Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het geloof kent rust en duur

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het geloof kent rust en duur

Dr. E. van ’t Slot promoveert op Bonhoeffer-Barth

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dit voorjaar promoveerde dr. E. van ’t Slot op een studie naar Bonhoeffers kritiek op Barths geloofsbegrip. In deze discussie staat de vraag centraal of het geloof vooral een gebeuren is van moment tot moment (Barth), of dat er door de openbaring ook geloof ontstaat als blijvende gemeenschap met God, ook op die momenten dat God Zichzelf niet bekendmaakt (Bonhoeffer).

O nze felicitatie betreft niet alleen het behalen van de doctorstitel, al is dit vanuit de pastorie een hele prestatie, maar ook het proefschrift waarmee de titel (cum laude!) is verworven. Dr. Van ’t Slot, hervormd predikant te Zwolle, kan een ingewikkelde thematiek helder analyseren. Ook waar het betoog een hoog abstractieniveau heeft, weet hij de lezer te boeien. Hierbij moet overigens wel worden opgemerkt dat het niveau van deze studie dusdanig is dat alleen vakgenoten en theologisch geschoolde gemeenteleden het betoog kunnen volgen.

Geloofsvertrouwen

De centrale vraag is of het geloof er alleen is als God Zichzelf in Zijn openbaring bekendmaakt, of dat er ook sprake is van continuïteit van het geloof. Volgens Barth is het geloofsvertrouwen (fides qua) er alleen op het moment van Gods openbaring. Geloofsvertrouwen is er dus alleen in de bliksemflits van Gods openbaring. Over een uitgestrektheid in de tijd, of nauwkeuriger gezegd: over een ingaan van de openbaring in het concrete leven van de gelovige, kan Barth weinig zeggen. Op de momenten dat er geen directe geloofsbetrekking is, blijft er weliswaar geloof (in de zin van fides quae, de geloofsinhoud). Deze geloofsinhoud moet echter iedere keer door Gods openbaring bevestigd worden.

Hetzelfde geldt ook voor de theologie. God blijft altijd vrij. Of er goed over God is gesproken, blijkt pas als God Zichzelf bekendmaakt. Van ’t Slot spreekt in dit verband over Barths openbaringsnegativisme. In feite hangt Gods openbaring altijd als een zwaard van Damocles boven alle spreken over God, zowel bij de individuele gelovige als bij de theologie.

Actualistisch

Het standpunt van Barth wordt door Bonhoeffer actualistisch genoemd: het geloof is er alleen als God Zichzelf bekendmaakt. Hierbij richt Barth zich vooral tegen de liberale theologie van de negentiende eeuw. Gods openbaring sluit niet aan bij menselijke religieuze behoeften, maar schept aansluiting waar deze niet is. Door zijn actualistische uitgangspunt kan Barth de continuïteit van het geloof – zeker in zijn vroege theologie – moeilijk waarborgen. Alles hangt aan Gods predestinatie. Dit betekent voor de jonge Barth dat een mens is overgeleverd aan Gods genade of ongenade: nu eens gebeurt het dat de mens betrokken is op God, God kent en door God gekend wordt, het andere moment is er de verwerping en is de genade weer voorbij. De spanning die het actualisme veroorzaakt, is hier bijna ondraaglijk. Vormt dit bijvoorbeeld geen bedreiging voor de zekerheid van het geloof ? Vanaf 1936 verandert

Barths verkiezingsleer. Predestinatie wordt door Barth op Christus betrokken: Hij is de Verkorene die tegelijk de Verworpene is. Hierdoor ontstaat er voor de gelovige een bepaalde continuïteit, namelijk doordat het Sein in Christus in de leer van de verkiezing is verankerd.

