Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Elke zondag tien woorden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Elke zondag tien woorden

Gods wet en ons leven

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Waarom horen wij de Tien Geboden elke zondag? Is dat echt nodig? Stompt het niet ontzettend af steeds dezelfde woorden aan te moeten horen? En kun je de wetslezing niet eventueel vervangen door een nieuwtestamentisch vermaan?

Z omaar een paar vragen die je hoort als het over de wet binnen de zondagse liturgie gaat. Daarom is het goed te overwegen waarom we de wetslezing in de eredienst hoog houden. Als we het hebben over de Tien Geboden binnen de liturgie raken we namelijk aan een van de meest kenmerkende aspecten van de gereformeerde (vorm van) liturgie. Vanouds spelen ze een grote en beslissende rol in de eredienst. Weliswaar met een zekere verscheidenheid wat betreft de precieze plaats binnen de liturgie, maar toch.

Drie betekenissen

Er zijn drie functies van de wet te onderscheiden. De eerste bedoelt de ongebondenheid van de mens te bedwingen. Dat noemen we de zogenaamde politieke of burgerlijke functie. In de tweede plaats heeft de wet een pedagogisch doel. Daarmee bedoelen we dat de wet ons aan onze zonden en schuld ontdekt, zodat we ons een zondaar voor God weten en we onze toevlucht nemen tot het bloed van Christus. Dit wordt ook wel de evangelische functie van de wet genoemd. Ten slotte is er ook de didactische functie. Dan hebben we het over de wet als een leefregel van de dankbaarheid.

In de zondagse eredienst valt doorgaans het accent op wat zojuist als tweede gebruik werd genoemd: de wet die ons ontdekt aan onze zonden. Niet zonder reden spreken we daarom vaak over de Tien Geboden als een spiegel, een term die Calvijn in zijn Institutie ook gebruikt. In de eredienst kan de wet echter ook als regel van de dankbaarheid worden gelezen. Dat kan bijvoorbeeld in een dienst van nabetrachting op het heilig avondmaal of op een tweede feestdag. Door de keuze van de psalm die de gemeente als een antwoord op de wetslezing zingt, wordt het gebruik zichtbaar.

Reformatie

De wetslezing binnen de christelijke eredienst heeft oude papieren. Of ze voorkwam in de vroegchristelijke gemeente is niet helemaal

helder, maar de Reformatie gaf de wetslezing een duidelijke plek binnen de eredienst. Calvijn pleit sterk voor schuldbelijdenis en genadeverkondiging binnen de eredienst. In Straatsburg laat

hij dat ook plaatsvinden. De wet speelt daar een belangrijke rol in het eerste deel van de dienst, waarbij de gemeente de wet (na schuldbelijdenis en genadeverkondiging) zingt. Later, in Genève, volgt Calvijn een iets andere orde. Calvijn kent daarin een zekere flexibiliteit. Hij laat bijvoorbeeld in Genève de Tien Geboden wel eens zingen als openingslied voor de avondmaalsdienst. Bepaalde elementen in de liturgie laat hij dus afhangen van de plaatselijke situatie. Het feit dat bij Calvijn de gemeente de wet (uit) zingt, betekent dat de eerste functie van de wet ook wordt gehonoreerd. Immers, de gemeente zingt de geboden elkaar en de samenleving toe als een richtsnoer voor het (openbare) leven.

Vandaag

De aspecten van schuldbelijdenis en genadeverkondiging komen als zodanig niet expliciet in de gereformeerde liturgie van vandaag terug. Dat is in het begin in de Nederlandse kerk van de Reformatie nog wel (even) het geval. Maar de synode van Dordrecht raadt in 1574 het gebruik van openbare schuldbelijdenis en genadeverkondiging af. Ze spreekt ook uit dat de schuldbelijdenis een plek heeft in het eerste gebed en dat de preek de genadeverkondiging is. Dat is de gang en orde die we in hervormd-

gereformeerde gemeenten nog aantreffen.

Aan het begin van de twintigste eeuw grijpt de zogenaamde Liturgische Beweging wel weer terug op de vormen die de Reformatie hierin kende.

Vandaar dat er gemeenten zijn waarin deze elementen nog te vinden zijn, al zijn die vaak alweer vervangen door het zogenaamde drempelgebed en het Kyrie.

