Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GLOBAAL BEKEKEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GLOBAAL BEKEKEN

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

‘Roodwitte jurk tegen aanranding’, kopt een artikel van Willem Bouwman in het Nederlands Dagblad.

Amsterdam deed vroeger veel voor behoeftige burgers. De stad telde talloze hofjes, gestichten en tehuizen voor blinden, doofstommen, krankzinnigen, kraamvrouwen, wezen, zieken en bejaarden. Amsterdamse weeskinderen konden sinds 1523 terecht in het Burgerweeshuis, gelegen tussen de Kalverstraat en het Begijnhof. Aan het eind van de negentiende eeuw woonden er ongeveer 150 wezen. De meisjes gingen gekleed in een roodwit stadskostuum, zodat iedereen kon zien dat ze wezen waren en bescherming genoten van het stadsbestuur. Zo liepen ze minder gevaar om aangerand of beroofd te worden. Zelf vonden de kinderen de kleren stigmatiserend en bovendien pasten de hemden nooit helemaal in de onderbroeken. Pas in 1920 werd het wezenkostuum afgeschaft.

Elke zondag wandelden de burgerweesmeisjes in een lange stoet naar de Westerkerk aan de Prinsengracht of de Nieuwe Kerk op de Dam, waar ze hun eigen zitplaatsen hadden. Onderweg kwamen ze de blauwzwart geklede wezen tegen van het weeshuis van de hervormde diaconie aan de Binnen Amstel, waar nu de Stopera staat. Dat weeshuis dateerde uit 1657, toen de hervormde diaconie als gevolg van oorlog en pest veel wezen moest verzorgen. In het toezicht werden de diakenen bijgestaan door eerst vier en later tien diaconessen.

Voor vondelingen en verlaten kinderen was er het Aalmoezeniersweeshuis aan het Singel. In de Westerkerk was er voor hen een galerij gereserveerd. Op zondag 27 juni 1704, toen ds. Streso juist het gebed beëindigd had en met de Schriftlezing beginnen zou, kwam de galerij krakend naar beneden. Zes kinderen vonden de dood. Een treuriger feit is er niet te melden over de kerkgang van de Amsterdamse wezen en vondelingen.

In Protestants Nederland geeft L.F. Kosten aandacht aan ‘een zeldzaam en merkwaardig boekje’ uit de zeventiende eeuw, namelijk van Johanna Hobius, Het lof der vrouwen, een lofdicht van 336 regels.

Johanna zet het lofdicht in met een vraag aan mannen die vaak iets negatiefs zeggen over vrouwen, maar de vraag is of ze niet beter weten.

Komt hier die zyt gewoon de Vrouwen te verachten Ick wensch op dese vraegh u antwoort te verwachten. Of ghy niet beter weet als uwen mont en spreeckt, Of dat ghy met gewelt der Vrouwen lof verbreeckt. Men vint nu hedensdaeghs seer veel verwaende Gecken, Die ’t vrouwelijck geslacht van haren roem ontrecken;

En seggen dat het is van wijsheyt heel berooft, En datter geen verstand kan rusten in haer hooft. Dat sy te bot, en dom, te los syn en lichtveerdigh En achten haer geen prys en gansch geen eere weerdig: Maer brengen altydt voort ’t geen haren lof bedeckt, En spreecken noyt een woordt, dat haer tot voordeel streckt.

Als Johanna verder gaat, wijst ze op een vaak gebezigde uitspraak van mannen: Eva is in het paradijs aan het wankelen gebracht. (…)

Al is het zo dat door Eva, de vrouw, de dood in de wereld is gekomen, ook dit is waar: haar zaad, Jezus, heeft aan de dood zijn macht ontnomen. Geen man heeft iets betekend in de komst van Jezus. Als dit nog niet voldoende is, let er dan op dat het mannen waren die Jezus ter dood hebben gebracht, maar dat Hij Zich allereerst aan vrouwen heeft getoond. Deze vrouwen werden predikers voor de apostelen en anderen.

Wie moet niet roepen uyt al is sy swack en teer, Sy is noch met verstant begaeft van God de Heer. Daer zynder oock geweest die noch wel and’re dingen Dees Vrouwen schryven toe, om haer lof te bringen Dat zy in Illyrien, en het Provence Landt,

Het Christelyck geloof eerst hebben in geplandt. Wy hebben hier niet voor gelycker vele meynen, Der mannen kloeck vernuft in ’t minste te verkleynen, Maer roemen oock met recht der vrouwen lof en eer, Die nu schier t’eenemael gestoten wert ter neer.

v.d.G.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 augustus 2010

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

GLOBAAL BEKEKEN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 augustus 2010

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's