Als gezegd heeft Barths actualistische openbaringsleer ook gevolgen voor de theologie. Zelfs de kerkelijke theologie wordt bedreigd door de openbaring. Tegelijk speelt de theologie wel een cruciale rol: op de momenten dat de openbaring niet ‘inslaat’, zijn we er wel van afhankelijk. Bonhoeffer signaleert op dat punt het gevaar dat de theologie absoluut wordt, alsof God alleen gekend kan worden door middel van een kerkelijke dogmatiek. In dit verband verwijt Bonhoeffer Barth juist een openbaringspositivisme. Zijn bezwaar is dat Barth hiermee de aansluiting met de gewone mens in het leven van alledag verliest.

Ontmoeting

Bonhoeffer deelt het uitgangspunt van Barths openbaringstheologie, maar hij vraagt of overreding ook niet tot overtuiging leidt. Is er continuïteit in het geloof, ook wanneer de directe geloofsbetrekking afwezig is? Volgens Bonhoeffer is er een door de openbaring geschapen continuïteit: het Sein in Christus. Dit krijgt concreet gestalte in de kerk. De geloofsbetrekking tot God staat of valt niet met haar intentionaliteit (dus: met de fides qua), maar het geloof wordt in de kerk bewaard. Hiermee wil hij de negatieve consequenties van Barths actualisme vermijden en ruimte maken om op positieve wijze te spreken over de continuïteit van geloof, vroomheid, kerk en theologie, ook op de momen-

ten dat de directe openbaring van God afwezig is.

Het accent ligt bij Bonhoeffers geloofsbegrip meer op de ontmoeting. Deze krijgt vooral gestalte in de kerk als de plaats van het Sein in Christus. Van daaruit krijgt het geloof ook gestalte in deze wereld. Bonhoeffer gebruikt hierbij het begrip analogia relationis. Zoals Christus als Middelaar er voor anderen is, zo worden mensen geroepen om ‘voor anderen’ te zijn, namelijk voor medemensen en voor God.

Grensganger

Op de vraag hoe het geloof gestalte krijgt in ons leven, kan de jonge Barth moeilijk antwoord geven. Openbaring blijft een bliksemflits. Of dit bij de latere Barth anders wordt, is een punt van discussie. Mijn vraag bij de gegeven Barth-interpretatie is of het actualisme in Barths geloofsbegrip niet meer wordt gerelativeerd door zijn christocentrische predestinatieleer dan Van ’t Slot zegt. De openbaring houdt weliswaar haar ‘Ereignis’-karakter, maar Gods genadige verkiezing in Christus zorgt in Barths optiek toch voor continuïteit. Dit wordt ook door Van ’t Slot erkend. Mijn vraag is dan of Bonhoeffers kritiek van openbaringsnegativisme toch niet grotendeels wordt weggenomen door de christocentrische predestinatieleer, zoals Barth deze vanaf 1936 ontwikkelt. Terzijde: Of deze predestinatieleer een bijbels verantwoord alternatief vormt voor een te actualistisch geloofsbegrip, is natuurlijk een heel andere vraag.

In de vergelijking met Bonhoeffer kunnen we wel zeggen dat de gelovige bij Barth meer een grensganger is, terwijl hij bij Bonhoeffer midden in de wereld wordt geplaatst. Weliswaar vanuit de kerkelijke gemeenschap. Hoewel Bonhoeffer qua systematische denkkracht niet voor Barth onderdoet, wil Bonhoeffer toch minder ‘theoloog’ zijn. De wereld wordt niet gediend met een dikke dogmatiek (al is deze intern voor theologen van belang), maar met belijdend geloof.

Heiliging

In het laatste hoofdstuk geeft Van ’t Slot een eigen interpretatie van het geloofsbegrip. Van Barth neemt hij over dat Gods predestinatie Zijn betrouwbaarheid inhoudt, waardoor er toch sprake kan zijn van continuïteit. Er is een zijn in Christus. Deze betrekking blijft, ook als de openbaring een tijdlang niet ‘geschiedt’. Juist Gods verkiezing in Christus geeft volgens Barth immers verwachting dat het geloof door God ‘gerechtvaardigd’ wordt, dat wil zeggen: het is geen menselijke aangelegenheid, maar het staat door de openbaring in relatie met God.

