Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Laatste Grote Drie overleden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Laatste Grote Drie overleden

Willem Barnard stond kritisch in zijn tijd

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Harry Mulisch overleden, de laatste van ‘de grote drie’, konden we vorige maand uitgebreid lezen. Die drie zijn dan: Reve, Hermans en Mulisch. Op 21 oktober overleed de predikant-dichter Willem Barnard. Ik aarzel niet ook hem de laatste van ‘de grote drie’ te noemen.

Barnard is dan de laatste van het drietal Gerrit Achterberg, Ida Gerhardt en Willem Barnard/Guillaume van der Graft, onze drie grootste naoorlogse christelijke dichters.

Willem Barnard was theoloog en dichter. Of kun je het beter omdraaien: dichter en theoloog? In elk geval zijn die twee niet te scheiden. Na de universitaire studie letteren en theologie werd hij predikant in de Nederlandse Hervormde Kerk, eerst in Hardenberg, vervolgens Nijmegen, Amsterdam en Rozendaal. Het predikantschap viel hem zwaar en in 1975 ging hij met vervroegd emeritaat.

Als theoloog heeft hij in diverse publicaties zijn diepzinnige gedachten op fijnzinnige wijze op papier gezet. Daarnaast was hij een zeer productief dichter, die lange tijd het pseudoniem Guillaume van der Graft gebruikte. In Exilio (in ballingschap), zijn eerste dichtbundel, verscheen in 1946 en vele zouden er nog volgen. Tot op hoge leeftijd bleef hij creatief bezig.

Woorden

Net als andere grote dichters was Barnard bezeten van taal. De beginregels van het bekende gedicht ‘Deze drie’ zijn illustratief: Geloof je met je hart? ik geloof met de taal

Maar die taal moet geen clichétaal zijn. Het gaat om niet versleten woorden. In het gedicht ‘Tegen de ketterij der straaljagers’ bijvoorbeeld gebruikt hij voor straaljagers die het luchtruim aantasten originele en diepzinnige beelden als ‘vliegende vissen’ en ‘opgezette vogels’.

Zijn voorkeur voor symbolische betekenissen is goed te illustreren met het woord ‘water’: dit verwijst naar nieuw, beginnend leven (vruchtwater), maar ook naar de doop (doopwater). Zijn dichterspseudoniem Guillaume van der Graft is hier ook mee te verbinden: ‘graft’ (ons woord ‘gracht’) is verwant met het werkwoord ‘graven’ en in een gracht zit uiteraard water. De associatie met graven in de taal ligt ook voor de hand: woorden die ‘begraven’ liggen moeten aan de oppervlakte komen.

Zijn streven naar originaliteit is goed te illustreren met het gedicht ‘Kerkdienst’. De beginregels ervan luiden:

Wij zaten als één man Jona, in de gewelven van de vis, Het moge duidelijk zijn: hier is geen clichématig dichter aan het woord.

Dichterschap is steeds weer zoeken naar trefzekere woorden, die zich onverwachts kunnen aandienen:

Schrijvenderwijs was ik ingeslapen, schrijvenderwijs werd ik wakker bij nacht

omdat er woorden stonden te blaten onder het open raam waar ik lag.

Het Woord

Behalve woorden is er het Woord. Dit nam in zijn leven een grote plaats in, niet het minst omdat de Bijbel vele poëtische gedeelten bevat. De Psalmen waren zijn grote liefde. Hij berijmde er niet alleen een groot aantal, maar gaf ons ook zijn overpeinzingen door in zijn boek Tegen David aanpraten. Gepeins bij psalmen (2003). Over Psalm 23 schreef hij: ‘Het begint heel nadrukkelijk met die naam, die onuitsprekelijke. De vier letters die het geheim aller geheimen inkaderen. JHWH. Die is mijn herder. Die. Een ander niet.’

Liederen en gedichten

Barnard was sterk liturgisch ingesteld. Daarom sprak de liturgie van de Anglicaanse Kerk hem zeer aan en stapte hij op latere leeftijd over naar de Oud-Katholieke Kerk. Hij schreef vele kerkliedteksten. Dit begon al in de jaren vijftig, in samenwerking met de musicus Frits Mehrtens, tijdens zijn Amsterdamse tijd. Zingen was voor hem een onmisbaar onderdeel van de liturgie: hij beschouwde zingen als ‘een verhevigde vorm van spreken’. Hij had een belangrijk aandeel in

de Nieuwe Psalmberijming (1967) en droeg ook vele liederen bij aan het Liedboek voor de kerken (1973). Prachtige verzen schreef hij, zoals de regels over Christus die Zijn kruisdood tegemoet gaat:

Alles wat over ons geschreven is gaat Gij volbrengen deze laatste dagen, alle geboden worden thans voldragen, alle beproeving van de wildernis.

Vanwege de taalbehandeling en vrijere versvormen van zijn overige poëtisch werk, gedichten niet bedoeld om te zingen, heeft men hem wel in de buurt van de Vijftigers geplaatst, bij dichters als Lucebert en Kouwenaar. Maar tussen hen en Barnard er is wel een fundamenteel levensbeschouwelijk verschil. Ondanks geloofstwijfel en het besef slechts ‘ten dele’ te kennen, stond hij achter de wezenlijke kernen van het christendom: schepping, zondeval, verlossing en opstanding.

Kritisch

Barnard stond kritisch in zijn tijd. Hij zag veel dat Gods schepping aantast: het lawaai, de techniek, planten en dieren die te gronde gaan. Vandaar een gedicht als ‘Tegen de ketterij der straaljagers’. Het woord ‘ketterij’ is hier typerend: hoe je met de natuur omgaat, is ook een geloofskwestie. Om de ketterijen in de samenleving te zien moet je afstand nemen, aan de rand staan om scherper te kunnen zien. Zo schreef hij eens:

Ik sta hier en ik sta op het uiterste punt, ik sta op de buitenste oever. Abraham was zijn grote voorbeeld in het afstand nemen, in het gehoorzamen aan de roepende Stem. Zo schreef hij het gedicht ‘Aangaande Abraham’ en een bekend kerklied van hem begint met de regel ‘Uit Oer is hij getogen’.

Wal en schip

Willem Barnard/Guillaume van der Graft heeft tijdens zijn leven zeker erkenning gehad. Hij ontving diverse prijzen en aan zijn leven en werk werden zelfs al enkele proefschriften gewijd.

En toch. Zijn bekendheid binnen kerkelijk Nederland in brede zin was groot, maar uiteraard veel minder in die kerken waar het Liedboek niet wordt gebruikt en de liturgie soberder is. Buiten kerkelijk Nederland ontbrak vaak het juiste aanvoelingsvermogen voor zijn verzen met een christelijke boodschap, hoe origineel ook verwoord. Zo viel hij toch enigszins tussen de wal en het schip.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 december 2010

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Laatste Grote Drie overleden

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 december 2010

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's