Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Edinburgh 1910-2010

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Edinburgh 1910-2010

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

D it jaar wordt gevierd dat in 1910 de eerste conferentie voor wereldzending werd gehouden in het Schotse Edinburgh. Een gebeurtenis die het op dat moment groeiende verlangen naar eenheid in zending markeert. Wereldwijd wordt aan dit jubileum aandacht gegeven. Van 3 tot en met 6 juni zal er opnieuw een grote bijeenkomst in Schotland zijn, met als thema: Witness to Jesus Christ Today. Ongeveer te vertalen als: getuigen van Jezus Christus vandaag.

In TussenRuimte, Nederlands-Belgisch tijdschrift voor interculturele theologie dat in woord en beeld verslag wil doen van missionaire en gelovige initiatieven (uitg. Kok, Kampen; 2010/1), beschrijft ds. Wout van Laar de veranderende rol van de ‘zendeling’ tussen 1910 en 2010. Ds. Van Laar was zelf zendingspredikant in Chili (GZB) en is nu nog directeur van de Nederlandse Zendingsraad. Over Edinburgh 1910 schrijft hij:

Edinburgh 1910 wordt algemeen gezien als een cruciaal moment in de geschiedenis van de christenheid. Interessant is dat zowel ‘oecumenici’ als ‘evangelicals’ zichzelf beschouwen als erfgenamen van Edinburgh 1910. Tien dagen lang waren twaalfhonderd vertegenwoordigers van honderdzestig zendingsorganisaties bijeen om een gezamenlijke strategie voor de zending uit te stippelen. Nooit eerder hadden protestantse kerken hun verschillen zo nadrukkelijk opzijgezet. De conferentie vormde het hoogtepunt van de moderne zendingsbeweging. Tegelijkertijd was zij het geboorte-uur van de oecumenische beweging die zou uitlopen op de Wereldraad van Kerken.

Toch bracht Edinburgh maar een beperkt deel van het christendom samen. Het was een bijeenkomst van blanke zendelingen en secretarissen van protestantse zendingsgenootschappen. Niet minder dan duizend deelnemers kwamen uit Groot-Brittannië en Noord-Amerika, honderdzeventig uit continentaal Europa, van wie veertien uit Nederland. Uit de niet-westerse wereld waren er maar achttien: Aziaten en een Turk. Er waren geen rooms-katholieken en geen oosters-orthodoxen. Ook de snelgroeiende pentecostale familie (Pinksterkerken, GvM) bleef buiten beeld. Er was niet één zwarte Afrikaan onder de gedelegeerden. En niemand schijnt dat vreemd te hebben gevonden. Het waren de hoogtijdagen van de koloniale machten. Het christendom zag men als de ‘religie van de westerse beschaving’. Binnen één generatie zou men ‘het evangelie brengen aan de hele niet-christelijke wereld’.

Gedurende de twintigste eeuw is er veel in die visie veranderd. De beide wereldoorlogen maken een einde aan het strijdbare optimisme van Edinburgh 1910. Heel kort na de conferentie sneuvelen tien miljoen Europese jonge mannen in de Grote Oorlog (1914-1918). Deze broederstrijd tussen christelijke landen betekent ook het falen van de westerse beschaving. Het moeizame proces van dekolonisatie na de Tweede Wereldoorlog draagt ook bij aan een bescheidener positie van de zending vanuit het Westen. Zending en macht blijken moeilijk samen te gaan.

De belangrijkste ontwikkeling van de twintigste eeuw is de ongekende groei van het niet-westerse christendom. Het einde van de kolonisatie bleek – tegen veler verwachting in – niet het einde van de christenheid. Terwijl de kerken in de oorspronkelijke thuislanden van de zending vaak worstelen om te overleven, en Europa zendingsveld is geworden, zijn in de voormalige zendingsgebieden de kerken explosief gegroeid. Bijna twee derde van alle christenen leeft in Afrika, Latijns- Amerika en Azië. In 1910 werd Christus vooral met Europa en Noord-Amerika geassocieerd, in 2010 is Hij de Christus van de hele wereld geworden. (…) Traditioneel ging de beweging van Noord naar Zuid, van rijk naar arm, van de centra van de macht naar de periferie, van boven naar beneden. (…) In onze dagen zijn wij vooral getuige van het omgekeerde: de hoofdstroom van de missionaire beweging gaat van Zuid naar Noord (en van Zuid naar Zuid), van de arme naar de rijke wereld, vanuit de marges naar de centra van de macht, van onderaf naar boven. Vanuit situaties van onrecht en armoede ontstaan nieuwe vormen van zending. Er blijkt een verband tussen zending en onmacht, tussen getuigenis en kwetsbaarheid.