Van Bonhoeffer neemt hij over dat het geloof gestalte aanneemt en daarmee in de heiliging van het leven duur krijgt. De fides qua krijgt gestalte in de gehoorzaamheid, in de heiliging. In de terminologie van Bonhoeffers analogia relationis: zoals God vrij voor anderen is en zoals Christus vrij voor ons is, zo zijn de gelovigen geroepen om dienstbaar te zijn aan God en mensen. Deze continuïteit blijft een geschenk van God.

Gods beloftewoord

Toch liggen juist hier mijn vragen. Allereerst stelt het beroep op Barths predestinatieleer voor de vraag of deze gebruikt kan worden voor de verankering van een gereformeerde geloofsopvatting. Aangezien Christus de Verkorene en de Verworpene is, is het bij Barth immers de vraag in hoeverre mijn geloof ertoe doet. Wordt het uiteindelijk niet ‘overruled’ door Gods genadige ja over mensen? Van ’t Slot heeft deze vragen eerder in zijn boek gethematiseerd, zowel de vraag naar de alverzoening alsook de vraag naar de betekenis van het geloof in het heilsproces.

De eerste vraag wordt vooral gerelativeerd, de tweede wordt voor zover ik kan zien niet beantwoord. Toch blijft het de vraag hoe stevig de basis is om de continuïteit van het geloof in een barthiaanse predestinatieleer te funderen. Wat me in dit verband opviel, is dat het woord belofte in Van ’t Slots ontwerp afwezig is. Dat kan natuurlijk zonder reden zijn – we kunnen immers niet alles tegelijk zeggen. Het kan echter ook veelzeggend zijn. In de gereformeerde theologie worden we niet in de eerste plaats op de verkiezing teruggeworpen, maar op de beloften van God, die in Christus ja en amen zijn. Gods beloftewoord is ook een garantie voor continuïteit: juist als ik niet kan geloven, mag ik me toevertrouwen aan de beloften van God. Inderdaad: binnen de kerkelijke gemeenschap, zeg ik met Bonhoeffer.

Heilige Geest

Hiermee kom ik op het tweede punt. De marginale plaats van het werk van de Heilige Geest is opvallend. Naar mijn mening doet Van ’t Slot de pneumatologische vragen te snel af. Door de vragen van de herkomst en de continuïteit van het geloof vanuit de pneumatologie opnieuw te doordenken, kan ook recht gedaan worden aan het feit dat geloof altijd geschonken geloof is, maar tegelijk ook helemaal mijn geloof is. Meer nadruk op het werk van de Heilige Geest zou vooral een belangrijke correctie kunnen opleveren: de leer van de kerk zou meer ruimte hebben gekregen. Deze komt er nu (te) bekaaid van af. Met Bonhoeffer zou ik de gemeenschap van de kerk meer nadruk willen geven. De Heilige Geest levert in het geloof wel maatwerk, maar dat doet Hij binnen de gemeenschap van de kerk. We worden in de kerk geboren.

Deze vragen doen overigens niets af van de bewondering die ik heb voor de manier waarop dr. Van ’t Slot deze ingewikkelde thematiek behandelt. Daarom ten slotte de belangrijkste les die ik uit het boek opnieuw heb geleerd: preken is geen hopeloze bezigheid. De sprekende God staat garant voor Zijn eigen Woord.

A.J. Kunz

N.a.v. E. van ’t Slot Openbaringsnegativisme. Bonhoeffers kritiek op Barths actualistische geloofsbegrip. Uitg. Boekencentrum, Zoetermeer; 287 blz.; € 27, 90.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 december 2010

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Het geloof kent rust en duur

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 december 2010

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's