Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geen praal of pracht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geen praal of pracht

Koos van Doorne legt ander accent in zijn kerstpoëzie

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het ene kerstgedicht is het andere niet. Over de stal en de kribbe in Bethlehem kun je mijmeren en dromen. Er is ook andere kerstpoëzie. Koos van Doorne legt het accent op gesmaad, veracht.

J e kunt van Kerst een sfeervol en vertederend tafereel van maken. In allerlei kerstgedichten en kerstliederen kom je dat tegen. Bijvoorbeeld in een oud middeleeuws kerstgedicht:

Dat kindekijn speelde der moeder toe Mit zinen kleinen armkens, Het lachede oor alzo zoetelijke toe Mit bliden, blenkenden oogkens.

(Het Kindje maakte gekheid met de moeder/ Met Zijn kleine armpjes, / Het lachte haar zo lief toe/ Met blijde, schitterende oogjes.)

Gesmaad, veracht

Zulke verzen kom je bij de dichter J. (Koos) van Doorne niet tegen. Hij slaat andere tonen aan, zoals in zijn gedicht Kerstnacht:

Mijn Heer, wel zijt Gij arm geboren! Laag is Uw stand. Gij hebt het Joodse bloed verkoren; Gij zijt verwant aan schamele en dwaze lieden, gesmaad, veracht; het schouwspel dat Gij ons komt bieden, kent praal noch pracht.

Verderop in hetzelfde gedicht staan de regels:

Maar eenmaal zal, door elk verraden (ach, ook door mij), Gij staan met aller schuld beladen, Hoe zwaar die zij. Dit zijn heel andere accenten: gesmaad, veracht, met schuld beladen. De dichter benadrukt: Golgotha ligt in het verlengde van Bethlehem.

Een vergeten naam

Wie is deze dichter Koos van Doorne eigenlijk? Zijn naam is vrijwel weggevallen. Alleen oudere lezers die in de jaren zestig en zeventig geabonneerd waren op het dagblad Trouw zullen zich die misschien nog wel herinneren. Ook in oude bundeltjes met kerstgedichten kom je zijn naam nog wel eens tegen.

Koos van Doorne – hij leefde van 1908 tot 1984 – was romanschrijver, dichter en criticus. Uiteraard staan in dit artikel enkele van zijn kerstgedichten centraal, maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat Van Doorne als romanschrijver noch als dichter echt naam heeft gemaakt.

Nee, zijn grootste bekendheid kreeg hij als criticus. Zijn kritieken verschenen met name in Trouw, waaraan hij vele jaren verbonden was, en daarnaast in het naoorlogse protestants-christelijke literaire tijdschrift Ontmoeting (1946-1964), waarvan hij met C. Rijnsdorp, P.J. Risseeuw en D. van der Stoep een aantal jaren de redactie vormde.

Als criticus werd hij toen vaak in één adem genoemd met C. Rijnsdorp, de scherpzinnige en erudiete literatuurcriticus van het Rotterdammer-kwartet. Zijn principiële standpunt was dat een literaire kritiek in de eerste plaats moet aangeven of een tekst goed geschreven is, dus literair niveau heeft.

Een kritiek moet echter meer geven: signaleren wat de tendens is van het werk, welke ethiek erachter schuilgaat. In deze wereld is veel kwaad en hij was ervan overtuigd dat een schrijver daarvoor zijn ogen niet mag sluiten. Het ligt er wel aan hoe hij dat beschrijft: met plezier òf met deernis. Met plezier allerlei smerigheid beschrijven wees Van Doorne nadrukkelijk af, want dan is het spanningsveld tussen goed en kwaad verdwenen. Hij zag het leven, hoe moeilijk en ondoorgrondelijk ook, als een geschenk uit Gods hand. Deze literaire stellingneming is hem lang niet altijd in dank afgenomen.

Gebed om te begrijpen

De kerstgedichten van Koos van Doorne vloeiden niet tijdens een creatieve bui zomaar spontaan uit zijn pen. Hij schreef ze meestal op verzoek voor Trouw tijdens de jaren zestig en zeventig toen hij aan dat dagblad verbonden was. Dichten in opdracht dus. De thematiek die in zijn kerstgedichten geregeld terugkeert, is dat Bethlehem het begin is van een lijdensweg. Steeds weer zijn wij mensen geneigd om met vertedering te kijken naar het Kind in de kribbe. Alle eeuwen door. We vergeten o zo gemakkelijk de harde werkelijkheid van het kruis. Dan blijven we steken in ‘dromen’. Dat is de kern van Van Doornes indringende gedicht Gebed in de Advent.

Gebed in de Advent

Er is niet veel veranderd, Heer, sinds Bethlehem: Gij zijt voor ons een kind gebleven; om Die wij kruisten te Jeruzalem behoeft geen kerstvreugd prijsgegeven

Nu wij Uw dag weer zullen vieren bij kaarslicht en bij rode wijn, en onze woning zingende versieren omdat wij menen zonder kwaad te zijn,

doe, Heer, ons toch verschrikt begrijpen dat Golgotha begint bij Bethlehem: wie rond Uw stal slechts dromen rijpen, hij zoekt vergeefs een nieuw Jeruzalem.

De kernregel is zonder twijfel: Golgotha begint bij Bethlehem. Wie Bethlehem niet verbindt met Golgotha, blijft in ‘dromen’ steken en komt niet aan ‘begrijpen’ toe.

Blijdschap in diepere zin

Echte kerstvreugde is niet oppervlakkig. Het is blijdschap met een donkere rand: het besef van redding en Licht, maar ook van schaamte en schuld, van verlorenheid en duisternis. Die gedachte vormt de kern van Van Doornes gedicht Kerstvers.

Kerstvers

Nu Gij weer haast tot ons zult komen Heb ik niets dan mijn angstig hart, Geschonden door verdriet en dromen, een vogel in het net verward –

heb ik niets, dat ik U kan geven dan schaamte en ontgoocheling; de vruchten van een kostbaar leven dat tot een trage dood verging.

Ik zal Uw Kerstfeest eenzaam vieren daar ik niet in Uw stad durf gaan, afgunstig op de stomme dieren die snuivend rond Uw kribbe staan.

Maar Heer, dit niet alleen; mijn lijden is door Uw lijden weggedaan; daarom zal ik mij zeer verblijden; en, zo ik al moog buiten staan,

Uw licht doordringt al ’s werelds wanden.

O Kind, Gij Heer van al dat is zie, hoe verheugd mijn ogen branden: Uw licht is mijn behoudenis.

De donkere tonen zijn duidelijk: een ‘angstig’ hart, een ‘geschonden’ leven, vrees en schaamte om Bethlehem en de stal binnen te gaan. Maar Goddank: de duisternis heeft niet het laatste woord. Het Licht breekt door de muren van de wereld en onze persoonlijke afweer heen. Dat Licht is onze enige redding en daarmee eindigt het gedicht: ‘Uw licht is mijn behoudenis.’

J. de Gier

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 december 2010

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Geen praal of pracht

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 december 2010

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's