Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Maarten ’t Hart voorbij

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Maarten ’t Hart voorbij

Dr. J. de Gier over plaats God in moderne literatuur

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Veel hedendaagse schrijvers kennen Bijbel, kerk en christelijk geloof niet meer van huis uit óf ze zijn voor hen volledig passé. Welke plaats God en de Bijbel in moderne literatuur innemen, is het vraagstuk van dr. J. de Gier in ‘Provocatie en inspiratie’.

D e hervormd-gereformeerde neerlandicus uit Ede is ‘gegrepen door de literatuur’, zoals hij zelf zegt. Was hij aanvankelijk vooral geboeid door oudere letterkunde, langzamerhand is De Gier zich gaan verdiepen in de twintigste-eeuwse letterkunde van voor en na de Tweede Wereldoorlog. Vandaar ook zijn proefschrift over de dichter Geerten Gossaert (1982). ‘Het belangrijkste boek dat bestaat, de Bijbel, biedt vele voorbeelden van taalkunst op hoog niveau. Genieten van wat een literaire kunstenaar met taal doet, is waardevol.’

Principieel onjuist

Toch heeft De Gier begrip voor christelijke huiver voor moderne literatuur. ‘Er verschijnt veel pulp, boeken met een ethiek en levensbeschouwing die ver afstaan van wat de Bijbel ons aanreikt. In mijn boek spreek ik in dit verband van ‘ontluisterende literatuur’ en ik voeg eraan toe dat een christen hier op een bepaald moment voor een grens komt te staan die hij niet over wil of kan gaan.

Alle moderne literatuur daarom maar negeren, vind ik principieel onjuist. Er verschijnt ook moderne literatuur die niet ontluisterend is, die ook een christen in deze tijd iets te zeggen heeft en waar hij van kan genieten. Wel ontkom je als christen, en natuurlijk ook op een school die positief christelijk onderwijs wil geven, niet aan een bepaalde selectie. Ik denk aan de roman waarmee de Vlaamse schrijver Dimitri Verhulst twee jaar geleden een belangrijke prijs won. Dat boek wil ik niet lezen, want ik gruw alleen al van de titel met tweemaal voluit gvd erin. Er is een categorie moderne literatuur die stuitend en amoreel is. Maar een roman als Heren van de thee van Hella Haasse is van een totaal andere orde: niet stuitend of amoreel en met een thematiek die ook voor een christen waardevol is.’

Hoe verklaart u de toegenomen belangstelling voor literatuur bij het orthodoxchristelijke lezerspubliek?

‘De vele leeskringen komen niet uit de lucht vallen. Het orthodoxchristelijke volksdeel heeft in ontwikkeling en denkniveau een enorme emancipatie doorgemaakt. Ook moderne literatuur is daardoor binnen het blikveld gekomen. Mensen hebben niet alleen een bredere blik, maar stellen ook hogere eisen aan een boek, zowel aan het taalgebruik als het niveau. Het eenvoudige stramien en de irreële wereld van de streek- en doktersroman voldoen niet meer.

Behalve de democratisering van het onderwijs is ook de mediatisering, de grotere invloed van de media, een verklaring. Kranten, zeker ook die uit christelijke hoek, besteden aandacht aan moderne literatuur, en dat geldt ook voor radio en tv.’

Geen eiland

‘Blikverbreding is een goede zaak. We leven als orthodoxe christenen niet op een eiland, we moeten onze tijd verstaan. Ik ben voorstander van begeleide confrontatie, op school en leeskring. Dat betekent dat er grenzen worden aangegeven én dat bij de analyse van een literair werk de achterliggende ethiek en levensbeschouwing van de auteur worden blootgelegd. Uit ervaring weet ik dat veel scholieren en studenten er de grootste moeite mee hebben om de onderliggende levens- en wereldbeschouwing in een literair werk aan de oppervlakte te brengen.’

Wat viel u op tijdens uw onderzoek voor ‘Provocatie en inspiratie’?

‘Dat God en de Bijbel in heel wat naoorlogse literatuur een plaats hebben, al of niet bescheiden. Alleen moet je er goed op letten hoe dat gebeurt: negatief of positief, bijbels of onbijbels, provocerend of inspirerend. Er blijken vele schakeringen te zijn tussen de twee uitersten van verzet en aanvaarding. Vandaar ook de titel van mijn boek. Tegenover het provocerende karakter van de werken van Maarten ’t Hart kunnen we bijvoorbeeld diverse historische romans plaatsen – neem De verdronkene van Margriet de Moor – waarin het christelijk geloof bij de uitbeelding van de optredende bevolkingsgroep op een positieve wijze aan de orde komt.

