Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Op zoek naar ware aard Christus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Op zoek naar ware aard Christus

Christus: Engel naast God? [1]

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In zijn nieuwste boek stelt ds. A.F. Troost dat het vasthouden aan de Godheid van Jezus drempelverhogend werkt richting Joden en moslims. Zijn pleidooi om over Jezus als 'Engel naast God' te spreken, overtuigt echter niet.

Onlangs verscheen een nieuw boek van de protestantse predikant en dichter André F. Troost met als titel Engel naast God. De ondertitel Hoe goddelijk is Jezus? maakt duidelijk waar het ds. Troost om gaat: leert de Bijbel ons dat Jezus ‘zonder meer’ God genoemd kan worden? Of ligt het genuanceerder? Is het niet beter om over Jezus te spreken als Engel naast God? Weliswaar niet als één van de geschapen engelen, maar als Engel die uit God voortgekomen is (‘gegenereerd’) en die het hoofd is van alle engelen?

Kanttekening
De schrijver kwam op deze gedachte toen hij in de Statenvertaling de kanttekening las bij Genesis 16:7. In dit bijbelgedeelte lezen we dat de Engel des HEEREN Hagar opzoekt in de woestijn. Als kanttekening staat bij de Engel des HEEREN: ‘Dat is, het hoofd der engelen, de Heere Christus, die daarom ook HEERE genoemd wordt.’ Volgens de kanttekenaren valt de Engel des HEEREN samen met de HEERE. Ook al verschijnt Hij als een engel, Hij is géén engel, maar de HEERE Zelf (zie de kanttekening bij vers 13: ‘de voornoemde engel wordt uitdrukkelijk JEHOVAH genoemd’). Dit laatste gaat ds. Troost echter te ver. De Engel is niet God of de HEERE Zelf, maar Engel naast God. Waar de kanttekenaren spreken over de Engel des HEEREN als Christus, valt ds. Troost hen bij. Waar ze spreken over de Engel des HEEREN als God, wijst hij de kanttekenaren af.

Speurtocht
Naar aanleiding van deze ‘ontdekking’ begint ds. Troost aan een speurtocht door de Bijbel: is Jezus Christus zoals het Nieuwe Testament Hem tekent dezelfde als de Engel des HEEREN in het Oude Testament? Aan de hand van verschillende titels die het Nieuwe Testament aan Christus toekent, zoals‘de Zoon van God’, ‘de Mensenzoon’, ‘de eerste’, ‘de messias’ en ‘de rechter’, gaat hij dit na. En inderdaad, wat ds. Troost vermoedde, wordt volgens hem door de nieuwtestamentische gegevens niet weerlegd: er zijn geen bijbelse bezwaren om Jezus als Engel des HEEREN aan te duiden. Dat is beter dan Hem ‘zomaar’ God te noemen. Laten we met het positieve beginnen. Verschillende keren onderstreept ds. Troost dat het hem er niet om gaat ‘door middel van het stellen van zoveel mogelijk kritische vragen het fundament van het christelijk geloof te ondermijnen’ (9). Hij wil de Naam van Christus hoog houden die onze enige Verlosser en Redder is. Hij herkent zich dan ook niet in allerlei verwijten die aan zijn adres gemaakt zijn als zou hij een ‘loochenaar van het evangelie’ zijn (37).

Vergissen?
Naar eigen inzicht loochent ds. Troost niets, maar is het zijn bedoeling het Evangelie op een goede wijze te communiceren met anderen. Daarbij stuit hij wel op vragen die hij niet zomaar naast zich kan neerleggen. Zoals deze vraag: hoe kan de Zoon van God tegelijkertijd waarachtig God zijn als de Zoon van God de dag van Zijn wederkomst niet weet? ‘Was Christus dan een mindere God, met een beperking qua kennis, een soort tweederangs God? Als Jezus helemaal God is, moet Hem toch alles bekend zijn wat aan de Vader ook bekend is? En als dat niet zo is, kun je toch die twee, de Vader en de Zoon, niet zomaar aan elkaar gelijkstellen?’ (11). Duidelijk borduurt de schrijver verder op het thema dat in zijn vorige boek Dat Koninkrijk van U. Hoe kan Jezus de messias zijn? uitvoerig aan de orde is gekomen, namelijk dat Jezus Zich vergist zou hebben over de datum van Zijn wederkomst. Vergissen is echter menselijk. Jezus is voluit mens, dus kan Hij zich ook vergist hebben. In zijn vorige boek schemert al door dat Christus niet ‘zonder meer’ God kan zijn. In zijn nieuwste boek wordt dat verder uitgediept.