Volk Israël

De wet of de Tien Geboden (decaloog) vinden we zowel in Exodus 20:1-17 als in Deuteronomium 5:6-21. Wie deze bijbelgedeelten nakijkt, ziet dat er een klein verschil is wat betreft de weergave van het vierde gebod. In Exodus 31:18

treffen we de uitdrukking aan dat de wet op de stenen tafelen, zoals Mozes die ontving, geschreven is door ‘de vinger Gods’ (zie ook art. 3 NGB). Dat is een wonderschone uitdrukking, die iets van goddelijke zorg en aandacht aanduidt. De Tien Geboden in Gods eigen handschrift!

Tegelijk bepaalt deze uitdrukking ons bij de bijzondere omstandigheid waarin deze geboden tot het volk Israël gekomen zijn: de bevrijding uit het slavenhuis van Egypte. Zo vangt de decaloog dan ook aan: ‘Ik ben de HEERE uw God, Die u uit Egypteland, uit het diensthuis, uitgeleid heb.’ Aan deze aanhef moeten we vooral niet voorbij gaan. Orthodoxe Joden zien in deze aanvangswoorden zelfs al een gebod vervat, maar dat is toch een beetje lastig vol te houden. Vast staat dat de eerste woorden het kader vormen waarin de geboden die volgen gehoord moeten worden. De wet is een oorkonde van het verbond. God geeft in Zijn genade richtlijnen om het bevrijde leven vorm en inhoud te geven. Prof.dr. J. Douma schrijft: ‘De aanhef van de Decaloog verhindert ons van de Decaloog een stel voorschriften te maken waarmee slaven worden opgedreven. Het zijn juist leefregels voor bevrijde mensen, die niet zo dwaas moeten zijn weer in de slavernij terug te vallen.’ Het Evangelie gaat in dezen voor de wet uit. Wat is het volk Israël toch rijk gezegend met Zijn getuigenissen! Andere volken hadden hier geen kennis aan. ‘Zo wou Hij met geen volken handelen.’ (Ps.147:10 ber.)

ber.) De geboden staan dus, gezien de context waarin ze gegeven werden, in het teken van het dankbare en gehoorzame leven voor Gods aangezicht. Calvijn heeft, meer dan andere reformatoren, voor dit aspect van de wet oog gehad. Die plek krijgt ze ook in de Heidelbergse Catechismus (de zondagen 34-44), al functioneert ze daarbinnen ook als een tuchtmeester tot Christus (zondagen 2-6).

Actualiteit

Wie de wet vanuit de aanhef leert verstaan, verstaat haar het diepst. Verbreekt en verbrijzelt het je hart niet te beseffen tegen zo’n goeddoend God (de Bevrijder!) te hebben gezondigd? Zoveel kwaad tegen zoveel liefde! De hoofdsom van de wet (Matth.22:37-40) steekt door tot de kern: de liefde tot God en tot de naaste. Deugt de wortel niet, dan deugt de rest ook niet (zie HC, vraag 4). Dat is pas echt ontdekkend.

Daarmee is gelijk gezegd dat de positie van de wetslezing in de eredienst een onopgeefbare is. Ook al leven we als nieuwtestamentische gemeente niet meer onder het oude verbond, dan toch nog hebben we de Tien Geboden nodig om onszelf te leren kennen voor het aangezicht van God en om te horen Wie Hij is. De wet brengt ons – ook na ontvangen genade – op de plaats waar we horen en laat ons zien wie we in onszelf zijn: een doodschuldig en zondig mensenkind. Iemand die elke dag van genade leven moet.

Niet gedachteloos

Dat alles betekent concreet dat we maar niet klakkeloos, laat staan gedachteloos iedere zondag de Tien Geboden opdreunen of aanhoren, als was het een verplicht nummer. Laat de voorganger ook hierin aandacht besteden aan de voordracht, wellicht door de klemtoon tijdens het lezen eens te veranderen. Gíj zult niet! Of: gij zult níet. Verder kan door de keuze van de psalm na de wetslezing het accent de ene keer vallen op de ontdekkende functie van de wet en een andere keer op het doen van de geboden uit dankbaarheid. Omdat we in de gereformeerde liturgie geen aparte schuldbelijdenis en genadeverkondiging kennen, is het belangrijk dat de verwoording van wie we zijn voor de HEERE plaatsvindt in het eerste gebed. Het accent op verootmoediging en schuld kan niet worden gemist. Bovendien is de wetslezing binnen de christelijke eredienst teken van onze verbondenheid met Israël.

C.H. Hogendoorn

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 april 2010

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Elke zondag tien woorden

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 april 2010

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's