Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

God uit God, Licht uit Licht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

God uit God, Licht uit Licht

Christus: Engel naast God? [2, slot]

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

In zijn nieuwste boek stelt ds. Troost dat Christus niet ‘zomaar God is’. Dit heeft verstrekkende gevolgen voor de leer aangaande onze verlossing.

Ds. Troost ontkent niet dat God Zich in Christus ten volle heeft geopenbaard. Uiteindelijk is Gods openbaring in Christus het hart van het Evangelie. Daar tornt Troost niet aan. Het gaat Troost echter om de manier waarop wij over Christus spreken in relatie tot Israël. Hij illustreert dit aan de woorden ‘zon’ en ‘zonlicht’. Soms gebruiken we het woord ‘zon’, terwijl we ‘zonlicht’ bedoelen. Wanneer we bijvoorbeeld zeggen dat door een kier van de gordijnen de zon naar binnen schijnt, dan bedoelen we daarmee niet de zon in eigenlijke zin, maar het schijnsel van de zon, het zonlicht. Zo is het volgens ds. Troost ook met de Naam van Jezus. Mocht Hij al God genoemd worden in het Nieuwe Testament, dan moeten we dat niet lezen als zou Hij ‘zon’ zijn (dat is God de Vader alleen), maar dan hebben we het over ‘zonlicht’ (dat wat door God is gegenereerd, namelijk de Zoon).

Winst?
Al met al klinkt het niet overtuigend wat ds. Troost voorstelt. We vragen ons af wat voor winst er te halen valt wanneer we voortaan belijden dat Jezus ‘niet zomaar’ God is. De leer van de twee naturen en de Drie-eenheid is na veel doordenking (en strijd) geformuleerd. Moeten we terug naar de tijd voordat deze belijdenis tot stand kwam? Vraagt onze tijd een herziening van de christologie? Wanneer één steentje wordt losgewrikt, heeft dat gevolgen voor andere bouwstenen. Niet dat angst ons mag leiden en wij onze ogen sluiten voor moeilijke vragen. Ook een vraagteken dat gezet wordt bij de formulering van een belijdenistekst is niet per defi nitie een aanval van de boze (iedere formulering is en blijft mensenwerk). Maar er gaat te veel schuiven als we ds. Troost in zijn redenering volgen. We denken aan de belijdenis omtrent de Heilige Geest. Hoe lang kunnen we nog spreken over de Heilige Geest als waarachtig God, wanneer we bijvoorbeeld lezen dat de Zoon en de Geest als hemelse pages de Eeuwige fl ankeren en dat Christus samen met de Heilige Geest God terzijde staat (179)?

Verlossing
Wanneer Jezus niet ‘zomaar God is’, heeft dat gevolgen voor de soteriologie, de leer aangaande onze verlossing. Het Oude Testament kent maar één Verlosser er dat is God. Het Nieuwe Testament gaat in hetzelfde spoor: ICHTHUS, Jezus Christus, Zoon van God, Redder. In Zijn hele optreden doet Jezus dingen die alleen God doet. Al heel vroeg hebben Joodse christenen Christus als God aanbeden, terwijl het diep verankerd ligt in het Jodendom (en bij Paulus, vgl. Romeinen 1:25) dat schepselen niet aanbeden worden. Nu is Jezus volgens ds. Troost geen schepsel (hij distantieert zich van Arius), maar zou Jezus ooit in zo’n vroeg stadium van de kerkgeschiedenis als God zijn aanbeden als er in die tijd al diepgaande aarzelingen bestonden met betrekking tot het God-zijn van Jezus?

Israël en islam
Zoals gezegd wil ds. Troost de kritiek van Israël en de islam recht doen in de hoop dat we als kerk samen met hen Christus zullen belijden. ‘Hartstochtelijk zouden alle volken (joden, christenen, moslims incluis) kunnen uitzien naar de ene engel des Heren, in wie de Eeuwige al meer dan eens naar ons toe gekomen is. Vooral onder invloed van de Helleense cultuur is Christus meer en meer beschouwd als een tweede god. Geen wonder dat dit de toch al bestaande joodse twijfel en weerstand aanwakkerde. Dit alles heeft uiteindelijk geleid tot het grote schisma tussen Jeruzalem en Rome.’ (191) Wat ds. Troost hier signaleert, is niet nieuw. Ook in het verleden zijn de nodige pogingen gedaan Israël op dit punt ‘tegemoet te komen’. W. Aalders in Antwoord op de Godsverduistering gaat op dezelfde vragen in. Het geloof in de Godheid (niet in de goddelijkheid) van Christus is het struikelblok bij uitnemendheid voor Jodendom en islam, zo stelt hij (143).

Athanasius
Aalders wijst op de strijd van Athanasius tegen de arianen. Voor Athanasius is het hart en de kern van het Evangelie, dat de eeuwige God in Christus Zelf in de wereld is afgedaald om ons te redden van het verderf en om ons Zijn heerlijkheid deelachtig te maken. In Christus is God Zelf het subject van onze verlossing (2Kor.5:18). Een fundamentele tekst voor Athanasius is Filippenzen 2:5-11, waar we lezen dat ‘Christus het Gode gelijk niet als een roof (als een angstvallig vastgehouden goed) heeft geacht’ (145). Christus is niet vanuit het lagere tot het hogere opgeklommen. Nee, verlossing is principieel een zaak van hoog naar laag. God heeft de gestalte van een dienstknecht aangenomen.

De verhouding van het Woord, de Logos, tot de Vader is er één van volkomen en wezenlijke gelijkheid, waarbij de persoonlijke onderscheidenheid van de Vader en het Woord bewaard blijft. Het volkomen God-zijn van het Woord staat echter vast. Wie daaraan tornt, tornt voor Athanasius aan de verlossing. Voor Arius en de arianen was het onmogelijk deze gedachtegang mee te maken. De wezenlijke gelijkheid van de Zoon aan de Vader tast volgens hen Gods volstrekte ‘eenheid’ en ‘eenvoudigheid’ aan zoals dit in het ‘Sjema’ van Israël is verwoord. Het arianisme, concludeert Aalders, erkent wel de goddelijkheid, maar niet de Godheid van Christus.

Nicea
Tegen de achtergrond van de strijd die gevoerd is over de belijdenis van de Godheid van Christus houden we ons bij het magistrale woord uit de geloofsbelijdenis van Nicea: God uit God, Licht uit Licht en kunnen we de bijdrage van ds. Troost niet zien als een stap voorwaarts, maar als een stap terug. Het is Joods noch helleens om te belijden dat Jezus God is. Die belijdenis is vrucht van Gods openbaring die de wijsheid van deze wereld ver te boven gaat en ons denken overstijgt: God, geopenbaard in het vlees. Ds. Troost ergert zich aan de tamelijk hooghartige wijze waarop christenen over Christus als God gesproken hebben, maar is het overweldigd worden door de Zelfopenbaring van de opgestane Christus (zoals bij Thomas) hooghartigheid of is het ootmoedig naspreken van wat God in Zijn Woord en door Zijn Geest ons heeft geopenbaard? Jezus Christus: God uit God, de Zon (en niet alleen het zonlicht) der gerechtigheid. Er is dan ook geen reden te spreken over Christus als quasi Deo, ‘als voor God’ (164). Met Nicea belijden we – ook in de missionaire context van onze dagen – met hart en mond: Jezus Christus, waarachtig God uit waarachtig God.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 maart 2011

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

God uit God, Licht uit Licht

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 maart 2011

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's