Lastige vragen
Nu zal het waar zijn dat we lastige vragen niet moeten en mogen omzeilen. De bijbellezer van nu laat zich niet met een kerkelijk kluitje in het riet sturen, stelt de auteur terecht. Doordenking van lastige vragen is in onze tijd geboden. Daar heeft de auteur een punt. Zeker ook met het oog op hen die belangstelling hebben voor het christelijk geloof en zoekend zijn, maar die hun kritische vragen niet inslikken. De missionaire opdracht die we als kerk hebben richting degenen ‘die buiten zijn’, is voor de schrijver het belangrijkste argument waarom hij zijn kritische vragen stelt. In zijn werk als pastor en missionair predikant in hartje Amsterdam liep hij in het verleden meer dan eens tegen vragen aan met betrekking tot de tweenaturenleer en de leer van de Drieeenheid. Vragen die door monotheïstische godsdiensten als het Jodendom en de islam in onze dagen steeds indringender worden gesteld. ‘Ik ben tot het inzicht gekomen dat de christelijke kerk al eeuwenlang op een bijna hooghartige wijze heeft gesuggereerd oneindig veel beter dan Joden en moslims te weten wie Jezus exact was en is: de tweede persoon van de goddelijke Drie-eenheid’ (13). Terecht stelt ds. Troost dat we moeilijke vragen niet naast ons kunnen neerleggen. Iedere tijd vraagt dat we als christenen rekenschap afleggen van de hoop die in ons is. En dat aan een ieder die dat van ons vraagt.

Vleesgeworden Woord
Maar, en dan komen we bij een aantal opmerkingen van kritische aard: is de prijs die we betalen voor de ‘oplossing’ die ds. Troost aanreikt, niet veel te hoog? Allereerst is er het nodige af te dingen op de exegese van bepaalde Schriftgedeelten. Ds. Troost gaat een aantal teksten uit het Nieuwe Testament langs die tot op de dag van vandaag geciteerd worden om de godheid van Jezus te ‘bewijzen’. Al deze teksten sneuvelen bij ds. Troost als ‘bewijsplaats’. Ook de vier meest ‘lastige’ teksten uit de johanneïsche literatuur: 1 Johannes 5:20; Johannes 1:1,2; Joh.1:18 en Johannes 20:28, die als ‘bewijsplaats’ van Jezus’ godheid opgevoerd worden, willen volgens ds. Troost niet meer zeggen dan dat Jezus van een andere orde is, theos, goddelijk van aard (148).’ Redenerend vanuit de aanname dat de Engel des HEEREN niet aan God gelijk kan zijn, worden de teksten die als ‘bewijsplaats’ voor Jezus’ godheid gehanteerd worden, door ds. Troost ‘naar beneden’ bijgesteld. Zo wordt over de belijdenis van Thomas ‘mijn Heere en mijn God’ gezegd dat dit mogelijk een uitroep van verwondering is geweest, zoals wij in onze tijd wel eens in ontzetting roepen: ‘Mijn God!’ Echter: zo’n uitleg van dit Schriftwoord doet geen recht aan de intentie van Johannes 20 en klinkt zelfs wat banaal. We voelen ons meer thuis bij H. Ridderbos, die in zijn Het evangelie naar Johannes, deel 2, opmerkt dat in de belijdenis van Thomas het Johannes-evangelie zijn hoogtepunt bereikt en terugkeert tot zijn uitgangspunt in de proloog, ‘nl. dat in de komst en het werk van Jezus als de Christus het Woord, dat in den beginne bij God was en dat God was, is vlees geworden en onder ons heeft gewoond.’ De terloopse opmerking van ds. Troost dat wij in onze tijd niet gehouden zijn de belijdenis van Thomas – mocht deze al bedoeld hebben om Christus als God te belijden – over te nemen omdat deze slechts van Thomas stamt, is Schriftkritisch van aard.

Hebreeën
Een aantal teksten blijft in de bespreking van ds. Troost buiten schot, zoals Hebreeën 1:8-9, waar Psalm 45 wordt aangehaald. In de geciteerde psalm wordt de Zoon van God als God aangesproken. In Hebreeën 1 wordt duidelijk afstand genomen van de Joodse engelenleer van die dagen. Er wordt volstrekt geen opening gegeven voor de gedachte dat Jezus (wel eens) een Engel zou (kunnen) zijn of misschien wel de Engel des HEEREN van het Oude Testament is. Trouwens, nergens in het Nieuwe Testament wordt Jezus een engel genoemd. In de vroegchristelijke kerk zijn er weliswaar theologen geweest die er geen moeite mee hadden om Christus ‘een wezen uit de hoge hemelse engelenwereld te noemen’ (163), maar wat theologen zeggen, valt buiten de canon van de Schrift. Dat in het Nieuwe Testament geen enkele duidelijke verwijzing naar Jezus als engel te vinden is, zou de schrijver voorzichtiger hebben moeten maken in het trekken van conclusies. Ook al zien wij met de kanttekenaren in de Engel des HEEREN de Persoon van Jezus, wil dat nog niet zeggen dat het omgekeerde ook waar is, namelijk dat Jezus volgens het Nieuwe Testament niet meer is dan de Engel des HEEREN.


‘Engel naast God. Hoe goddelijk is Jezus?’ van André F. Troost verscheen bij uitg. Boekencentrum, Zoetermeer;
208 blz.; € 16,50.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 maart 2011

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Op zoek naar ware aard Christus

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 maart 2011

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's