Verderop in TussenRuimte staat een portret van twee zendelingen die deze omgekeerde beweging maakten. Johan Visser sprak met Albert Kwasi Asomaning (Ghana, 1957), die voor een Engelstalige pinkstergemeente werkt in Antwerpen, en Peter Ibrahim (Sudan, 1942), die bijna dertig jaar verbonden was aan een zendingscentrum van de Evangelisch Lutherse Kerk in Duitsland. Hij werkte lange tijd als havenpastor in Hamburg. Beiden zijn als vluchteling in Europa terechtgekomen.

Beide Afrikanen worden natuurlijk geconfronteerd met de secularisatie in Europa. Ibrahim kent de situatie van de grote Duitse Landeskirchen waar nog veel mensen officieel bij horen. ‘Maar ze nemen hun geloof niet echt serieus. Het materialisme speelt daarbij een grote rol. Dat is eigenlijk hun religie.’ Een probleem is volgens hem ook dat de Evangelische Kirche een kerk van de middenklasse is en weinig aansluiting vindt bij andere groepen in de samenleving.

Voor Ibrahim is de eerste missionaire taak van de kerk Christus te tonen in het leven en zo mensen door je leven te overtuigen. Daarom kan de kerk ook niet zonder missie. ‘Juist daarin kunnen we Christus zichtbaar maken voor mensen. Bijvoorbeeld dat we een plek van gemeenschap, een thuis bieden voor de zeelieden in de haven. Ik was altijd op zoek naar zeelieden om er voor hen te zijn en, als ze wilden, voor hen te bidden. Het was een vorm van vriendschap die ik hun bood als pastor. Zo toonde ik in mijn leven Chris-

tus aan hen.’ Christus werd dan niet alleen zichtbaar voor de zeelieden, maar ook voor de geseculariseerde christenjongeren. ‘Ik heb jaren achtereen jongeren van confirmatiegroepen meegenomen naar de haven om hun iets te laten te zien van onze missie en van de betekenis van het geloof in de praktijk. En ze waren altijd heel enthousiast wanneer ze terugkwamen.’

Asomaning kan zich verbazen over de vele grote kerken in Antwerpen. ‘Jullie voorouders hebben God aanbeden. Dat zie ik wanneer ik langs die kerken kom. Maar nu gaan er nog maar weinig mensen naar de kerk en merk je weinig van het geloof. Ik denk dat het komt doordat de Belgische kerken ook heel weinig getuigen en naar de mensen toe gaan.’ Hij weet ook wel dat er een groot verschil is tussen Ghana en België als het over getuigen gaat, maar het is wel onze roeping. ‘Als ik hier in de tram of de bus zit, zou ik soms wel willen opstaan en gaan preken, zoals men dat in Ghana ook gewoon is. Maar ik weet dat het hier verboden is. Daarom vraag ik God steeds om wijsheid om op een goede manier te getuigen. Het is hier beter een folder in de bus te steken dan in de tram te gaan preken.’ Hij vindt het wel moeilijk dat er zo weinig publieke ruimte is om te getuigen. ‘Tijdens een crusade (missionaire actie GvM) voelt het weer zoals in Afrika, en dan gaan mijn gedachten ook wel even terug.’

Bovenstaande fragmenten maken duidelijk dat het karakter van de wereldzending definitief veranderd is. Daarmee is ook de opzet en opgave van de nieuwe conferentie, ‘Edinburgh 2010’, gegeven.

Nog een keer ds. Wout van Laar, nu in een interview op de website van de Raad van Kerken in Nederland (www.raadvankerken.nl). Gevraagd naar zijn verwachtingen voor deze conferentie antwoordt hij:

Ik hoop er sterk op dat in juni 2010 kerken en christelijke bewegingen uit de meest uiteenlopende tradities elkaar zullen vinden in een hernieuwde toewijding aan het doorgeven van het goede nieuws van Jezus in de wereld van vandaag. Het zou kunnen zijn dat de kerken van het Zuiden de vermoeide kerken van het Noorden injecteren met nieuwe visie en hoop. Bemoedigend is dat de overtuiging groeit dat kerken elkaar nodig hebben en samen staan in Gods zending die onze instituten en programma’s verre overstijgt. (…)

Zending gaat niet langer van boven naar beneden, van rijk naar arm, van de centra naar de marges, maar andersom. In ons land hebben wij met al onze goedbedoelde programma’s van gemeentegroei nog lang niet begrepen wat dat betekent voor ons missionaire werk.

Met de laatste zin wordt het belang van Edinburgh 2010 nog onderstreept. Ongetwijfeld zal er in juni in de media uitgebreid verslag van worden gedaan. Op verschillende plaatsen in de wereld vinden overigens parallelle bijeenkomsten plaats. In Nederland een landelijke interculturele viering in de Flevopolder (Pinksteren) en op 10 en 11 juni een nationale zendingsconferentie.

G. van Meijeren

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 april 2010

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Edinburgh 1910-2010

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 april 2010

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's