden door het onderwijs van de Heere Jezus als achterhaald beschouwen. De tienden herinnerden aan de oudtestamentische wet die in Christus vervuld is. De Joden gaven dan wel hun tienden, maar tegen de rijke jongeling horen we de Heiland zeggen: ‘Verkoop alles wat je hebt’ (Luk.18). De Heere vraagt van Zijn kinderen niet alleen tienden, maar hun hele hart en alles wat zij bezitten. Lukas benadrukt niet voor niets in Handelingen dat de eerste gemeente alles gemeenschappelijk had (Hand.4)!

Toch vinden we bij een kerkvader als Augustinus ook een positieve waardering van het geven van de tienden. Het oudtestamentische voorschrift vormt een acceptabele, zij het minimale, standaard voor het christelijke leven. De praktijk was soms weerbarstig. Veel christenen komen in hun gaven niet uit boven de oudtestamentische tiende. Daarom vinden we in preken van kerkvaders als Cyprianus en Chrysostomos regelmatig aansporingen dat een christen toch in ieder geval wel meer moet geven dan een Jood gewoon is te doen.

Christelijke gemeente

Opmerkelijk is dat er in de geschriften van de kerkvaders allerlei parallellen worden getrokken tussen de christelijke gemeente en de oudtestamentische eredienst. Zo worden de bisschoppen in de kerk gezien als de opvolgers van de hogepriester, de oudsten van de priesters, en de diakenen van de levieten.

Daarnaast worden de oudtestamentische voorschriften wat betreft de tienden ook toegepast op het levensonderhoud van hen die God in de kerk dienen. Origenes schrijft in een preek over Jozua: ‘God heeft bevolen dat de priester-leviet, die zelf geen land heeft, samenleeft met een Israëliet die wel land heeft. De priester-leviet ontvangt de aardse dingen die hij nodig heeft van de Israëliet. De Israëliet ontvangt overeenkomstig de hemelse en goddelijke dingen via de priester-leviet. De priester mag helemaal vrij zijn om zich exclusief aan de dienst van God te wijden. Hij moet onderhouden worden net als wij olie geven aan een (olie)lamp zodat hij licht kan geven.’

Zomaar overplanten?

Hoewel de christelijke gemeente vanaf het begin de tienden niet als een wet zag, wilde ze dus wel allerlei oudtestamentische voorschriften hierover in de kerkelijke praktijk een plek geven. Dat maakt het er voor ons vandaag de dag niet gemakkelijker op. Temeer nog omdat wij in een tijd leven waarin er sociale voorzieningen zijn, die er ten tijde van het Oude en Nieuwe Testament niet waren. Kunnen we de voorschriften uit de wet dan zomaar overplanten op onze tijd? Kunnen we als eis stellen dat een gelovige tienden moet geven en dat zonder het geven van tienden iemand geen ambtsdrager kan worden?

G.C. Vreugdenhil

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 maart 2010

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Belasting met vreugde

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 maart 2010

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's