Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Heiliging en geestelijke groei

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Heiliging en geestelijke groei

Betekenis puriteinen voor geloofsbeleving nu [2]

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De blijvende aanwezigheid en verleidende kracht van de zonde roept de vraag op hoe en in hoeverre puriteinen spreken over groei in het christenleven.

Voortgang in het christenleven is in puriteinse optiek allereerst groei in de kennis van Christus. Hoe meer de gelovige wordt geconfronteerd met de gebrokenheid van het christenleven, des te meer krijgt het volbrachte werk van Christus en de rechtvaardiging voor hem betekenis. De centrale plaats van Christus en de rechtvaardiging vinden we bij de puriteinen doorlopend, bijvoorbeeld bij Thomas Brooks.

Arme zielen die de uitnemendheid niet zien van die rustplaats die God voor hun zielen heeft aangewezen om neer te liggen, gaan van berg naar heuvel, van de ene plicht naar de andere, hier zullen ze rusten en daar; maar zielen die de uitnemendheid zien van de rustplaats die God voor hen heeft klaargemaakt, zullen zeggen: ‘Vaarwel gebed, vaarwel gehoor, vaarwel vasten etc. Ik zal niet meer in u rusten, maar ik rust alleen in de schoot van Christus, de liefde van Christus, de gerechtigheid van Christus (Works I, 90-91).

Luther
De kwestie van geestelijke groei wordt in puriteinse optiek ook benaderd vanuit de levensvernieuwing of wedergeboorte. Het nieuwe leven van de wedergeboorte is bestemd onder leiding van de Heilige Geest uit te groeien, maar het kan ook kwijnen. Deze notie geeft een onderscheid aan met Luther, die christologie en pneumatologie zo nauw met elkaar lijkt te verbinden dat ze samenvallen. Het geloof leeft van begin tot eind uit de rechtvaardiging van de goddeloze, het medicijn tegen vertwijfeling en wanhoop. We treffen deze notie ook sterk aan bij de door Luther beïnvloede John Bunyan. Ook komen we dit accent op de rechtvaardiging tegen bij de zogenaamde antinomianen, een opmerkelijke onderstroom van de Londense puriteinse gemeenschap in de eerste helft van de zeventiende eeuw. De puriteinse hoofdstroom geeft echter aan de pneumatologie een grotere zelfstandigheid ten opzichte van de christologie. Daardoor kan men het geestelijke leven praktischer benaderen en uitwerken, weliswaar in het kader van de geestelijke gemeenschap met Christus, maar ook in relatie tot de leiding van de Heilige Geest en de verantwoordelijkheid van de gelovige. Aan de orde komen dan bijvoorbeeld de omgang met de Schrift, meditatie en gebed, de gehoorzaamheid aan Gods geboden, de omgang met lijden en beproevingen, de geestelijke strijd tegen zonde en duivel. Puriteinen stellen doorlopend: door trouw gebruik van de middelen groeien – onder leiding van Gods Geest – de genadegaven van geloof, hoop en liefde, terwijl de kracht van zondige begeerten wordt teruggedrongen. Op het specifi eke terrein van de geestelijke strijd zijn voorlopige overwinningen op satan en zonde mogelijk. Door een slordig gebruik van de genademiddelen daarentegen kwijnt het geestelijke leven, waardoor innerlijke en uiterlijke zondige invloeden toenemende speelruimte krijgen. Ondanks het genoemde onderscheid met Luther vertoont de puriteinse visie op de heiliging en de geestelijke groei grote overeenkomst met de hervormer: de groei van het geestelijke leven is namelijk geen rechte lijn naar boven. Vooral Owen heeft uitvoerig geschetst hoe de zonde een blijvende werkelijkheid is in het christenleven en door nalatigheid van de gelovige verraderlijk kan toeslaan. De gemeenschap met Christus en de daarin besloten rechtvaardiging blijven dan ook centrum en rustpunt van het geloof. De gelovige blijft in eigen oog een bedelaar die van genade leeft en in die gestalte voortgaat op de geloofsweg.