Daarnaast viel me op dat de ontzuiling – de ontmanteling van de drie zuilen: protestants, rooms-katholiek en socialistisch – de literatuurbeoefening op protestants-christelijke erf veel minder heeft getroffen dan elders. Er zijn veel naoorlogse literaire activiteiten op dit terrein, wat overigens niet automatisch inhoudt dat er een grote hoeveelheid protestants-christelijke literatuur van niveau is gecreëerd. Maar zeker op het terrein van de poëzie kunnen we grote namen noemen: Gerrit Achterberg, Ida Gerhardt en Guillaume van der Graft.’

U signaleert dat het verzet tegen de kerk en het geloof vandaag minder speelt dan drie decennia geleden.

‘Verzet op provocerende wijze te-

gen de kerk en het geloof – op de manier van Jan Wolkers, Maarten ’t Hart en Maarten Biesheuvel – speelt nu veel minder dan in de jaren zestig, zeventig en tachtig. Dat moeten we niet al te positief duiden: voor veel hedendaagse schrijvers is er geen sprake meer van een afscheid, maar is het christendom iets dat ze óf van huis uit niet meer kennen óf dat volledig passé is. Je komt dan een wereld- en maat-

schappijbeeld tegen waarin de Bijbel, de kerk en het christelijk geloof op geen enkele manier nog een rol spelen, kortom een maatschappijbeeld zonder ook maar enige herinnering aan het christendom. De geëmancipeerde mens heeft dat allemaal achter zich gelaten, als ballast van zich afgeschud.’

Gevoeligheid

‘Dat wil niet zeggen dat bij deze literatoren niet een zekere gevoeligheid aanwezig kan zijn voor het ongrijpbare, het mysterie van het heelal, de groeikracht in de natuur. Je vindt dat bijvoorbeeld bij de recent overleden Harry Mulisch, die daarop zijn roman De ontdekking van de hemel bouwde: de techniek gaat in onze moderne westerse maatschappij het mysterie verdringen. Maar als je dat religieus besef of religiositeit gaat noemen, dan wordt het woord religie wel heel erg uitgehold.’

U wijdt een afzonderlijk hoofdstuk aan Jan Siebelink.

‘De thematiek van de piëtistischvrome vader in de romans van Jan Siebelink heeft mij altijd geboeid. Ik ken vanuit mijn jeugd de gezelschappen en de colporteurs. In die kring heb ik diepgelovige mensen ontmoet voor wie ik veel respect heb, maar ik hoorde ook allerlei theologisch onevenwichtige uitspraken. Ik herken veel in het boek Knielen op een bed violen van Jan Siebelink. Gezien deze herkenning en gezien het feit dat het vanuit literair oogpunt een knappe en aangrijpende roman is, wijd ik er een apart hoofdstuk aan.

Daarin wil ik drie dingen blootleggen: het boek is fictie – zo je wilt een mengeling van waarheid en fictie – en geen waarheidsgetrouwe documentaire. Veel lezers hebben moeite met dat onderscheid. Het tweede is dat de theologie van de romanpersonages die optreden als de ‘mannen in de zwarte pakken’ geen theologie is die de evenwichtigheid kent van de gereformeerde dogmatiek – zonde en genade, wet en evangelie –, geen theologie in de lijn van Calvijn. Dat is geen oordeel over de piëtistische stroming, maar een oordeel over de theologie van Siebelinks romanpersonages. In de derde plaats wil ik laten zien dat Siebelink als literair kunstenaar in zijn tekening chargerend en soms karikaturaal te werk gaat.’

Hoe groot schat u de kans dat een orthodox-christelijke auteur binnenkort een existentiële roman schrijft en daarmee het grote publiek bereikt?

‘Niet groot. Alleen als zo’n roman bij een uitgever zou verschijnen met een gerenommeerd literair fonds – De Bezige Bij, Querido, Prometheus, Arbeiderspers – is de kans iets groter: promotie bij een breed publiek is dan elk geval gewaarborgd. De bestseller van Jan Siebelink verscheen bij De Bezige Bij en dat heeft ongetwijfeld meegespeeld bij de grote belangstelling ervoor.’

Tineke van der Waal

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 november 2010

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Maarten ’t Hart voorbij

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 november 2010

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's