Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geef kandidaat eerlijke kans

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geef kandidaat eerlijke kans

Ervaren predikant heeft steeds vaker de voorkeur

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

De positie van de beroepbare kandidaat is minder gunstig geworden. Wie het beroepingswerk volgt, ziet dat het soms moeizaam verloopt en weet dat kandidaten vanaf de zijlijn moeten toezien.

H et lezen van een theologische biografie geeft soms interessante inzichten in het kerkelijk leven van voorgaande eeuwen. Toen kand. P.J. Hoedemaker in november 1867 tot de evangeliebediening was toegelaten, ontving hij twee beroepen. Naar Lage Vuursche en naar Veenendaal. De latere hoogleraar J.J. van Oosterzee gaf hem het advies, met het oog op de voortgang van zijn studie, het eerste beroep aan te nemen. Maar toch ging hij naar Veenendaal, waarheen hij eigenlijk niet wilde. In datzelfde jaar promoveerde hij tot doctor in de theologie. In Lage Vuursche werd op 3 mei 1868 kand. H. van der Meulen bevestigd tot predikant.

Beroepingswerk in andere tijden. Er is sprake van verschillen en overeenkomsten met het beroepingswerk vandaag. Een verschil ligt in het zogenaamde collatierecht, waardoor het recht van beroepen of benoemen toekwam aan de kerkstichter en diens rechtmatige opvolgers.

In 1861 was het collatierecht van staatswege, zoals dat in sommige gemeenten werd uitgeoefend, al opgeheven. Particuliere collatierechten bleven nog wel voortbestaan.

Overigens blijkt uit historisch onderzoek dat in de Vuursche het beroepen van predikanten steeds in vrijheid heeft plaatsgevonden. In de praktijk was er van collatierecht dus niet altijd sprake. Het getuigt van wijsheid dat de grootgrondbezitters zich afzijdig hielden van het beroe-pingswerk. Alleen al de aanduiding collatierecht is in strijd met het wezen van de evangelieverkondiging.

Vier categorieën

Er is tegelijk sprake van overeenkomsten met het beroepingswerk vandaag. We zien hoe kerkenraden de afweging maken tussen het beroepen van een kandidaat of een predikant met ervaring. Het zou mogelijk zijn een indeling te maken van gemeenten in drie of vier categorieën. Er zijn ‘kandidaatsgemeenten’ waar in geval van vacature altijd een kandidaat wordt beroepen. Er zijn gemeenten die de ene keer een kandidaat beroepen, en zich daarna weer tot een predikant met ervaring wenden. De predikantenborden in dergelijke plaatsen laten een zich steeds herhalend patroon zien. Er zijn ook gemeenten aan te wijzen waar altijd een predikant wordt beroepen die al een of meerdere plaatsen heeft gediend. Een vierde categorie zouden gemeenten kunnen zijn die bij wijze van uitzondering overgaan tot het beroepen van een kandidaat.

Gesprek

De recente discussie, waar inmiddels de nodige reacties op zijn gegeven, vraagt aandacht voor de positie van degenen die zijn toegelaten tot de evangeliebediening. Omdat het aantal dienstjaren van een predikant voor de roepende gemeente geen financiële gevolgen meer heeft, is de positie van beginners minder gunstig geworden. Daarom is het een goede zaak dat er aandacht wordt gevraagd voor hun plaats in de kerk. Het is namelijk van groot belang dat zij een eerlijke kans krijgen.

Er is nog steeds sprake van kandidaatsgemeenten, plaatsen waar men oog heeft voor beginnende werkers in de wijngaard. Studenten die preekbevoegdheid krijgen, worden in die gemeenten enkele keren uitgenodigd om voor te gaan. Van grote waarde is het als er na afloop van de dienst een betrokken gesprek volgt met de kerkenraad. Daarin dragen kerkenraden bij aan de vorming van toekomstige dienaren. In geval van vacature wordt altijd weer de keuze gemaakt voor een kandidaat tot de evangeliebediening. In dergelijke gemeenten heeft een kerkenraad belangrijke ervaring opgedaan in het begeleiden van beginnende predikanten. Ervaring die van waarde is voor het geheel van de kerk. Een kerkrentmeester uit een klein dorp in de buurt van Amsterdam zei eens: ‘Wij maken er wel een dominee van.’ Uiteraard in de positieve zin van het woord.

Volgende week schrijft P.J. Vergunst over: ‘Als de dominee even niet beroepbaar is.’

Voorrang

In sommige situaties is het begrijpelijk dat een kerkenraad voorkeur heeft voor een predikant met ervaring. Het is een goede ontwikkeling dat oudere predikanten na de hectiek van drukke gemeenten met hun brede ervaring nog enige tijd een klein dorp dienen. Er zijn ook voorbeelden van kleine gemeenten die voor vier jaar full time mogen beroepen en daarom een predikant beroepen die binnen afzienbare tijd de pensioensgerechtigde leeftijd bereikt. Een gevolg hiervan is echter dat er minder ‘kandidaatsgemeenten’ zijn.

Soms krijg je de indruk dat het een trend begint te worden om ervaren predikanten voorrang te geven. Er zijn zeker tien gemeenten te noemen waar voorheen meestal een kandidaat werd beroepen, maar die na 2004 een predikant met ervaring hebben gekozen. Daar staat weer tegenover dat er enkele voorbeelden zijn van grotere gemeenten die op verrassende wijze voor een kandidaat hebben gekozen. Alles bij elkaar is de positie van kandidaten minder gunstig geworden.

Het zou al een verbetering betekenen wanneer kerkenraden in de voorbereidingsfase op zijn minst zouden nadenken over de mogelijkheid een kandidaat te beroepen. Stel dat de broeders in de oriëntatiefase een aantal predikanten via internet beluisteren, dan zou het toch goed kunnen zijn ook twee of drie kandidaten te beluisteren? Daarbij is het van belang een ad hoc beleid te voorkomen.

Toen ik zelf predikant in Lage Vuursche werd, had ik veel steun aan de consulent die vooraf aan de kerkenraad had voorgelegd wat hij wel en niet van een beginner in een parttime situatie mag verwachten. Op grond van de keuze die volgde, kreeg het beroepingswerk verder vorm. Heldere keuzes met betrekking tot het beleid zijn nodig en ook heilzaam.

Avontuur

Een gemeentelid merkte onlangs terecht op dat het een bemoedigende zaak is dat er zoveel jonge kandidaten zijn. Het is een teken dat de Heere doorgaat en zorg draagt voor het werk in Zijn dienst.

Het beroepingswerk is een geestelijke zaak, maar het heeft ook te maken met vraag en aanbod. Het zal altijd iets van een avontuur hebben voor een kerkenraad om met een kandidaat, die wat het ambtelijke leven betreft nog een onbeschreven blad is, te beginnen. Voor een kandidaat is het een hele ervaring om de eerste stappen op de weg van het ambt te zetten. Het gebed, zoals terecht opgemerkt, is voor zowel kerkenraden als voorgangers van groot belang: ‘Het is Uw lof en Uw dienst, en daartoe is mijn hart bereid.’

G.H. Kruijmer

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 april 2010

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Geef kandidaat eerlijke kans

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 april 2010

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's