Zonde
Wat kunnen wij leren uit de puriteinse nadruk op de zonde, zowel rond het geloofsbegin als in het geloofsleven. Ik noem enkele dingen. 1) In zijn recente boekje Is God terug? gaat prof. A. van de Beek nogal uitvoerig in op de zonde en zegt: ‘Als het even kan, dan niet te veel over de zonde! Zo zit de kerk in elkaar en als het dan toch over zonde moet gaan dan over vergeving van de zonde, want zondevergeving is nu eenmaal Gods beroep’ (76). Even verderop: ‘Als het in de kerk niet meer over de zonde gaat, kan het dan nog over genade gaan? Als het niet meer over zonde gaat, kunnen we het dan nog over God hebben? Dan gaat het in elk geval niet meer over deze God: Jezus Christus. Dan gaat het hooguit over een God die we zelf hebben geconstrueerd met onze verlangens en projecties, want een andere echte God is er niet. Er is immers maar één Middelaar tussen God en mensen. Want er is maar één God’ (78). De puriteinen hebben de aanklagende functie van de wet geaccentueerd om aan te geven hoe het evangelie van Christus klinkt tegen de achtergrond van onze verlorenheid en hoe Christus persoonlijke betekenis krijgt in de weg van ontdekking aan de zonde. Vervaagt deze tweeslag, dan is het gevaar reëel dat de verwondering over Gods verlossing plaatsmaakt voor vanzelfsprekendheid met als gevolg oppervlakkigheid. Het is natuurlijk wel de vraag hoe de zonde in de prediking ter sprake komt. Puriteinse auteurs maken op dit punt een dubbele beweging: van concrete zonden naar het verdorven hart en van het zondige hart naar concrete levensuitingen. De puriteinse nadruk op schuldbesef en schuldbelijdenis houdt ook in dat men sterke nadruk legde op bekering als een principiële breuk met de zonde en het oude leven. Men was bang dat een oppervlakkig schuldbesef een oppervlakkig christenleven zou meebrengen, waarin het kwaad niet radicaal genoeg wordt bestreden. Hiervan kunnen we eveneens leren. Is een oppervlakkige visie op de zonde in het christenleven niet te herleiden tot een vluchtige en oppervlakkige ontdekking aan schuld? Moeten we dan niet indringender en ernstiger over de zonde denken en spreken?

Heilig leven
2) We kunnen ook als voorgangers veel leren van de puriteinse opwekking tot een heilig leven alsook van de ernst waarmee zij de zonde in het christenleven beschrijven om de gelovigen aan te sporen tot geestelijke tegenstand. Op de eind oktober 2010 in Heidelberg gehouden Conference on Reformed Theology werd een uitspraak aangehaald van de negentiendeeeuwse Schotse predikant Robert Murray MacCheyne: ‘Wat mijn gemeenteleden het meest nodig hebben, is mijn persoonlijke heiligheid.’

Als predikanten struikelen
Een spreker, dr. John D. Payne, zei het volgende. ‘Gods genade mag geen excuus zijn voor geestelijke luiheid, maar moet ons motiveren om te groeien in godzaligheid. Ons toenemen moet voor de gemeente zichtbaar zijn.’ Hij waarschuwde in het bijzonder voor de ‘epidemie van pornografie onder predikanten en theologiestudenten’. ‘Ik heb tal van mannen op bezoek gehad van wie het leven voorbeeldig lijkt, maar die in de studeerkamer in tranen belijden dat ze porno kijken, soms al jaren.’ We zijn dus tot zegen voor de gemeente als we zelf groeien in toewijding aan God en van daaruit de zonde krachtig bestrijden. Onze studeerkamer is een stille plaats waar we vele uren doorbrengen voor de overdenking van het Woord en voor andere bezigheden. Toch kan het ook een plaats zijn waar verborgen zonden naar boven komen en voortwoekeren. Het is aangrijpend als predikanten struikelen op financieel of seksueel terrein. Geeft dit niet de bittere en dringende noodzaak aan om allereerst de zondige hartstochten in Gods kracht te bestrijden?

3) De puriteinse visie op het christenleven is nog steeds actueel. Enerzijds is de geestelijke verlossing al werkelijkheid in de gaven van vergeving, vernieuwing en volharding (Romeinen 5, 6 en 8). Anderzijds is er vanwege innerlijke zondigheid en uiterlijke gebrokenheid sprake van voorlopigheid (Romeinen 7), zodat de rechtvaardiging van de goddeloze een centrale geloofswerkelijkheid blijft. Geestelijke groei betekent dat een diepere kennis van de persoonlijke zondigheid samengaat met een diepere kennis van het heil in Christus. In nauwe samenhang daarmee geeft de benadering vanuit de wedergeboorte en de leiding van Gods Geest de puriteinen gelegenheid het christenleven praktisch-pastoraal te benaderen. De gelovige is geroepen in afhankelijkheid van de Heilige Geest de genademiddelen te gebruiken. Tegelijk dient hij de tegenkrachten van het christenleven, zoals de duivel en het vlees, te bestrijden. Juist de praktisch-pastorale invalshoek levert talloze wenken op waarmee we onze winst kunnen doen. De puriteinse nadruk op het christenleven als een levenslang gevecht met zondige begeerten, gewoonten en praktijken is wel uitgelegd als een sombere en zelfs ziekelijke visie op het bestaan, waarin de nadruk valt op zelfonderzoek en zelftucht en waarin nauwelijks plaats is voor noties als genieten en vreugde. Deze kritiek is echter niet terecht, want behalve het accent op de geestelijke strijd tegen de zonde krijgen ook andere aspecten uitvoerig aandacht, zoals de liefde tot God, de geloofszekerheid, de christelijke hoop en de kracht van het geloof.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 maart 2011

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Heiliging en geestelijke groei

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 maart 2011

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's